Home Overzicht Atse Kroegers laatste vlucht

Atse Kroegers laatste vlucht

1
Een Fokker C.XIVw begin 1939 op de helling van het Marinevliegkamp Schellingwoude. Het toestel werd gebruikt als verkenner en voor de gevorderde opleiding.

Weinig bewoners van het Zeeburgereiland weten dat hun eiland een heus vliegveld heeft gekend. In mijn zoektocht naar de geschiedenis van het Marinevliegkamp Schellingwoude stuitte ik bovendien op de noodlottige geschiedenis van een van mijn voorvaderen.

Tekst Tineke Kalk | Foto’s NIMH | IJopener

De Nederlandse legerleiding kocht in 1913 een stuk heide bij Soesterberg om de Luchtvaartafdeling van de Landmacht onder te brengen. Dit na aanvankelijke scepsis, want vliegen werd in die tijd vooral gezien als een sport voor waaghalzen. Onder de leus ‘Geeft de vloot ook vleugels’ voerde de jonge marineofficier Rambaldo, een ballonvaarder, met enkele marineofficieren campagne ‘voor een eigen Marinevliegdienst.’ In de Defensiebegroting van 1914 trok men geld uit voor de aankoop van watervliegtuigen. Toen kort daarna de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werd levering van watervliegtuigen uit de meeste landen onmogelijk. Wel weken de nodige vliegtuigen van de oorlogvoerende landen uit naar het neutrale Nederland, waarna internering van deze machines volgde. De landvliegtuigen kwamen op Soesterberg terecht, maar waar moest men naartoe met de watervliegtuigen? De keuze viel op het Zeeburgereiland.

Het eerste marinevliegkamp
De militairen van de Oranje Nassaukazerne gebruikten de zuidwesthoek van het Zeeburgereiland al vanaf 1910 voor hun schietoefeningen. Maar dat was niet de belangrijkste reden om voor dit eiland te kiezen: het bevond zich binnen de Stelling van Amsterdam, dichtbij de hoofdstad. Bovendien ondervonden de vliegtuigen bij het manoeuvreren op het Buiten-IJ over het algemeen weinig hinder van stroming of golfslag. Aan de noordzijde van het eiland verrees een houten loods op palen die plaats bood aan drie kleine watervliegtuigen. Het ‘vliegterrein’ had een watervlakte van ongeveer 2,5 bij 2,5 km en was gelegen in wat nu het IJmeer is, direct ten oosten van de strekdam. Maar het kwam ook voor dat er in het Buiten-IJ werd geland en opgestegen.

Op 17 april 1916 was het eerste marinevliegkamp(MVK) Schellingwoude een feit. Een jaar later volgde de oprichting van de Marineluchtvaartdienst(MLD). Pas toen deden de (onder)officieren-vliegers en vliegtuigmakers officieel hun intrede in de marine. Datzelfde jaar kreeg Nederland de beschikking over in de Verenigde Staten aangeschafte Wright Martin-watervliegtuigen. Vier daarvan stationeerde de marine voorlopig op Schellingwoude.

Een blik vanuit de lucht op Marinevliegkamp Schellingwoude in de eerste helft van de jaren twintig. Naast de kleinere vliegtuigloods uit 1916 is inmiddels een grotere hangar met hellingbaan gebouwd.

Verborgen verleden
Behalve MVK Schellingwoude waren er ook vliegkampen in gebruik bij De Mok op Texel, Veere op Walcheren en De Kooy bij Den Helder. De Kooy werd het belangrijkste opleidingscentrum, niet alleen voor vliegers, maar ook voor vliegtuigmakers. Wie voor die laatstgenoemde functie in aanmerking wilde komen, moest tijdens het interbellum een eersteklas vakman zijn met kennis van hout, linnen, motoren en metaalconstructies.

In mijn zoektocht naar de geschiedenis van MVK Schellingwoude kwam ik op het internet de historische kalender van de Stelling van Amsterdam tegen. Bij het item MVK Schellingwoude zie ik dat op 1 augustus 1919 een crash plaatsvond met het watervliegtuig Friedrichshaven FF-33, registratie LV-15. De naam van het dodelijke slachtoffer is, tot mijn verbijstering, sergeant vliegtuigmaker Atse Sijtse Kroeger, roepnaam Atse. De oudere broer van mijn opa! Uit de gegevens die het Nederlands Instituut voor Militaire Historie mij desgevraagd toezond, maakte ik op dat hij na zijn opleiding voor vliegtuigmaker niet op Schellingwoude gestationeerd werd, maar in Veere.

De Eerste Luchtvaart Tentoonstelling Amsterdam (ELTA)
Na het einde van de Eerste Wereldoorlog besefte Nederland dat de omringende landen door hun oorlogsdeelname veel ervaring hadden opgedaan met de militaire luchtvaart. Ook op het gebied van de burgerluchtvaart liep ons land achter. Een tentoonstelling over de luchtvaart leek een goed idee.

Op het dak van de rouwauto bevond zich een krans in de vorm van een vliegtuig

Eerste luitenant-vlieger Albert Plesman was een van de drijvende krachten achter het comité dat maar liefst zeven erevoorzitters kende, waaronder de Ministers van Oorlog, Waterstaat, Binnenlandse Zaken, Landbouw, Nijverheid en Handel. Gekozen werd voor Amsterdam-Noord omdat daar genoeg ruimte vrij was voor de tijdelijke aanleg van een vliegveld waar land- en watervliegtuigen goed konden landen. Het tentoonstellingsveld bevond zich tussen het Johan van Hasseltkanaal en de Papaverweg, en tussen het Mosveld en het Ridderspoor.

Crash
Op 1 augustus 1919, de eerste dag van de tentoonstelling, stuurde de marine twee watervliegtuigen uit De Mok en twee uit Veere om de opening op te luisteren. Luitenant ter zee tweede klasse G.W.Bakker bestuurde een van de twee vliegtuigen uit Veere. Vliegtuigmaker Atse Kroeger kwam mee voor het onderhoud. Het vliegtuig maakte eerst een landing op Schellingwoude voordat de landing op het Buiten-IJ voor de ogen van de talrijke genodigden zou volgen.

Over wat er precies die vrijdagmiddag gebeurde, zijn de kranten die ik digitaal geraadpleegd heb niet eenduidig. Bij mijn bezoek aan de Traditiekamer, het indrukwekkende museum van de MLD in Den Helder, opperde Wilfred Muilwijk dat een te korte draai met een te lage snelheid de meest waarschijnlijke oorzaak is van de crash. Het vliegtuig stortte neer op het dak van een loods die behoorde tot wasserij De Lelie (‘De Lelie’ wascht blank als ’n lelie) aan de Asterweg 17-19. Sergeant vliegtuigmaker Kroeger werd ‘zieltogend’ het fabriekje binnengedragen, waar hij enige ogenblikken later overleed. Luitenant G.W.Bakker liep slechts enkele bloeduitstortingen op aan zijn dij.

In een telegram sprak H.M. Koningin Wilhelmina haar deelneming uit

Bewijzen van deelneming
Een paar dagen later werd de 33-jarige Atse Kroeger begraven op begraafplaats Vredenhof. Langs de Haarlemmerweg, de weg naar de begraafplaats, stonden drommen mensen. Het doffe geluid van een omfloerste trom en het schrille geluid van een pijper kondigde de lijkstoet aan. Voor de onder kransen bedolven lijkwagen schreed het vuurpeloton van de mariniers. Boven op het dak van de rouwauto bevond zich een bloemstuk in de vorm van een vliegtuig van de Engelse afdeling van de ELTA.

Voor de weduwe stelde het voltallig aanwezige bestuur van de ELTA op voorhand duizend gulden beschikbaar. In een telegram sprak H.M. Koningin Wilhelmina haar deelneming uit.

Op de ELTA werd voor de weduwe gecollecteerd en ook de opbrengst van de Dameskroniek van de Sumatrapost ging naar haar. Generaal Snijders wees er in zijn toespraak op dat sergeant Kroeger tot de lichting van de eerste watervliegtuigmakers behoorde. Aan het eind van de begrafenis sprak ‘een broer namens de familie’ een dankwoord uit. Dat kan niemand anders dan mijn opa zijn geweest. Een jaar later betuigde de weduwe Kroeger-Schnieder in het Algemeen Dagblad haar diepgevoelde dank voor de vele bewijzen van deelneming.

Het einde
Toen de ELTA op 14 september sloot, stond de luchtvaart ook in Nederland definitief op de kaart. Maar bij defensie beschikten ze over onvoldoende budget om drie marinevliegkampen in stand te houden. In 1923 verhuisden alle watervliegtuigen naar De Mok. Schellingwoude werd alleen nog gebruikt als tussenstop van Nederlandse en buitenlandse watervliegtuigen. Pas aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog nam het belang van Schellingwoude weer toe. Fokker werkte hier aan de eindmontage van haar F-VIII torpedobommenwerpers, waarna de nieuwe toestellen ingevlogen worden.

Tijdens de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog gebruikte de Luftwaffe MVK Schellingwoude als Seeflughaven en later als opleidingsinstituut voor nieuwe vliegtuigbemanningen. Toen in 1944 de laatste Duitse watervliegtuigen vertrokken, betekende dat het einde van de watervliegactiviteiten op het Buiten-IJ.

Na de oorlog woonde mijn opa nog een keer een grote militaire begrafenis bij met kransen, toespraken van hoogwaardigheidsbekleders en muziek van de militaire kapel. Op een mooie meidag, 29 mei 1947, kwamen twee militaire vliegtuigen bij de landing op het vliegveld Gilzen-Rijen om onverklaarbare reden met elkaar in botsing. De bemanningen van de beide vliegtuigen, twaalf jonge mannen, kwamen hierbij om. Een van die jonge mannen was een dertigjarige sergeant telegrafist, Wim Kroeger, mijn opa’s enige zoon.

_____

Geraadpleegde literatuur

  1. P.E. (Erwin) van Loo: Hydroplanes boven Amsterdam: de geschiedenis van marinevliegtuigkamp Schellingwoude in Marineblad juni 2016.
  2. Geldhof: 70 jaar Marineluchtvaartdienst,  1987, Uitgeverij Eisma, Leeuwarden.

 

Vorig artikelJan Rothuizen, de tekenende verhalenverteller
Volgend artikelBurgemeester buizerd

1 REACTIE