Home Overzicht Bianca van Dillen: eigenzinnige danseres

Bianca van Dillen: eigenzinnige danseres

0
De enige in de hele Indische Buurt die Bianca heette: danseres Bianca van Dillen.

Het huis op twee hoog in de Niasstraat, met die gezellige erker, is allang afgebroken. Net als het gebouwtje waar ze haar danscarrière begon. Veel is veranderd in de Indische Buurt, maar als ze haar ogen dichtdoet is Bianca van Dillen, een van de pioniers van de postmoderne dans in Nederland, zo weer terug in die tijd.

Tekst Tineke Kalk | Foto Marcel de Cnock | IJopener

Het is een ervaring die haar leven zal veranderen. Alleen weet ze dat dan nog niet. Het is 1951 en ze is nog geen vijf jaar, als ze aan de hand van haar moeder het houten gebouwtje met de groen geschilderde Zaanse planken, het Flevoclubhuis op de Zeeburgerdijk, binnengaat. Straks zal ze voor het eerst dansles krijgen, maar nu zijn er nog geen andere kinderen of dansdocente te zien. Ergens in het gebouw hoort het kind muziek. Ze laat de hand van haar moeder los en rent naar het lokaal waar de klanken vandaan komen. Daar zit een jonge conservatoriumstudent achter de vleugel de etudes van Heller in te studeren; niet de meest

opwindende muziek, maar voor de kleine Bianca pure magie. Later zal ze er als choreografe op staan dat haar balletten op live muziek uitgevoerd worden.

Een witte buurt nog
Van haar jeugd in de Indische Buurt herinnert zij zich de speeltuin en een korfbalveld, vlakbij haar huis. Haar kleuterschool Kindervreugd zit naast het Flevoclubhuis. Even verderop kom je bij het abattoir waar Wimpie, haar buurjongen, werkt. Als hij in zijn bebloede overall thuiskomt, ruikt het hele trappenhuis ernaar. Het is het voor-aardgas tijdperk en Bianca haalt samen met haar moeder kolen bij de kolenboer. Tenminste als er genoeg geld is, want anders moet er genoegen genomen worden met geperst kolengruis, eierkolen genaamd.

‘Als kind danste ik in Brabants bont katoen in plaats van tule’

De Indische Buurt is nog een overwegend witte buurt met hier en daar een kleurtje in de vorm van wat Indonesiërs en Chinezen. De meisjes in de buurt luisteren naar namen als Annie, Corrie, Trees of Lies. Zij is de enige in de hele buurt die Bianca heet. Haar vader heeft haar die naam gegeven. In de oorlog was hij opgepakt en naar Duitsland afgevoerd om voor de Duitsers te werken in een Arbeitslager bij Hannover. Met de sigaretten die haar moeder hem opstuurde, stapte haar vader naar de Italiaanse kok om zijn karige rantsoen aan te vullen. ‘Niente’, was meestal het antwoord. Als er al iets te ruilen was, dan betrof het ‘nera’, bruin brood. Bij hoge uitzondering luidde het antwoord: ‘Bianca’.

Etudes van Heller
Bianca blijft enig kind en dat is misschien maar goed ook. Haar moeder heeft haar handen vol aan de overactieve peuter. Alles moet beklommen worden, overal wordt omheen gerend en dat alles op een te kleine verdieping. Misschien dat dansles iets voor deze stuiterbal is. En zo maakt Bianca kennis met dansles. Van mevrouw Zwager, een Indonesische danseres die na bevrijd te zijn uit het Jappenkamp naar Nederland is gekomen en daar dansles geeft, mag Bianca een uurtje eerder komen. Op de etudes van Heller gaat ze dan helemaal los: van op haar hoofd staan, zich laten vallen en daarna weer de zaal door racen, tot stokstijf stilstaan als de student even ophoudt met spelen. Het uur daarna moet ze in het gareel: diagonaal leren lopen, in positie staan en en de armen langzaam uitstrekken en dan rond het hoofd houden. Al snel gaat Bianca op zaterdag met mevrouw Zwager mee naar haar lessen op het Wittenburger eiland.

Geen dwang
Behalve dat ze een onstuitbare energie heeft, is het al vroeg duidelijk dat Bianca weet wat ze wel of niet wil. Zo’n tule danspakje dat de andere meisjes dragen, lijkt haar niets. Ze ontwerpt haar eigen danspakje, van dun Brabants bont katoen met spaghettibandjes, heel onpraktisch, met plooien van voren en van achteren. Haar ouders sputteren niet tegen en ze proberen haar ook niet op andere gedachten te brengen. Na zijn kampervaringen heeft haar vader besloten dat hij zijn Bianca zo vrij mogelijk wil opvoeden: dwang is uit den boze. Haar moeder denkt er al net zo over.

Hoewel Bianca niet de lenigheid heeft van sommige Indonesische meisjes, valt ze toch op. Op haar zevende introduceert mevrouw Zwager haar bij mevrouw Hans Snoek. Zij is in die jaren een begrip: ze heeft naast het Scapino Ballet ook de Scapino Dansschool voor kinderen van zes tot tien jaar opgericht. Zij beseft dat je het dansmateriaal, het lichaam, al jong moet trainen.

Bij mevrouw Snoek maakt Bianca kennis met de spiegel. Voor het eerst ziet zij haar eigen bewegingen. Een groot verschil met de lessen van mevrouw Zwager is ook dat alle leerlingen hier in formatie staan:  ieder kind heeft zijn eigen cirkel. Het voelt alsof je op je eentje staat en Bianca mist haar maatjes. Gelukkig is mevrouw Snoek niet alleen een begenadigd dansdocent, maar ook een goede pedagoog. De laatste tien minuten van de les mogen de kinderen zelf doen wat ze willen en kan Bianca contact met de andere kinderen maken. Het volgen van lessen op de Scapino Dansacademie is duur, maar Bianca’s moeder betaalt trouw aan het begin van elke maand alle lessen. Tenminste, dat denkt Bianca, totdat ze later hoort dat haar moeder alleen de eerste les van de maand hoeft te betalen.

New York, here I come!
In 1962 behoort Bianca tot de eerste lichting leerlingen van het IVKO aan de Plantage Middenlaan – de middelbare school voor Individueel Voortgezet Kunstzinnig Onderwijs, opgericht door diezelfde mevrouw Snoek. Hier komt zij voor het eerst in contact met een saxofonist en sluit zij zich onmiddellijk aan bij een muziekclubje. De docenten van de Scapino Dansacademie, Eleo Pommer (door hem maakt zij kennis met Afrikaanse dans) en mevrouw Winkler van dansexpressie (vage opdrachten als ‘groen nadoen’ zijn niet zo aan haar besteed)  komen naar de school toe om les te geven.

Op 19-jarige leeftijd krijgt Bianca een contract als danseres bij het Scapino Ballet. Toch voelt ze dat ze daar niet echt op haar plaats is. Ze is geen typisch klassieke balletdanseres. Op een dag stapt ze naar directrice mevrouw Snoek en deelt haar mee dat ze ontslag neemt. Ze wil naar Amerika, naar New York, het mekka van de postmoderne dans. Mevrouw Snoek werpt haar een vernietigende blik toe, maar Bianca geeft geen sjoege. Na een korte stilte deelt mevrouw Snoek haar op bitse toon mee: ‘Ik betaal je contract door, maar dan wil ik wel dat je uitgebreid verslag doet van wat je daar gezien en gedaan hebt.’

Vijf jaar lang verblijft Bianca de ene helft van het jaar in New York, waar ze workshops en lessen volgt van dansgrootheden als Merce Cunnigham, Viola Faber en Norman Walker; de andere helft van de tijd geeft ze les in moderne dans op de dansacademies van Enschede, Tilburg, Rotterdam en Amsterdam. Het zal het begin zijn van een carrière als postmodern choreografe (zie kader).

Postmoderne choreografieën

Bianca van Dillen is een van de pioniers van de postmoderne dans in Nederland, een richting waarbij de dans een relatie aangaat met andere kunstvormen zoals beeldende kunst en video. In 1977 is zij een van de oprichters van Dansproduktie. ‘Ik heb destijds gestaan op die k in de naam, die voor mij stond voor een bepaalde tijdgeest.’ Het was een collectief werkverband van moderne dansers en choreografen. In eerste instantie bestond het enkel uit vrouwen. Tot de choreografen die stukken schreven voor Dansproduktie, behoren bekende namen als Hans van Manen en Truus Bronkhorst. Van 1983 tot 1992, het jaar dat Dansproduktie wordt opgeheven, is Van Dillen artistiek leider van het collectief.
Daarna richt zij Stamina op, een centrum voor onderzoek, educatie en artistieke projecten op het gebied van dans en technologie. In totaal heeft Van Dillen meer dan 65 choreografieën op haar naam staan. Haar bekendste stuk, Vermiljoen op muziek van Steve Reich, dient in 2014 als inspiratiebron voor 5:ECHO, een stuk van choreografe Nicole Beutler. Andere bekende stukken van haar hand zijn Dances, op speciaal voor dit stuk gecomponeerde  muziek van Louis Andriessen, en Sacre op de muziek van de Sacre du Printemps van Igor Stravinsky. En natuurlijk, zoals alle muziek bij haar choreografieën, live gespeeld door twee pianisten.

Vorig artikelTurkse pizza eten aan het Javaplein
Volgend artikelGeniet van de Amsterdamse natuur