Home Lezen en schrijven De Joodse meisjes in het poesiealbum

De Joodse meisjes in het poesiealbum

0
Claudia Carli: ‘Toen ik het poesiealbum zag sloeg de bliksem in.’

Vorige maand verscheen bij Meulenhoff het boek Zoo lang ik hoop te leven van IJburger Claudia Carli, leider van het project Oorlog in de buurt. IJopener Magazine spreekt Carli over het boek en haar speurwerk naar negentien Joodse meisjes die in 1941 in een poesiealbum schreven.

Joyce Hes | Foto Marcel de Cnock | IJopener

‘Dit album behoort aan mij, zoo lang ik hoop te leven’, schreef het Joodse meisje Alida ‘Alie’ Lopes Dias, toen twaalf jaar, op 21 september 1941 op de eerste pagina van haar poesiealbum. Ze zou niet lang leven. In 1943 werd ze via kamp Vught met het bekende kindertransport doorgestuurd naar Sobibor, waar ze met de andere kinderen en haar moeder werd vergast. In het album schreven negentien meisjes een versje. Van hen kwamen slechts zes meisjes terug. De anderen overleefden niet. Van sommige is alleen het versje uit het poesiealbum bewaard gebleven.

Hoe het begon
Mijn eerste vraag aan Claudia, die zelf geen Joodse achtergrond heeft en geen oorlog heeft meegemaakt, is wat haar heeft bewogen om zeker zeven jaar tot zelfs vrij recent nog, onderzoek te doen naar de levens en wederwaardigheden van de meisjes die in het album schreven.

Ze legt uit: ‘Toen ik begon was dat in eerste instantie uit nieuwsgierigheid. Wie waren die meisjes? Wat gebeurde er in hun leven op het moment dat ze in het album schreven? Maar er was meer. Mijn stiefvader was heel goed bevriend met de man van Gretha, de zus van Alie, die de oorlog wel had overleefd. Hij sportte in de sportschool waar de man van Gretha les gaf. Gretha sprak niet graag over de oorlog. Maar toen we haar vroegen of ze wilde dat een foto van haar zusje in het boek In memoriam van Guus Luijters werd gepubliceerd, begon ze meer over de oorlog te praten. Gelukkig, want zo konden we nog veel te weten komen, wat nu ook verwerkt is in mijn boek. Toen Gretha overleed, ontfermde mijn stiefvader zich over de boedel. Daarin vond hij het poesiealbum en vroeg aan mij: “Wat zullen we hiermee doen?” Toen ik dat zag sloeg de bliksem in. Ik had via mijn stiefvader al zoveel verhalen over het lot van Gretha en haar zus en moeder gehoord, dat ik dacht: Daar moet iets mee gebeuren.’

Oorlog in de buurt
Ze bracht het poesiealbum naar het Joods Historisch Museum, maar daar bleken ze meer poesiealbums te hebben en zouden ze het in het depot gaan leggen. Maar dit album was tijdens de oorlog geschreven en dus heel bijzonder, wist Claudia, die veel historische belangstelling heeft, meteen.

Misschien leeft er nog iemand van die meisjes, dacht ze en ook: Gretha had haar zus beloofd het te bewaren en nu Gretha dood was, was er niemand meer die het kon doorvertellen. Ze voelde op een of andere manier die plicht nu op zich rusten.

Bovendien kwam erbij dat ze in die tijd vaak haar eigen dochter in de leeftijd van de meisjes van het poesiealbum naar de dansschool in de Pijp bracht, waar de meisjes hadden gewoond en dan dacht: stel je voor dat mijn dochter zo’n meisje was geweest en stel dat dan niemand later meer weet dat ze hier heeft gelopen.

Toen ze eenmaal op zoek ging naar Alie en
haar vriendinnen, wilde ze ook alles weten. In diezelfde tijd kwam ze in contact met journaliste Minka Bos, die een project genaamd Achterhuizen in de Pijp had opgezet. En later het educatieve project Oorlog in de buurt* bedacht. Vanaf 2012 startte dit project op de Derde Daltonschool, die in het gebouw van de Herman Elteschool zit, de school waar de meisjes uit het album op zaten. Inmiddels wordt het project op zo’n dertig scholen in Amsterdam uitgevoerd en sinds kort ook in andere steden in Nederland.

Zelf woonde Claudia toen al vanaf 2001 aan de Borneokade, waar ze bij haar vriend was ingetrokken. Ze werd gegrepen door wat ze tegenkwam, en dacht op een gegeven moment: ‘hier zit een boek in’.

Doorzettingsvermogen
Ze bood het aan aan een uitgeverij maar kreeg na lange tijd nul op het rekest onder het motto ‘dit voegt niets toe aan wat we al hebben’. Claudia verdacht diegene ervan dat hij het manuscript niet eens had gelezen. Ze was teleurgesteld maar zette door omdat ze de geschiedenis beschouwt als een compilatie van de verhalen van mensen en ieder verhaal is anders en voegt iets toe. Zo ook de verhalen van de negentien meisjes die wel of niet terugkwamen.

Zelfs onlangs nog vond ze na lang zoeken de laatste overlevende in Canada, die in eerste instantie niet veel herinneringen had, maar nadat Claudia haar nicht had gesproken met veel details kwam. Ze hoopt ook dat als het boek uitkomt er misschien toch nog reacties komen van mensen die weer aanvullingen hebben. Ze vindt het bijna jammer dat ze nu het boek af is, meer dan vierhonderd bladzijden, haar speurtocht moet staken.

Het mooie van het boek is dat je bijna letterlijk met de meisjes meeloopt naar het park en naar hun school in 1941. Die tijd gaat echt voor je leven. Dat is Claudia, die ooit de scriptschool deed in Amsterdam en voor Endemol tv-series schreef, wel toevertrouwd.

Gracht op IJburg
Tot slot vraag ik haar nog naar hoe het wonen op IJburg bevalt. Ze zegt: ‘ik had altijd al in een Amsterdams grachtenpand willen wonen’ en met een knipoog: ‘Nu woon ik aan een gracht op IJburg. Maar even serieus: wist je dat het Lloyd Hotel in de oorlog werd gebruikt als opvang voor Joodse vluchtelingen? Erna uit het poesiealbum zat daar.’ Toch nog even een historisch feitje voor de liefhebber uit het verspreidingsgebied van de IJopener!

* Het project Oorlog in de buurt is een ontmoetings- en onderwijsprogramma dat ouderen en kinderen dichter bij elkaar brengt rondom persoonlijke verhalen uit de Tweede Wereldoorlog. Kinderen bezoeken het huis van een oudere die tijdens de oorlog in hun buurt woonde en houden daar een interview dat wordt vastgelegd in tekst, beeld en audio. Zie pagina 10 van IJopener van april 2017 voor een artikel over dit project.

Claudia Carli kan gevolgd worden op Instagram en er komen signeersessies bij Atheneum en Van Rossum.