Home Overzicht Niemand mag het eiland op of af

Niemand mag het eiland op of af

0

Het is de laatste dag van januari. Na een periode van ernstige ziekte kan ik weer naar buiten. Niet ver, maar toch. Normaal is opeens spannend. Hobbels en gaten in de weg, voorbij sjezende fietsers op de stoep en klappende hekjes in de tram; gevaar dreigt overal. Even niet alert zijn heeft pijnlijke consequenties. Een boodschapje doen voelt als expeditie Robinson.
Ook winkelen zelf is uitdagend. Alleen het essentiële mag mee. Voornaamste criterium: licht. Want tillen na een buikoperatie mag niet. De missie faalt jammerlijk. Al het lichte blijkt samen zwaar. Gelukkig is zoonlief klaar met werk en onderweg in de bus. Maar al wat er komt, geen bus. Opeens zie ik een tram aan de overkant. Na een sneue poging tot sprint bereik ik mijn doel.
‘Sorry, dit is het eindpunt, schat’, zegt de chauffeur in onvervalst Amsterdams. Ik kijk hem niet begrijpend aan. ‘Eindpunt? Sinds wanneer?’ Opiaten doen geen wonderen voor mijn IQ, maar ik ben toch niet gek? ‘Azartplein is afgesloten. Iets gebeurd. Ik mag niet verder, mop.’

Mijn survivaltocht zet zich noodgedwongen verder voort, te voet mét tassen, richting Verbindingsdam. Op de hoek staat een politiewagen. Opeens herinner ik me de steekpartij op het plein kortgeleden. Twee voorbijgangers overhoop gestoken. Voor hetzelfde geld is mijn kind daar nu. En is hém iets overkomen. Aan het eind van de brug zie ik nog drie politieauto’s én een stilstaande tram.
Met de spanning stijgt ook mijn looptempo. De tram is leeg en het plein verder ook. Mijn zoon: nergens te bekennen. Ik race door naar huis. ‘Ben je er?’ roep ik met overslaande stem door de halfgeopende deur. ‘Yep’, hoor ik vanuit zijn kamer. ‘Goddank, overal is politie!’ ‘Heb je het niet gehoord? Er ligt een bom in ’t IJ, bij Azartplein. Waarschijnlijk uit de Tweede Wereldoorlog. Niemand mag het eiland meer op of af.’ Vanuit zijn slaapkamerraam zien we het plein liggen. Zwaailichten kleuren de schemering spookachtig blauw. Het lijkt oorlog. Alles is afgezet. Iets later en ik was niet meer thuisgekomen.

Mijn kind zit bovenop het nieuws. De bom blijkt een Duitse zeemijn, gevonden tijdens baggerwerkzaamheden. De Explosieven Opruimingsdienst verplaatst hem nu, en rond tien uur moet alles weer normaal zijn. Ik geef het door aan de buuf. Haar kids zitten bij de snackbar. Ze mogen het eiland niet op. En zij kan er niet af. Paniek alom. Raar is dat. Niemand mag erop vanwege ontploffingsgevaar, maar wie er al zit, moet verplicht ontploffen. Dan rapporteert mijn live verslaggever: ‘Het verbod voor eraf is opgeheven. Erop mag nog niet, nu tot elf uur.’ Even later giert hij het uit: ‘Mam, dit geloof je echt niet. Ze zijn hem kwijt! Die zeemijn. Zeshonderd kilo, onvindbaar. Wat een prutsers.’ ‘En nu?’ ‘Nu niets. Rijkswaterstaat zet het gebied af met boeien en iedereen mag het eiland weer op.’
Een week later ligt de bom – lees: zeemijn – er nog. Intussen gevonden, met behulp van sonar, naar boven gehaald en meteen weer teruggeplaatst. Omdat niemand weet wat er moet gebeuren. Dat hij ongevaarlijk is, weet iedereen overigens wel. Zal ook best, het ding ligt er al jaren en is nu twee keer opgevist, zonder boem. Maar waarom hij niet meegenomen is? Ontploft hij dan wel? Voor nu blijft het gevaarlijk stil rond de mijn. Alleen de ballenlijn in het IJ herinnert nog aan de tikkende tijdbom op zo’n 270 meter van de kade. Al is hij inmiddels gebombardeerd tot waarschijnlijk niet-ontploffingsgevaarlijke zeemijn.

Anderhalve maand na de vondst krijg ik een brief. Van onze waarnemend burgemeester. Over de mijn. Een bombrief dus. Minus de explosieve lading, al slaat de inhoud wel in als een bom:
‘U krijgt deze brief omdat uw woning of bedrijf zich bevindt in de buurt van de plek waar een zeemijn uit de Tweede Wereldoorlog ligt, op de bodem van het IJ. Ik wil u daarom informeren over aanvullend onderzoek naar de zeemijn waar deze week mee wordt begonnen. […] De werkzaamheden zullen circa anderhalve week in beslag nemen. […] Met de resultaten van het onderzoek kan verdere besluitvorming plaatsvinden. Het is zeer waarschijnlijk dat de zeemijn op een later moment verplaatst wordt. Specialisten werken nu plannen uit op welke manier dat veilig kan gebeuren.’
De bombrief is feitelijk een non-brief. Er gebeurt van alles, maar nog steeds niets met de mijn. Spannend is opeens normaal. Het leven gaat zijn gangetje weer. De gemeente ook: zo traag als dikke stront in de Oosterschelde, of beter gezegd: als een Duitse zeemijn in het IJ.

IJopener | Foto Marcel de Cnock