Marijke Denz is altijd enthousiast en hartelijk als je haar tegenkomt op de club. Haar liefde voor lopen begon op Aruba en zette ze voort in Nederland bij haar geliefde trainer Jan Mens, eerst bij atletiekvereniging Sagitta en nu bij AV’23. We kennen Marijke (63) van de trainingen, maar ook als lieve kantinedame. Ze bereidde fantastische maaltijden bij het ouder-kind toernooi en bakte de heerlijkste oliebollen voor de oliebollenloop. Bij Rondje Mokum doet ze altijd mee en eindigde ze zelfs een aantal keren in de top 3 van haar categorie.
Atletiek | Monique Admiraal
Hoe lang ben je al lid en hoe ben je bij AV’23 terecht gekomen?
‘Ik ben per januari 2011 lid geworden van AV’23, nadat ik toevallig en per ongeluk in een beginnerscursus bij Dirk Beelen was gerold. Eigenlijk stapte ik ergens in oktober 2010 halverwege de cursus een keer op de baan en vroeg of ik mee mocht doen? Dat was prima. Ik kwam bij AV’23 terecht, omdat ik daar vlakbij woon, puur om pragmatisch redenen dus.’
‘Ik woonde tot mijn 23ste op Aruba, 10 minuten van het strand vandaan. Vanaf mijn zestiende ging ik daar regelmatig een stukje ‘hardlopen’. Ik zat niet op een Atletiekclub of zo. Pas na mijn afstuderen in 1985 begon ik iets te doen wat meer op hardlopen leek dan ‘joggen’. Op Sagitta, wat nu atletiekvereniging Phanos is, kwam ik Jan Mens tegen als trainer. Ik liep nog op patta’s, van die gele katoenen schoenen zonder profiel, maar dat maakte in die tijd niets uit. Jan zei dat ik lekker moest meedoen en misschien een keer een paar schoentjes met meer profiel moest kopen.’
‘In die tijd gaf hij wel anders training dan nu. Hij liep veel meer mee met ons. We liepen samen in en ook na de training liep hij mee uit. Soms gingen we naar het Vondelpark of liepen we helemaal naar het Amsterdamse Bos in een grote groep. Dat was een toffe tijd. We hadden allemaal een beetje dezelfde leeftijd, tussen de 22 en 31 jaar, niemand had kinderen en het was lang leve de lol. Een paar keer per jaar hadden we trainingsweekeinden. Ik heb niet eerder zo’n gezellige tijd gekend.’
‘We trainden hartje winter gewoon in T-shirt of katoenen sweater met col van de V&D die ik had in alle kleuren van de regenboog en je had het nooit koud. Het enige wat ik me herinner is dat we heel hard trainden, de dampen stoomden van ons lichaam af, we er altijd waren en stipt op tijd. Regen, onweer, we draafden maar door. Na de training was het douchen, in de kantine dronken we potjes thee en aten zoute dropjes en snoepjes. Er kwam nooit alcohol aan te pas en daar taalden we ook niet naar.’
Hoe vaak train je?
‘Ik train in de regel twee keer per week bij Jan in de wedstrijdgroep. Daarnaast loop ik drie tot vijf keer per week een rustig duurloopje van ongeveer een uur, zoals het uitkomt. Bij voorkeur loop ik elke dag, een enkele keer twee keer per dag, maar dat lukt lang niet altijd.’
‘Tot 2019 deed ik bijna elke zondag mee aan een wedstrijdje (tussen de 10 en 21.1 kilometer). Ik trainde ook regelmatig met Han Brand mee op de woensdagavond en op de zaterdagochtend bij Anneke, Carla, Tjitske en Kees. Ik heb laatst weer een keer meegedaan met de gezellige Surprise Run die eens in de maand op de vrijdagavond plaatsvindt.’
‘Bij Jan Mens’ training is het altijd gezellig, alhoewel ik niet meer zo fanatiek train als vroeger. De reden hiervan is dat ik een erfelijke nierziekte heb, waarbij mijn nierfunctie heel laag is en nierfalen op de loer ligt. Daardoor denk ik dat ik het niet meer kan of denk het niet meer te kunnen. Jan roept weleens naar me dat ‘je meer kan dan dat je denkt’. Ik doe soms maar een halve training of maximaal 75 á 80 procent. Dan ben ik uiterst tevreden over mezelf. Ik kom altijd weer blij thuis. Al de andere trainers vind ik fantastisch, maar Anneke heeft wel mijn voorkeur. Ze bereidt haar trainingen altijd goed voor en doseert ook prima.’
‘Ik denk beter te worden door de intervaltrainingen af te wisselen met hele lange duurloopjes waarbij niet de ‘afstand’ maar de ‘tijd’ die ik loop de graadmeter is. Met andere woorden; vogeltjes kijken. Ik vind dat erg moeilijk, want ik heb gewoon sprinters benen. Maar de voldoening die langere afstanden lopen je geeft, afstanden waarbij je het gevoel hebt dat je al mediterend in een flow komt, is onbeschrijfelijk. Hierbij heb ik direct alles gezegd over mijn ‘beste’ en ‘minder goede’ onderdelen.’
Welke andere sporten heb je beoefend?
‘Mijn kinderen heb ik zoveel mogelijk laten proeven aan verschillende takken van sport, ze hebben hun hele jeugd paardgereden, mijn zoon voetbalde. Later kwam daar basketbal en atletiek bij en bij mijn dochter het klassiek ballet. De langere afstanden hebben mijn zoon nooit kunnen bekoren; hij is meer een teamsporter. Mijn dochter is wel heel enthousiast aan het hardlopen en dan met name de trackmeetings op de baan.’
‘Mijn kinderen heb ik ook het plezier van sporten bijgebracht. Ikzelf ben niet opgevoed met een echte wedstrijdmentaliteit. Sport beoefen je omdat het leuk is, maar leren op school was het ‘echte sporten’ en het belangrijkste om verder te komen in het leven volgens mijn Surinaamse vader. Mijn vader was atleet en voetballer in zijn jonge jaren. Op Aruba zwommen we heel veel in de open zee, we deden aan wielrennen, golfden, tennisten, speelden volleybal op school. In het weekeinde werden we om zes uur al gewekt, want om zeven uur moesten we al op de tennisbaan staan of in de zee zwemmen. Zo ging dat thuis bij ons en wij vonden dat als kind ‘heel normaal’.’
‘Dat ik in Nederland zoveel ben gaan sporten is dus achteraf gezien, heel plausibel. Schaatsen is toch enig? Vooral als je in de Tropen bent opgegroeid en nooit op het ijs hebt gestaan! Van het één kwam het ander, ik ging dus ook wielrennen, want daar werd het schaatsen mee afgewisseld buiten het schaatsseizoen om. Ik heb een wisselbeker mogen houden van de schaats triatlon. Die mocht je behouden als je drie keer eerste werd.’
Vertel eens iets over jouw opleiding en loopbaan.
‘Ik kwam ruim veertig jaar geleden naar Amsterdam om er te studeren. Mijn ouders zijn ‘echte’ Surinamers, daar geboren en getogen. Mijn vader emigreerde al op zijn 28ste naar de Nederlandse Antillen (Saba, Sint-Maarten, Aruba), waar ik ben opgegroeid tot m’n drieëntwintigste, waardoor ik me meer een ‘wereldburger’ voel met Surinaamse roots dan een ‘echte’ Surinaamse.’
In Suriname, op Sint-Maarten en op Aruba heb ik mijn prille jeugd en adolescentiefase doorgebracht. Op Aruba heb ik de Pedagogische Academie gedaan en in Nederland heb ik Algemene en Vergelijkende Onderwijskunde en Orthopedagogiek gestudeerd aan de UvA. Ik heb ook veertien jaar als onderwijskundige gewerkt op de Hogeschool van Amsterdam en op het Instituut voor de Leraren Opleiding (ILO) van de UvA, waar ik voor 50 procent was gedetacheerd. Na al de fusies van de vroegere Witte Lelie, kreeg ik de gelegenheid me om te scholen en heb ik aan de Radboud Universiteit in Nijmegen Franse taal en cultuur gestudeerd met als afstudeerrichting Moderne Franse Literatuur. Momenteel ben ik met keuze pensioen, nadat ik ook in het voortgezet onderwijs als eerste graad docent Frans met veel plezier heb gewerkt.’
Wat is jouw bijzonderste atletiekervaring?
‘Mijn bijzondere atletiekervaring is een aantal jaren terug geweest bij de Gaasperplasrun van Rondje Mokum. Het was minstens 33 graden of meer en ik had daar totaal geen zin in vanwege de hitte. Maar ik moest mijn dochter Ghyta er naartoe brengen, omdat zij in ieder geval ging lopen. Ik dacht toen dat ik maar liever wel kon meelopen in plaats van in de hete zon te staan wachten aan de kant. Wie schetste mijn verbazing dat ik in mijn slechtste tijd op de 10 km, in 58′, over de finish kwam als enige 55-plusser. De rest van vrouwen had hun loop halverwege afgebroken, net als vele andere jonge lopers. Dat vond ik dan weer een opstekertje voor mezelf: chapeau. Ik ben regelmatig in de top 3 geëindigd van het Rondje Mokum in de categorie 55+. Ik moet er wel bij zeggen dat dat niet heel moeilijk is. Meestal doen er maar 10 tot 15 vrouwen uit deze categorie mee.’
Wat is je leukste wedstrijd?
‘De leukste wedstrijden vind ik sowieso die van het Rondje Mokum. Je komt altijd weer dezelfde enthousiaste mensen tegen van andere concurrerende atletiekverenigingen. Op zo’n manier ken je bijna ‘heel hardlopend’ Amsterdam en omstreken. Alleen vind ik dat wij als AV’23 best een categorie V65+ erbij mogen maken. Zo langzamerhand zal het moeilijker voor mij worden om in de top 3 V55+ te belanden en behalve dat, een aantal clubs heeft ook deze categorie ingelast. Kom op, het is anno 2020, waarom zouden wij 65-plussers ‘ineens’ niet mogen meetellen bij ‘t Rondje Mokum?’
Wat is jouw held, jouw idool?
‘Mijn held, idool is Shalane Flanagan, een Amerikaanse middellange- en langeafstandsloopster. Ze is meervoudig Amerikaans kampioene in verschillende disciplines op de baan, weg en bij het veldlopen. Ook is ze Noord- en Midden-Amerikaans recordhoudster op de 3.000 meter indoor, de 5.000 meter indoor en de 15 kilometer op de weg. En laat de 15 kilometer en de 10 mijl nou mijn favoriete afstanden zijn, vooropgesteld dat ik in ‘topvorm’ zou zijn? Dat is in ieder geval één van mijn goals voor na het corona tijdperk.’
Vrijwilligerswerk
‘Als alleenstaande werkende moeder draaide ik kantinediensten en stond ik parcourswacht bij wedstrijden. Toen ik wat meer tijd kreeg, ben ik meer gaan doen voor onze club. Voor het coronatijdperk stond ik in de kantine om scholen te bedienen tijdens de sportdagen. Ook richtte onze vorige verenigingsmanager een kantinecommissie op, waarbij ik de vrijwilligers aanstuurde die op evenementen kwamen helpen in de kantine. Met trots vertel ik dat de kantinecommissie twee jaar geleden het zilveren certificaat voor ‘gezonde voeding’ heeft gehaald volgens de ‘Richtlijnen goede voeding’ van de KNAU. Thema’s waarmee we ons ook bezig hielden zijn de rookvrije generatie, het aanbieden van gratis fruit voor kinderen en het vraagstuk in hoeverre je als atletiekclub meerdere opties aan consumptie aanbiedt (met en zonder suiker).