Home BoekvandeWeek ‘De pelikaan’van Martin Michael Driessen

‘De pelikaan’van Martin Michael Driessen

0

6 “Maar soms zie je aan een schrijver wat geweldig schrijven is. Kijk eerst naar de volgende zin uit Rivieren van Martin Michael Driessen: […] ‘Hoog oprijzende dennen staken in de nevel hun kruinen bij elkaar in de bleke ochtendhemel, als inquisiteurs die over zijn toekomst beschikten.’ Dat is mooi gezegd, goed geschreven. Fenomenaal is echter het zinnetje dat volgt op deze nevellyriek: ‘Konrad vond de bossen lelijk.’’

Dit schreef Arjen Fortuin in de NRC over Rivieren, waarmee Martin Michael Driessen in 2016 de ECI Literatuurprijs won. De drie novellen die samen Rivieren vormen riepen bij mij een bijna onaanraakbare melancholie op, ik kan dat boek alleen maar dicht bij mezelf houden. Dus dat Driessen een geweldig schrijver is beaam ik. Hij kreeg mij in zijn macht in 2012, met De vader van God. En hij stelt met zijn nieuwste boek De pelikaan niet teleur. Om dat boek te bespreken volg ik Arjen Fortuins methode: een zin. En wel deze zin van pagina 76: ‘Hij sympathiseerde met dictatoren en vond in ieder geval dat je grote mannen nooit mocht vernederen, zeker niet na hun dood.’

De ‘hij’ is Andrej, de opvallend lange, relatief jonge, vrienden- en geliefdeloze postbode van een suffig stadje aan de Adriatische kust, ergens eind jaren tachtig / begin jaren negentig. Zo’n sympathie voor dictatoren zegt wel wat over een personage en neemt de meeste lezers niet voor hem in. Niet zomaar een keuze dus, van Driessen. Andrej is inderdaad weinig innemend, al is hij te knullig en wereldvreemd om echt onsympathiek te zijn. Desondanks is deze sympathie voor de lezer geen verrassing, want inmiddels weten we dat Andrej vindt dat hij méér verdient . Wat precies, daar is hij niet duidelijk over – de vraag is ook of hij de hersencapaciteit heeft om zoiets duidelijk voor zichzelf te formuleren. Maar een grote, échte man als hij, die verdient aanzien; het tegen hem opkijken zou verder moeten gaan dan zijn postuur. Dergelijke gedachten worden gevoed door meneer Schmitz, de antisemitische chef van de fotowinkel.

Het groot uit het tweede deel van de zin – ‘en vond in ieder geval dat je grote mannen nooit mocht vernederen’- kunnen we tweeledig lezen: Grootsch en lang. Lang is Andrej zeker, maar hij is zoals gezegd slechts in droom en streven ook grootsch. Dit deel van de gedachte is deels aan de buitenwereld gericht: hij zal, hij mág, niet vernederd worden. Mooi is hoe Driessen hier de eerste, vrij boude, uitspraak nuanceert. De mening dat je grote mannen nooit mag vernederen zal breder gedragen worden dan de sympathie met dictatoren, maar is nog steeds weinig politiek correct te noemen. De nuancering toont ook Andrejs halfslachtigheid. Hij staat nooit uit overtuiging of ideologie ergens achter.

De nuancering wordt compleet met het laatste deel van de zin ‘zeker niet na hun dood’. Het niet mogen vernederen van grote mannen – mensen – na hun dood, is officieel geen spectaculair standpunt. Maar met het vernederen van gewone mannen tijdens hun leven heeft Andrej minder moeite. Wanneer hij de kans krijgt om zijn stadsgenoot Josip Tudjman te chanteren, doet hij dit zonder twijfel, maar met net zo weinig zeggingskracht als hij de rest van zijn leven leeft. ‘Niet dat hij persoonlijk iets tegen Tudjman had. (…) Natuurlijk wist hij dat Tudjman een gedecoreerde veteraan was, en daarom speet het hem haast dat hij het slachtoffer was. Maar het noodlot, wist Andrej, was onpartijdig; maarschalk Tito had zelfs oude kameraden en vrienden opgeofferd, als de zaak het verlangde.’ Tudjman bedient de plaatselijke kabelbaan die grote historische waarde heeft voor het stadje – maar vooral voor hem. Hier kan hij fijn wegdwalen in het verleden, weg van zijn gestoorde vrouw en gehandicapte dochter. De chantage van Andrej haalt hem akelig naar het heden en maakt dat ook hij zijn slechte kanten moet aanspreken. Uiteindelijk belanden beide mannen in een kluchtige situatie die zichzelf in stand houdt.

Deze klucht ontspint zich in een langzaam tempo, met veel aandacht voor de sfeer en met name voor de kleine menselijkheden van Andrej, Tudjman en iedereen om hen heen. De personages die worstelen wat met hun kleinzerigheden en de ontevredenheid die ze voelen over wat ze missen in hun leven of hun karakter, is typisch Driessen, net als de sfeer. In De pelikaan kan het een personage beter omgaan met hun kleine werkelijkheid dan de andere. Deze onderlinge verhoudingen worden op scherp gesteld wanneer zo rond twee derde van het boek de grote boze buitenwereld binnendringt in de vorm van de Joegoslavische Oorlogen. Al snel blijkt dat dat niet zoveel verandert; hoewel Andrej uit pure bewijsdrang – aangewakkerd door meneer Schmitz – meteen vooraan staat bij het uitdelen van de wapens, worden deze krijgshaftige fantasieën en verlangens gesmoord in overijverigheid en knulligheid. En hoewel Tudjman zich als een van de weinigen verzet, doet hij hier verder ook niet echt mee, zoals eigenlijk altijd in zijn leven.

Deze gebeurtenissen zorgen voor een stroomversnelling in het boek en verbinden het universele en het particuliere met elkaar. Onderlinge verhoudingen komen op scherp te staan, maar alleen de façades veranderen: de mensen blijven wie ze zijn. Maar Driessen toont dat juist daardoor alles kan veranderen: de onpartijdigheid van het noodlot. En dat allemaal in een zeer onderhoudende, sfeervolle, geweldige, pijnlijke roman.

Vorig artikelIJburgse rapgroep DNA scoort boven de 1.000.000
Volgend artikelAukelien Weverling: In alle steden