Home Overzicht Een aalscholver

Een aalscholver

1

Het is Goede Vrijdag. Ik ben in Amstelkwartier, bij de buitenbocht van de Amstel. Midden in de rivier zwemt een aalscholver. Zijn zwarte lijf glimt. De nek recht, de kop schuin, zo hoog mogelijk de lucht in. Zijn vleugels houdt hij wijd gespreid boven het water, licht heen en weer bewegend. Ondertussen zwemt hij verder. Alleen.

Aalscholvers brengen me altijd terug naar het IJsselmeer. Al die dagen die ik daar doorbracht. Soms tussen woeste golven – grijs, groen, lichtgrijs, lichtgroen, witte schuimkoppen. Zeilen strak trekkend, zigzaggend de tegenwind trotserend. Soms voor anker op een zwart, glad wateroppervlak – glimmend als een dansvloer. ‘Kijk, een aalscholver,’ zei mijn moeder dan. En dan volgde een verhaal over vis vangen met een duik in het water. En over de vleugels die moeten drogen in de wind. Ik vond ze zielig. En ik vond ze eng. Die zwarte dieren, die gespreide vleugels – ze deden me denken aan die beeldjes die ik niet kon plaatsen van een man hangend aan een kruis.

De laatste tijd zie ik de zwarte vogels opeens overal in Amsterdam. Op één van de palen in het Nieuwe Diep aan de rand van het Flevopark. Op de laaghangende tak die boven de vijver hangt in het Oosterpark. Eng vind ik ze niet meer, zielig ook niet. Ik benijd ze. Hoe aalscholvers gedwongen zijn om even stil te staan. Na een duik eerst met geduld de vleugels laten drogen. Dan pas weer verder.

Ik blijf die ene aalscholver volgen. Hij zwemt nog steeds verder met die gespreide vleugels hooghoudend boven het water. Tegen de wind in. Zonder de steun van een paal, zonder een tak, ziet het er onbeholpen uit. In de verte dobbert een grote, rode boei. Zou dat z’n doel zijn? Wat een eindeloze tocht. Vleugels nog steeds net boven het water. Gaat-ie het halen? Minuten verstrijken. De aalscholver zwemt verder.

Het is opeens heel belangrijk wat die aalscholver gaat doen. Alsof het lot van de mensheid van hem afhangt. Alsof deze ene, tamelijk hulpeloze tocht van een aalscholver symbool staat voor iets groters. Hij botst bijna tegen de boei op. Een paar fladderende bewegingen en hij troont op de rode reddingsboei. Vleugels gespreid in de zon, in de wind. Zie je wel, prevel ik in mezelf. Alles komt altijd goed. Het zijn woorden die ik niet vaak zeg. Je kunt het immers niet weten. Alleen dingen zeggen die je zeker weet. Ach, misschien hoeft dat helemaal niet. En ik neem me voor het vaker te zeggen. Alles komt altijd goed.

Reageren? Dat kan via [email protected]

Vorig artikelHet uitstervende beroep van ‘materialenman’ op Wartburgia
Volgend artikelPeter Prins over zijn debuutbundel ‘contouren voor verderop’

1 REACTIE