Ik tref Gerard en Piet, terwijl die lekker in het zonnetje op één van de grotere kavels op me zitten te wachten. Ze zijn respectievelijk voormalig secretaris en huidige voorzitter van de Stichting de Amstelhof, maar zoals ze zelf zeggen, toch in eerste instantie tuinder. Gerard tuiniert hier al zo’n 15 jaar, Piet al sinds de jaren ’80.
Door Ton Hendrix
‘Bij de Amstelhof, aan het Drieburgpad, zijn er 42 nutstuinen’, zegt Piet. ‘Dat zijn tuinen bedoeld om groente te verbouwen, die hebben niet zoals volkstuintjes een huisje om in te slapen. Er mogen naast groenten ook wel bloemen worden gekweekt, maar dat moet beperkt blijven, niet meer dan ongeveer 10 procent van het oppervlak. Als die uitzaaien zit volgend jaar iedereen in de goudsbloemen!’
‘Zo’n nutstuin heeft ook een andere functie dan een buurtsmoestuin. Als je daar frambozen hebt, worden die leeggeplukt door voorbijgangers. Kinderen kunnen in een tuin goed zien hoe alles eerst groeit en bloeit wat ze later in de winkel kopen. Mijn kleinkinderen vinden het hier prachtig, ze krijgen zo begrip voor de seizoenen. En als een schoolklas eens zou willen komen kijken, dan kunnen we daar best aan meewerken. De tuin heeft zo ook een educatieve functie. Misschien wil niet iedere tuinder dat, maar er zijn zeker mensen die daar aan meedoen.’

Een vrouw komt langs en vraagt of we zitten te vergaderen. ‘We zijn allemaal vriendjes hier!’ roept ze vrolijk. Piet: ‘Ze heeft net een medische controle gehad. De hele tuin leeft dan mee. De tuin heeft een sociale functie, er wordt over van alles gepraat. Maar sommigen gaan ook enkel in hun eigen tuintje aan de gang, het kan alle twee.’
Gerard: ‘Als je je verveelt, kun je hier de hele dag bezig zijn. Door de jaarvergadering en het samen inkopen van zaad en compost kent het merendeel van de mensen elkaar wel. En als er veel werk te doen is, worden mensen geholpen, met kruien en zo. Dat is het sociale aspect.’
‘Er zijn hier geen werkdagen zoals bij andere tuinen’, legt Piet uit. ‘Alles is opgedeeld, ieder doet een deel van de heg, of soms een stuk sloot. Het is een kwestie van hoe ga je met elkaar om. Het loopt hier allemaal prima. Sommige mensen werken biologisch of zelfs bio-dynamisch. We hebben daar geen regels voor. In de praktijk wordt vrijwel geen pesticide gebruikt. En kunstmest mondjesmaat, we gebruiken vooral koemest. Deze tuin is ook onderdeel van het ecologisch lint.’
‘Het is uiterst populair om een tuintje te hebben. De wachttijd is nu bijna tien jaar. Daarom is de wachtlijst gesloten. Je kunt niet zeggen: hou nu maar op. De mensen blijven zitten. Daarom hebben we nu als experiment één vrijgekomen tuin opgesplitst in drie tijdelijke terreinen onder coaching van het bestuur. Want sommige mensen weten nog van niks als ze hier komen. We kunnen op de jaarvergadering inventariseren wie wil coachen. Bij coaching is het vervelend als de overdracht te ideologisch wordt. We gaan hier elkaar niet vertellen hoe het moet.’
‘Vorig jaar,’ zegt Gerard, ‘hebben we in mei een plantjesruildag gehouden. Plantgoed uitruilen kan ook sociaal belangrijk zijn. De ene heeft uitjes over, de andere komkommers. Niemand die roept: daar wil ik geld voor. De plantenruildag hadden we samen gedaan met de groep Groene Vingers uit Amsteldorp Actief. Met een tuin van 200 m2 heb je te veel voor een huishouden van één of twee personen. Ik deel daarom veel uit. Mensen uit de omliggende buurten vinden het heerlijk om een tuin dichtbij huis te hebben. Je denkt om half vijf: ik heb voor het eten peterselie nodig, en je haalt het even. Ja, ik woon hier om de hoek.’
{snippet Contact}[email protected]