De winnaar van de jaarlijkse J.M.A. Biesheuvelprijs voor de beste korteverhalenbundel in de Nederlandse taal werd bekendgemaakt in het Lloyd Hotel. Arie van Tol was erbij en geraakte in een wat chaotische bijeenkomst. En ook de winnaar was er niet.
Door Arie van Tol
Voor het toch niet echt in groten getale aanwezige publiek waren te weinig stoelen neergezet om allemaal te kunnen zitten. Vermoedelijk werd door de organisatie van staande toehoorders meer dynamiek verwacht. Het testen van de microfoons was uitgesteld tot een kwartier voor de aanvang. En dan was ook het resultaat nog belabberd: de eerste tien minuten teisterden ongecontroleerde, harde geluiden uit de apparatuur de oren van de aanwezigen. Een microfoon werd wijselijk voorgoed uitgeschakeld.
Dat de moderator vergat haar naam te zeggen valt haar te vergeven, het gebeurt meer. Dat ze het in de korte inleiding en daarna veelvuldig over ‘top’ en ‘super’ had gaf een wel erg slordig prozaïsche toon aan het feestelijke uurtje. Het verhaal ‘Met korte metten’ van Maarten Biesheuvel werd door hem zelf voorgedragen. Of het daverende applaus werkelijk het moeilijk verstaanbare verhaal gold is bijzaak, het zien en het horen van de oude verhalenmeester is net als vorige jaren een bijzonderheid.
Gerda Blees mocht daarna, net de dinsdag ervoor bij Linnaeus Boekhandel, voordragen uit haar bundel ‘Aan doodgaan dachten we niet’. Ze had het zelfde verhaal gekozen als toen. Even vroeg ik me af of ik wellicht de enige was die er bij beide gelegenheden bij was. De Amerikaanse schrijver Elisa Albert was toch in Amsterdam en mocht een verhaal van haar mobieltje af voorlezen. Geen uitleg van Lisa Weeda, de (opgezochte) naam van de presentatrice, waarom Elisa Albert, waarom Gerda Blees. Waarom niet Maartje Wortel, om maar iemand te noemen. Eva van Manen zong twee mooie Nederlandstalige eigen liedjes, ze begeleidde zichzelf op de gitaar.
En toen was het dan tijd voor waar het om ging: wie had er gewonnen? De genomineerden voor de prijs, de vijf op de shortlist, werden op het podium geroepen. Toen zij er stonden was het kennelijk overbodig aan te duiden wie wie was. Alsof het publiek alle verhalenschrijvers in Nederland, en zeker deze vijf, wel kende. Maar dat was toch niet Maarten ’t Hart? Nou ja, ze kregen alle vijf een cadeautje.
Babs Gons deed vervolgens het woord namens de jury. De verhalenbundels van de vijf kregen een aanprijzende samenvatting. En toen de ontknoping: ‘De moeder van Ikabod’ van Maarten van ’t Hart ontving de prijs van iets meer dan 5.000 euro, bij elkaar gekregen middels crowd-funding. De winnaar kwam naar het podium. En nee, het was nog steeds niet Maarten van ’t Hart. Het was iemand die hem vertegenwoordigde. Wie hij was en waarom de schrijver zelf er niet was bleef onduidelijk.
En toen werd er als uitleiding nog een ‘super’ oneliner van Jamal Ouariachi geciteerd: dat het over moet zijn met het droogklootproza in de verhalenbundels! Wat bedoelen Jamal en de literaire deskundigen daar nu weer mee? Volgens mij valt Gerda Blees bij 9 van de 10 mogelijke definities van droogklootproza onder dat genre. Maar terecht werd er voor haar vorm van superieure droogklootproza heel hard geapplaudisseerd.
Gelukkig was er drank om de teleurstellende middag enigszins weg te spoelen.