Als iets niet voorkomt in het woordenboek van onze wijkagent is dat wel het woordje saai. Voortdurend is hij betrokken bij de meest uiteenlopende situaties. Een ontruiming met een deurwaarder, een ongeluk, een project met de handhavers, gevaar op de markt… Dolf is erbij.

Carolien Gevers | Foto Frank Schoevaart

Ga je morgen mee om 08.00 uur naar de Eerste van Swinden, nr. X? Heb een ontruiming, zie je daar,’ appt hij Dwars. De volgende dag komen de deurwaarder, een slotenmaker, die zich sloper noemt, een ontruimingsdienst en nog wat mensen ter plekke. Dolf checkt, in zijn rol van hulpofficier van justitie, het exploot van de deurwaarder. ‘Alleen met hem mag ik naar binnen, jij mag wat later.’ Ondertussen komen er medewerkers van het Leger des Heils. De woning blijkt één van hun HAT-woningen te zijn voor mensen met een psychiatrische achtergrond. Het raam aan de voorkant is stuk. Allerhande kapotte troep voor de deur.  Niemand weet of de vrouw in kwestie binnen is. Iedereen in gespannen afwachting.

’We maken ons zorgen over de buurvrouw, maar we worden er ook gek van’

De slotenmaker breekt in. De deur en een prangende stront- en schimmellucht. Geen mens te bekennen. Toilet bruin ingedroogd. Mondkapjes worden uitgedeeld en neuzen dichtgeknepen. Een buurman komt erbij: ‘Zo’n stakker, we maakten ons zorgen, maar werden er ook gek van. Telkens geschreeuw en de gekste mensen die ze mee naar binnen nam. We hebben diverse zorgmeldingen gedaan.’

Voor ieders veiligheid
De ontruimingsdienstmensen gaan meteen aan de slag. In een mum van tijd slopen ze de barricade van troep achter de voordeur en sjouwen ze met grote zakken, dozen en scheppen af en aan de verwaarloosde inboedel naar buiten. Dolf volgt alles en praat met alle betrokkenen. Tegen Dwars: ‘Kijk al deze mensen hier, de deurwaarder, de slotensloper, de ontruimingsdienstmensen en de bewindvoerder doen eigenlijk al het werk. Ik sta erbij en ben er puur voor ieders veiligheid en om het exploot te controleren. Want zo’n ontruiming komt op last van de rechter. We maken ook wel mee dat mensen nog in de woning zijn en agressief worden of explosieven hebben. Dan roep ik er meteen een paar collega’s bij. Die sympathieke vrouw daar is de bewindvoerder van het Leger des Heils. Zij is al tijden deze vrouw aan het coachen, maar het lukt steeds minder omdat ze niet meer reageert en waarschijnlijk overal en nergens uithangt. Het is een stakker, ze gaan nu proberen haar in een woonvoorziening te krijgen, maar eerst moet ze gevonden worden. Tegen de vrouw: ‘Laat je me weten als je haar gevonden hebt? En jullie informeren de overige buren? Ik moet zo gaan lopen met de handhavers.’

Daling winkeldiefstalletjes
We lopen naar de Dappermarkt en treffen twee toezichthouders / handhavers en een veiligheidscoördinator van de THOR (Toezicht & Handhaving Openbare Ruimte) in een ruimte van de gemeente. Dolf kent ze allemaal goed. De veiligheidscoördinator, Armand Dongor, ooit collega bij de politie, is nu betrokken bij een pilot met toezichthouders in de Dapperbuurt vanwege een toename van overlast door verwarde personen en winkeldiefstalletjes. Dolf: ‘Het project is in mei gestart op initiatief van stadsdeel Oost in samenwerking met de ondernemers en politie. Naast het handhaven van de veiligheid is de taak van mijn dierbare collega’s (wijst naar handhavers Romeo en Johanna) ook om agressieve of verwarde personen te helpen de juiste zorg te krijgen.’ Dwars ziet ze knikken. Dolf: ‘Romeo is zo enthousiast, die wil zelfs zo snel mogelijk bij de politie komen. En zij is ook zo’n kanjer.’ Johanna: ‘Het is vaak dankbaar, want steeds meer mensen kennen ons nu en soms lukt het echt om wat te betekenen, al is het maar dat je even een ruzie sust of een verward persoon steunt.’ Armand: ‘We zien al een daling van de winkeldiefstalletjes.’ Dolf: ‘Kom, we moeten nodig op stap gaan.’

Krijg de kanker
We lopen op de Dappermarkt en zien veel vrolijkheid. Dolf, Johanna en Romeo maken praatjes met iedereen. Dwars ziet hoe ingeburgerd ze al zijn en dat mensen vaak blij van hen worden. Romeo: ‘Ook wel andersom natuurlijk, dan zie je ze wegrennen zodra ze ons zien en dan weet je dat ze wat op hun kerfstok hebben.’

Opeens wordt het gezellige zomerse sfeertje opgeschrikt door een luid knallende motorrijder die keihard over de markt racet. Iedereen geschrokken. Veel ‘krijg de kanker en gestoorde gek’ gescheld rondom. Een vrouw in een invalidenkar met haar begeleidster moeten even bekomen. Dolf: ‘Hij ging zo snel, zagen jullie ‘m?’ ‘Ja hij had iets blauws aan.’ ‘Een jongere zeker?’ De begeleidster: ‘Nee, zeker boven de veertig, maar ik ken hem wel, hij scheurt hier vaker rond. Ik heb regelmatig avonddienst en hoorde precies datzelfde geluid van die motor van hem, niet normaal toch… Hij had die kleine kinderen daar wel kunnen raken!’ Dolf: ‘Werk je in het verzorgingshuis de Gooyer? Hoe heet je? Goed als ik binnenkort even langskom bij jullie?’ Dat wil de zorgbegeleidster graag. Dolf, tegen de handhavers: ‘We moeten hem vinden. Dit is een artikel 5 wegenverkeerswet overtreding. Dat bestraft de Officier meestal met afpakken van rijbewijs en een verplichte educatieve cursus waarna de dader pas na goed gevolg zijn rijbewijs terugkrijgt.’

Waterijsjes
We lopen door naar het Oosterpark, waar Dolf de handhavers wil wijzen op de probleemplekken. Hij vertelt over de rotonde met haar junks en alle zorgen van de buurtbewoners. Opeens ziet hij een jonge, wat zwalkende jongen alleen in het gras staan. Hij loopt op hem af en informeert wat die jongen aan het doen is. ‘Wachten op mijn mentor,’ zegt de jongen stotterend, ‘Ik kan het je bewijzen dat ik een afspraak met haar heb, zie hier op mijn telefoon.’ Dolf: ‘Heel goed, maar blijf hier en ga niet de andere kant van het park opzoeken.’ En (met een boksje): ‘Ik ga je checken hoor!’ En daar gaan we weer.

Dolf tegen de handhavers: ‘Deze jongen moeten we beschermen. Hij is een ex-verslaafde die onlangs hier in Oost een klein appartementje heeft gekregen. Nu loopt hij weer het risico op terugval in dit park met de verslaafden daar aan de andere kant.’ Later tegen Dwars: ‘Vanochtend was ik weer bij de rotonde, en ik had door dit warme weer opeens zo te doen met de verslaafden dat ik in een opwelling allemaal waterijsjes voor ze ging kopen. Nou, dat ging erin als crack… Toen ik een paar uur later daar nog een keer liep riep een verwarde zielenpoot tekortgedaan: ‘Je hebt mij geen ijsje gegeven’.’ Dolf: ‘Ik denk inderdaad dat hij er vanochtend nog niet zat, maar zo zie je maar weer hoe belangrijk je kan worden als je ze gedoogt en humaan behandelt. Je moet vertrouwen met ze opbouwen, in de hoop dat je na een tijd misschien in kleine stapjes kan doorpakken en ze doen openstaan voor hulp. Ik weet heel goed dat dat ons bij de meesten niet lukt, maar elke persoon die je kan redden is winst, net zoals die jonge jongen van daarnet.’