Home Duurzaam Stortparadijs als speelparadijs

Stortparadijs als speelparadijs

0

Hij is er niet geboren, maar wel getogen.  Als kind speelde Bert Hermarij in een omgeving aan het water met industrieterreintjes waarop ook werd gewoond, dieren rondliepen en vuil, puin en chemisch afval werd gestort. Wat in de tweede helft van de twintigste eeuw een stortparadijs in het Diemerzeedijkgebied was, vormde voor hem en zijn vriendjes lange tijd één groot speelparadijs.

Tekst Lieneke Koornstra | Foto’s Lieneke Koornstra, Gemeentearchief Diemen en Laurens de Haas | IJopener

Bert Hermarij runt samen met zijn vrouw Petra Hendriks het jachthavenbedrijf De Vioolsleutel, gelegen aan het Binnen-IJ. Zo’n veertig jaar geleden lag het helemaal niet in de verwachting dat Bert en zijn familie zich ooit in het Diemerzeedijkgebied zouden vestigen. ‘Als muzikant reisde mijn vader met een heel orkest door Europa. Toen zijn moeder, mijn oma dus, op sterven lag, zijn wij uit Duitsland teruggekeerd naar Kattenburg. Daar hadden mijn ouders een woning. Mijn zus en ik waren helemaal niet gewend om in een huis te wonen, wij hadden altijd in een caravan gezeten. Allebei werden we ziek. Pa heeft toen op het ijsclubterrein een caravan gezet. Toen hij een keer verkeerd reed belandde hij op het terrein waar iedereen maar wat deed.’

Petra Hendriks en Bert Hermarij bij jachthavenbedrijf De Vioolsleutel. Foto Lieneke Koornstra.

De caravan werd ernaartoe gesleept. Henk Griffioen, destijds onder meer eigenaar van zowel de toenmalige vuilstort als het terrein waarop Bert nu zijn bedrijf runt, vond het wel best. Bert vervolgt: ‘Mensen kwamen hier met hun bootjes en stalden ze zonder te betalen. Pa stelde orde op zaken en het bedrijf groeide. Hij stelde voor de jachthaven te kopen en Griffioen reageerde positief.’ Geen mens dacht er in die tijd van leven aan dat iets verderop ooit een hele woonwijk zou verrijzen. Het enige dat er verrees was een hele landtong gebouwd op huisvuil. Bert: ‘Als je over de dijk heen keek zag je het zwarte water. In de winter liepen we van hieruit over het ijs naar Pampus.’

‘Over gevaar dacht ik nooit na. Er waren poelen, een aantal geel en oranje van kleur’

De gekste dingen
‘Op de stort kwam je de gekste dingen tegen’, vertelt Bert. ‘Een van onze vondsten was een enorme berg geloosd zwart geld. Dat bood volop mogelijkheid om elkaar dingen te verkopen. Maar we kwamen altijd wel met lege handen thuis. Alles bleef daar. We mochten er niet eens komen. Dat maakte het allemaal extra spannend. Via de achterkant kropen we stiekem het terrein op. Dat wij niet de enigen waren die stiekeme dingen deden bleek wel uit de seksspeeltjes en foto’s die wij er vonden. Complete huisraden kwam je er tegen, evenals kleding, schoeisel en bouwafval. Allerlei soorten machines werden er gedumpt, variërend van centrifuges, plantenspelers  en typmachines tot draaibanken. Ziekenhuisvuil lag er ook volop. Spuiten, naalden, bebloed verbandmateriaal, kunstnieren. Een vreselijke vondst was een babylijkje in een vuilniszak. We vonden dat heel eng maar de emotionele impact beseften we op die leeftijd niet. De politie is toen natuurlijk wel gewaarschuwd.’

Anarchistische puinhopen
‘Over gevaar dacht ik nooit na. Er waren poelen, een aantal geel en oranje van kleur. Als de wind goed stond stak oom Henk (LK: Henk Griffioen) de boel in de fik. Dat leverde soms een schouwspel op van explosies, hoge steekvlammen en gigantische lichteffecten,’ aldus Bert. ‘Allerlei dieren scharrelden er evengoed rond. Muizen. Konijnen. Vossen. Die kwamen dicht bij huis. Er waren verminkte beesten bij. Die hadden maar één oog of drie poten.’ Of Bert zelf nadelen ondervindt van de periode dat hij tussen die anarchistische puinhopen speelde? ‘Ik heb te kampen met allerlei pijnlijke ontstekingen. De oorzaak daarvan is tot op heden niet gevonden, maar ik sluit een mogelijke relatie niet uit.’

Foto Laurens de Haas, Dehaasphotography.

Wassen neus
In het begin van de tachtiger jaren verlieten de laatste vrachtwagens de vuilstort. Het gebied werd afgesloten voor publiek en de natuur palmde het in. Verderop werd begonnen met de bouw van de Oostring. Bert: ‘Een van mijn vriendjes woonde iets verderop in een mooi huis, omgeven met fruitbomen. Dat is allemaal opgekocht en met de grond gelijk gemaakt voor de aanleg van die weg. Vanwege de komst van IJburg werd de voormalige vuilstort deels ingepakt.’ Bert noemt de maatregel een wassen neus. ‘Ik denk dat de vervuiling een veel breder en dieper gebied bestrijkt dan het deel waar die doos overheen is gezet.’ Hij memoreert dat er nog altijd veel dieren in de omgeving bivakkeren. ‘Er scharrelt van alles rond bij ons op de werf. Ja, ook vossen. Met het oog op de dieren moest alle verlichting in deze contreien gedempt zijn. Moet je kijken wat een batterij aan licht er nu brandt als er ’s avonds wordt gevoetbald en gehockeyd. Er spelen hier veel belangen, waarbij de meesten zich niet realiseren dat het hier niet alleen om een natuurgebied en sportvelden gaat maar ook om een bedrijfsterrein.’