Wie terugkeert uit het buitenland, ziet zijn vaderland met nieuwe ogen. Na zes jaar in Brussel gewoond en gewerkt te hebben, moest ook Gijs Moes wennen aan veel wat typisch Hollands is. Vooral aan de stedenbouw en het onderwijs. Een bericht vanuit IJburg, waar Moes na zijn terugkeer ging wonen.
Tekst Gijs Moes | Foto’s Arjen Poortman | IJopener
Zand en water bepalen ons uitzicht. En veel lucht natuurlijk, zoals het hoort in Holland. Het water is het IJsselmeer, of IJmeer zoals het hier eigenlijk heet. Maar ooit was het de Zuiderzee en zo noem ik dit water het liefst. Hier lagen de schepen voor Pampus te wachten tot ze bij hoogwater konden doorvaren naar de haven van Amsterdam.
Het zand moet nieuw land worden. Het is aangevoerd met schepen en vrachtwagens, zoals het jaren geleden ook is opgespoten waar nu onze woning staat. Eerst moet het zand inklinken en dan komen er nieuwe woningen en winkels – het economisch vertrouwen om die ook echt te bouwen is terug. Zomaar iets bouwen, dat gebeurt niet in Nederland. Dat kan pas als er een ontwerp is, als vele commissies zich erover hebben gebogen en de politiek de plannen heeft goedgekeurd. Tot die tijd ligt er veel zand in het water, te wachten op procedures en politici. De vorige wethouder wilde dat zand graag neerleggen, zo liet hij toch iets achter voor de toekomst.
Stadser en steniger
IJburg moet veel groter worden, zeker tweemaal zo groot als het nu is. Wie door de straten loopt, ziet een gewone Hollandse nieuwbouwbuurt, wat stadser en steniger dan de gemiddelde Vinex-locatie, met iets meer architectuur; hier en daar mooi, soms erg lelijk. Minder rijtjeshuizen dan in een gewone Vinexwijk, dat wel. We zijn hier wel in Amsterdam, dus niet van dat tuttige. Alles is gepland, strak en aangeveegd. Dat is de grootste schok voor wie terugkomt uit België, maar het zal voor ieder buitenland gelden. Waar de rest van de wereld bouwt zoals het uitkomt en zoals de eigenaren het mooi vinden, daar is alles in Nederland ontworpen. Dutch design: functioneel, strak, met hier en daar een geinig kleurtje of een rare hoek.
Zodra het mooi weer is komt iedereen naar buiten, mensen eten aan ruwhouten tafels, glaasje rosé of prosecco erbij
In België bouwen de mensen zelf. Ze kopen een stukje grond en zetten een huis neer dat ze mooi vinden. Of het in de omgeving past, een eenheid vormt met de andere bebouwing, laat staan of de buren het ook mooi vinden, kan niemand iets schelen. Er verandert wel iets in België. Ook daar wordt inmiddels wat meer gepland, maar het blijven voorzichtige pogingen.
Belgische toestanden
Zo voorzichtig zijn ook de Hollandse pogingen om de mensen zelf te laten bouwen. Ja, dat mag hier en daar, soms zelfs in de buurt van de stad. Vele jaren geleden kondigde een staatssecretaris trots aan dat mensen meer zelf mogen gaan bouwen. Het kwam hem direct op kritiek te staan, want gleden we zo niet af richting ‘Belgische toestanden’? Ondanks die aankondiging is zelf bouwen nog steeds ongebruikelijk in Nederland. Ja, de zelfbouwhuizen zijn er wel gekomen op IJburg en op het Zeeburgereiland en de kavels waren zeer gewild. Maar veel zijn het er niet en spectaculair is het verschil met de strak geplande wijken ook niet, de zelfbouwhuizen zien er van een afstand betrekkelijk eenvormig uit. Dat is niet zo vreemd, want de gemeente heeft uitgebreide spelregels neergelegd: de kavels hebben een standaardbreedte en er geldt een maximale hoogte. Bovendien moeten de gevels van de huizen op één lijn staan. Zo blijft Nederland met potlood en liniaal op de tekentafel bepaald, waar in België een meer schetsmatige invulling normaal is.
Gezellig op IJburg
Gezellig is het overal wel, ook op IJburg. Zodra het mooi weer is komt iedereen naar buiten, mensen eten aan ruwhouten tafels, glaasje rosé of prosecco erbij. Zo gezellig dat de vraag opkomt wat te doen als je daar even geen zin in hebt. Binnen blijven? Daar is het ook al gezellig. Echt ongezellige buurten, lelijke gebouwen of leegstaande panden zijn zeldzaam. In Brussel zijn die overal, ook wie net door een mooie oude art-decostraat wandelt kan om de hoek ineens in een gribus terechtkomen. Het geeft de stad wel een avontuurlijk gevoel dat in Amsterdam soms ontbreekt.
Maar binnen de strakke Hollandse omgeving valt iets op. Hebben de mensen zich aangepast aan de strakke, geplande omgeving, lopen ze allemaal braaf in het gelid? Nee, juist niet. De Hollanders bewegen zich los, soms bijna losgeslagen, door hun aangeharkte straten en parken. Ze praten harder en lachen uitbundiger dan in Brussel. Misschien geeft de strakke omgeving hun juist die vrijheid. Op school is het verschil heel duidelijk. In Brussel stonden de kinderen voor de schoolbel ging twee aan twee in de rij. Wie zich buiten de rij begaf, werd tot de orde geroepen. En dat vanaf tweeënhalf, drie jaar, de leeftijd waarop de meeste Belgische kinderen naar school gaan. Als de bel klonk gingen ze, klas voor klas, naar binnen.
Op IJburg komen de kinderen ieder voor zich over het schoolplein aangerend of gesjokt, ze vormen groepjes en lopen dan de trap op en de klas in. De ouders lopen achter ze aan, om in de klas afscheid te nemen. Soms moet de meester ze wegkijken als de les gaat beginnen. In Brussel kwamen de ouders nooit in de klas. Wie zijn kind eenmaal op school had gebracht, liet het daar over aan de zorgen van meester of juffrouw. Dat toevertrouwen was niet beperkt tot de schooluren. Ook voor school en erna konden de kinderen er terecht. Kosten: tachtig cent per uur, tweede kind half geld, derde een kwart.
Een warme maaltijd
Op IJburg staan de scholieren om twee uur weer buiten. Ja, want we hebben een continurooster, meldt de school trots. Dus geen gedoe met kinderen die tussen de middag naar huis gaan, daar is geen tijd voor. De boterhammetjes worden binnen een half uurtje opgepeuzeld. In Brussel dacht niemand aan naar huis gaan tussen de middag, de kinderen hadden ruim de tijd om hun brood te eten – of een warme maaltijd natuurlijk. In Nederland is kinderopvang duur en de dagen moeten ruim van tevoren worden vastgelegd.
Ook binnen de school zijn de spelregels op IJburg losser. ‘Wat maken ze veel lawaai in de klas’, was een van de eerste opmerkingen van onze kinderen, terug in Nederland. Waar in België de meester of juffrouw gebiedend ‘stilte’ riep, worden ze hier met pedagogisch verantwoorde aanpak tot rust gemaand. Toch praten de kinderen door elkaar en vragen ze zomaar iets, zonder hun vinger op te steken en hun beurt af te wachten. Maar de Nederlandse school verwacht wel veel. Binnen de losse spelregels moeten de kinderen aan de slag, met projecten en presentaties. Ze mogen zelf van alles uitzoeken, als ze er niet uitkomen vragen ze het maar: eerst aan de klasgenootjes, dan pas aan de leerkracht. Klassikale lessen, zoals die in Brussel gebruikelijk waren, lijken hier nauwelijks voor te komen. Resultaat: de kinderen zoeken zelf veel uit, over botbreuken, thee, Zweden en het Parthenon. Maar of ze de tafels uit hun hoofd kennen blijft onduidelijk. Ze bloeien op, vinden de projecten leuk en storen zich niet meer aan de drukke kinderen en, niet onbelangrijk, ze worden met deze losse aanpak veel mondiger dan de kinderen in het Belgische onderwijs.
Waar de rest van de wereld bouwt zoals het uitkomt, is alles in Nederland ontworpen
Het losse, soms ongemanierde volkje dat woont in rechthoekige huizenblokken en op eenvormige woonerven (‘kippenhokken’, schampert de Vlaming), leert ook beter plannen dan de zuiderburen. Dat begint al op school en het komt later goed van pas. Maar de verwachtingen zijn ook hoger: als alles gepland is, ligt de teleurstelling op de loer als het toch even anders loopt. In België lijkt niemand voorbereid op wat gaat komen en is improviseren een levenskunst.
Nog veel meer zand
Het plannen gaat altijd door, IJburg is nog lang niet af. Er moet nog veel meer zand opgespoten worden, hele eilanden moeten erbij komen en vele duizenden woningen. Het stadsdeel dat nu ongeveer 15.000 inwoners telt, moet er ooit 40.000 herbergen. Dat lijkt ver weg, maar uiteindelijk zullen ze er wonen, daar zorgt de politiek wel voor. De Nederlandse bestuurders kijken graag vooruit.
In het water waar wij over uitkijken komt ooit een nieuwe wijk. En zo wordt in heel Nederland gebouwd aan dijken, wegen en woonwijken. Het land is altijd voor de helft af, de rest moet nog komen. En als er geen land meer over is, maken we er toch gewoon nieuw land bij? Zand zat.
Gijs Moes werkt op de buitenlandredactie van dagblad Trouw, waar hij zich vooral bezighoudt met internationale betrekkingen en de situatie in Oost-Azië. Hiervoor schreef hij als correspondent in Brussel over België en de Europese Unie. Zijn artikel is een aangepaste versie van een stuk dat eerder in Trouw is gepubliceerd.