Sommigen kennen haar van de Dogtroep, anderen van het kunstwerk de Coupé in het Delftse zorgcentrum De Bieslandhof. Sommigen hadden les van haar op de Rietveld Academie of noemen het project PAPA, waarin bewoners als fotograaf een cultureel fotoarchief maken. Onlangs had ze daarmee een tentoonstelling in de Oba Javaplein en in november toont Galerie Weerdruk in het Entrepotdok wat zij met dit fotopersbureau doet. Een gesprek met Lino geeft inzicht in de veelzijdigheid van haar werk en hoe dit ontstaat.
Heleen Verschuren | Foto Björn Martens
In haar atelier op de Plantage Doklaan vertelt Lino ‘verknocht’ te zijn aan de Kadijken en de Plantage. Zij woont inmiddels vele jaren op het Entrepotdok, maar bivakkeerde daar al op een boot toen het Dok nog douanegebied was. Zij en haar buurman Jos Zandvliet zochten op straat naar hout voor verwarming of koken. Water haalden ze bij het politiebureau, dat toen nog in gebouw Plancius
tegenover Artis zat.
In 1975 richtten Warner van Wely en Paul de Leeuw de Dogtroep op en Lino en Jos sloten zich erbij aan. Als kunstenaars en musici maakten zij ieder vanuit een eigen idee al doende met elkaar een beeldend verhaal. De voorstellingen vonden plaats in de publieke ruimte van dorp of stad en werden geïnspireerd door de plek en de mensen daar. De centrale vraag was ‘waar vraagt de plek om?’
Lino vertelt: ‘Vaak was het ook heel praktisch. Wat als we een kabel spannen tussen die twee torens? Of een lopend vuur maken in die goot langs de straat? We zoeken nog een trompettist, misschien iemand uit de brandweerfanfare? Zo ontstond in samenwerking met lokale musici en technici en met gebruik van lokale materialen een voorstelling. Een scriptschrijver hield het overzicht en zorgde dat er een spanningsboog ontstond uit al die inbreng. Als makers wisten we van tevoren dus niet wat het resultaat zou worden, dit vrije creatieproces was een voorwaarde om te komen tot een optreden. Dat werd ook vastgelegd in de contracten die we afsloten met een gemeente. We hadden geen tekstrepetities, want tekst was er niet, maar we repeteerden het doorlopen van de techniek met alle objecten die de acteurs bedienden. Vaak was pas een half uur voor de voorstelling het script af en toch moest alles werken zoals het was bedacht. Door te werken met simpele middelen kon het publiek zien hoe de objecten gemaakt waren en bleef er ruimte over om te fantaseren. Het was toegankelijk, men kon ‘erbij’, waardoor ik de werkwijze voor zo’n voorstelling als heel democratisch ervoer.’
De Dogtroep werd zeer succesvol en bestond uit soms wel vijftig leden, die in de buitenlucht van Moskou tot Toronto optraden voor wel 1500 mensen.
Internet als nieuwe publieke ruimte
Rond 1990 vond Lino dat de stads- en dorpscentra steeds meer op elkaar gingen lijken, met dezelfde autovrije winkelstraten en eenzelfde soort gedrag van de bewoners. Het beginnende internet lokte haar als een nieuwe publieke ruimte met de mogelijkheid om met veel verschillende mensen ideeën uit te wisselen. Ze hield op bij de Dogtroep, maar ging als individueel kunstenaar door. Haar onderzoeksvraag bleef: ‘waar vraagt de plek om?’, maar haar manier van werken veranderde. Zoals ze haar studenten op de Rietveld Academie vertelde: ‘Ga eerst onderzoek doen op de plek of het gebied waar je iets wilt hebben en neem alle betrokkenen, dus ook je opdrachtgever, mee in het proces. Maak foto’s, verhalen of tekeningetjes van die plek en open een ruimte op internet waar opdrachtgever en betrokkenen je observaties kunnen zien. Uit zo’n onderzoek ontstaat het uiteindelijke idee voor het kunstwerk, wat niet altijd een tastbaar object hoeft te zijn.’ Lino noemt haar werk dan ook niet ‘ontwerpen’ maar ‘het
ensceneren van situaties.’
Heel verschillende projecten
Een voorbeeld van een radicaal virtueel project is ‘Het gebouw vertelt’ ter viering van het 75-jarig bestaan van de Openluchtschool in Amsterdam in 2004/05. De enscenering was dat alle kinderen en leraren input verzamelden om kennis te krijgen over de school en de omgeving. Op een digitaal platform werden tekeningen, gedichten, animaties en geluiden geladen die de kinderen in het gebouw gehoord en gemaakt hadden. Het eindresultaat was een website met een virtuele wandeling door het door leerlingen getekende gebouw waarbij de verhalen op het platform te vinden waren. Tot slot was er een theatervoorstelling waaraan alle leerlingen meededen. Die virtuele wandeling was al interactief voordat dit gewoon was; je kon bijvoorbeeld op het scherm klikken en een getekende deur opendoen, waarmee je verder in het gebouw kwam; of je kon op een icoontje klikken om een opgenomen geluid te horen of een animatiefilmpje te zien. De leerlingen en leraren ontwikkelden allerlei talenten gedurende het project en Lino ontwikkelde haar samenwerking met websitebouwers en backend developers, met beeld en geluidsbewerking.
Een heel ander voorbeeld van ‘enscenering’ is het ontstaan van het kunstwerk De Coupé uit 2008, dat zij met Yvonne Dröge Wendel maakte. De opdracht was een kunstwerk voor de nieuwe vleugel van een gesloten afdeling van een zorgcentrum. Om erachter te komen wat de bewoners met dementie boeide startten zij een viltproject. Dit vilten aan een grote tafel was een alibi om communicatie met en tussen de bewoners te onderzoeken. Lino vertelt: “Hieruit bleek dat van die bewoners altijd verwacht werd dat ze iets deden of communiceerden. Ze konden eigenlijk nooit eens gewoon ‘nietsen’. Onze vraag werd vervolgens: hoe kunnen we een hoge status aan ‘niets doen’ geven? Daar is De Coupé uit voortgekomen, een 1e klas treincoupé, waar je achterelkaar zit en niet hoeft te communiceren. Als je naar buiten kijkt, zie je op film een landschap aan je voorbijtrekken. In die film hebben wij voor alles wat herkenbaar is zoals torens of molens een bosje gemonteerd, zodat je oog niet aan iets herkenbaars blijft haken wat je herinnering activeert of in de war zou kunnen brengen. Daarom zijn er ook geen nostalgische elementen in de trein. Het is een strakke grijze vorm die direct herkenbaar is als coupé, met vier ramen. Het werd onmiddellijk een geliefde zitplaats.”
Het ontstaan van fotopersbureau PAPA
Omstreeks 2006 vond Lino dat het internet ook steeds meer ging lijken op een autovrij stadscentrum. ‘Toen dacht ik: hoe wil ik nu verder? Onderzoek vind ik het leukste van mijn werk, de verdieping op een plek, uitvogelen wat mensen daar doen. En daar dan met kunst op inzoomen. Ik bedacht dat internet voor mij een plek kon zijn waar ik recepten op zou zetten, die andere mensen dan maakten. Een soort Dr. Oetker met recepten om met correspondenten van over de hele wereld ‘nieuws’ te maken.’ In 2008 ontdekte zij het activistische pers en multimediale bureau
Drik uit Bangladesh. Dat werkte al vanaf 1994 met lokale verslaggevers en fotografen om de hegemonie en de blik van westerse pers en fotobureaus op gebeurtenissen in Bangladesh te doorbreken en de lokale visie daarop te geven. Lino stuurde een brief en werd in 2008 aangenomen als stagiair. Een stage in Nigeria volgde en daar ontwikkelde zij het protocol voor haar fotopersbureau PAPA (Participating Artists’ Press Agency). Sterk verkort houdt dit in dat bewoners als lokale fotografen dezelfde plek bezoeken met als opdracht te fotograferen waar hun oog op valt. Hierdoor wordt duidelijk hoe verschillend mensen naar dezelfde plek kijken en hoe verschillend de verhalen die zij vertellen. Na een gezamenlijke keuze uit de foto’s is het werk verder aan Lino. Afhankelijk van de hoeveelheid geld die ze voor een project bij elkaar heeft weten te krijgen, vertaalt zij die keuze naar een eindproduct zoals een boek of een krant. Ze werkt daarvoor met de beste mensen samen, zodat er een prachtig vorm gegeven cultureel fotoarchief ontstaat. Zij zegt: ‘Vaak gaat dit ook weer terug naar de plek, zoals de kranten die we maken of laatst die tentoonstelling in de Oba als onderdeel van PAPA in Amsterdam-Oost.’ Een keuze uit dit fotoarchief is in oktober en november te zien in Galerie Weerdruk op het Entrepotdok 42.