Als ik bij het nutstuinencomplex ‘de Amstelhof” aankom om met de doorgewinterde tuiniers Piet, voorzitter, en Gerard, voormalig secretaris, te praten, moet ik kiezen tussen de linker- en de rechterkant. Middendoor het complex loopt immers een fietspad: het Drieburgerpad.
Door Ton Hendrix
‘Ja, zegt Piet,er zijn twee delen, maar er is maar één sleutel die past op beide hekken. Er lopen dan ook altijd mensen heen en weer tussen de twee delen. Zelf heb ik met iedereen contact, maar er zijn ook mensen die elkaar niet kennen.’
Er is een hoge heg om het terrein heen en het hek zit aan de beide delen van de tuin op slot. ‘Anders krijg je maar ongewenst bezoek’ zegt een langslopende tuinier. Piet: ‘Maar vanaf het voetbalveld ernaast komen ze toch wel eens het terrein op om een verkeerd getrapte bal op te halen. Vroeger lag er zelfs een loopplank over de sloot.’ We gaan kijken en net op dat moment vliegt er een ijsvogeltje weg tussen de struiken bij de slootrand. En dat midden in Amsterdam!
‘We hebben niks te maken met de huisjes, dat moeten de tuiniers bij overdracht onderling doen’, zegt Piet, ‘Wij doen geen taxaties, daar krijg je enkel ellende mee.’ Gerard: ‘Het bestuur hoeft enkel de wachtlijst bij te houden en jaarlijks de rekening te sturen. De stichting gedraagt zich als een vereniging; we maken een jaarverslag en houden een jaarvergadering. Er wordt zo verantwoording afgelegd aan de leden, oftewel huurder.’
Piet: ‘Het bestuur overlegt ook met de gemeente en twee maal per jaar hebben we een schouw. Dan lopen we de tuinen langs om te controleren. Als bestuur moet je gaan kijken als er gemeld wordt dat er een tuin aan het verwilderen is. Er kunnen ook verzachtende omstandigheden zijn.’

De kavels hier zijn ongeveer 200 m2, aan de kant van de Weespertrekvaart zijn ze wat kleiner. Die kant heeft ook meer last van het water. Het dijklichaam blijft een probleem. De Amstelhof startte in Julianadorp, dichtbij het Amstelstation. Het gebied waar we nu zitten was eigenlijk een raar stukje Amsterdam. Iets verderop, waar nu het milieudepot is, stond vroeger een bungalow en er was een speeltuin ‘de Apekooi’; het was een beetje een wildernis.
De samenstelling van de tuiniers is ook veranderd door de jaren heen. Vroeger kwamen mensen na hun werk en in het weekend om te tuinieren. Ze werkten bij het energiebedrijf, in de haven, bij de tram. Toen we naar deze plek verhuisden waren er ook helemaal geen vrouwen die tuinierden, nu is het ongeveer fiftyfifty. Het is nu een mix van gestudeerd volk en ouderen. Er zijn veel mensen bij voor wie het tuinieren een aanvulling geeft aan wat op tafel komt. Maar er zijn ook nog steeds mensen die het hele jaar door eten van wat ze hier kweken. Wat teveel is wordt dan geweckt en is voor de winter. Aardappelen poten doen nu nog maar zo’n tien tuiniers, vroeger werden hele wintervoorraden aangelegd. Tuinieren was toen een kwestie van noodzaak.
Tot in de jaren ’80 kregen mensen met een agrarische achtergrond ook voorrang. Nu heb je meer mensen die ook wel eens met de handen in de aarde willen zitten. Tuiniers eten gezond, en daarom worden ze oud. We hebben nu mensen van dik in de 80. Daarom stroomt het ook niet door. Vroeger was je al met 70 jaar op.
Mensen zeggen niet gauw hun tuintje op. Bij iemand die zijn tuin minder vaak bezocht, vroeg ik: ‘Kan er niet iemand meedoen op jouw tuin, of desnoods deel je hem in tweeën?’ ‘Ik geef liever mijn huis op dan mijn tuin’, was het antwoord.
Reactie [email protected]