Home Dwars nieuws Ode aan het Linnaeushof

Ode aan het Linnaeushof

0

De Henri Polaklaan, globaal gelegen tussen het Auschwitzmonument en Artis, werd ooit door Het Parool uitgeroepen tot allermooiste straat van Amsterdam. Die uitverkiezing heb ik nooit helemaal begrepen en toen ik onlangs opnieuw het Linnaeushof in de Watergraafsmeer betrad, wist ik zeker dat deze Amsterdamse courant er helemaal naast zat. Niet de Henri Polaklaan, maar het Linnaeushof verdient het predicaat ´allermooiste straat van de stad´.

Op 3 september 1924 kreeg het Linnaeushof per raadsbesluit haar naam en werd vernoemd naar Carl Linnaeus, de beroemde Zweedse arts en plantkundige. Zelf was ik toen nog lang niet geboren, maar dik vijftig jaar later, we schrijven de lente van 1975 en ik was drie jaar en een paar maanden oud, ging ik er wonen. Kijkend door de ogen van een kind van amper vier turven hoog, zie je dat alles groot is. En soms zelfs een beetje eng. De Martelaren van Gorcum met zijn immense torens, was niet alleen een massieve kerk, maar de klok veroorzaakte elk half uur ook een enorme kakofonie. De beuk in de kerktuin? Heel groot! Net zoals de tennisclub in het midden, met verschillende banen: uitgestrekt. Het poortje en de nabijgelegen Hibsecrib waren dan weer meer onder de noemer eng te categoriseren.

Het Linnaeushof staat synoniem voor mijn jeugd, een onbezorgde tijd waarin welhaast alles kon. Voetballen op het plein totdat de pastoor van dienst, Jan Zwart, in zijn gele bolide kwam aanrijden om te vertellen dat het niet mocht. De nonnen van het klooster die nog steeds een lesbevoegdheid hadden en ons de geheimen van het breien, haken en ander handwerk bijbrachten. Klimmen op het dak van de Lidwinaschool om verdwaalde tennisballen te zoeken. En natuurlijk het jaarlijkse ritueel op 31 december. Toen om klokslag 00.00 uur het traditionele oudjaarsvuur werd ontstoken en we altijd hoopten dat onze stapel blauwsparren en Nordmannen hoger zou zijn dan die in de Pythagorasstraat en op het Mariotteplein. Op het Linnaeushof leerde ik fietsen, ging ik acht jaar lang dagelijks naar school en voetbalde ik met mijn broers waarbij de lantaarnpalen als goal fungeerden.

Onlangs was ik er weer, omdat het Linnaeushof op de kop af honderd jaar bestond. De kerk maakte ouderwets kabaal, op de tennisbaan werd een gemend dubbel afgewerkt waarbij de spelers duidelijk niet het DNA van Richard Krajicek bezaten. En de huizen van architect Alexander Jacobus Kropholler stonden er nog altijd onveranderd prachtig bij. Toen ik de Hof via de Wethouder Frankeweg verliet, kwam mijn gewaardeerde collega Marcel van Roosmalen in bijzijn van zijn drie dochters aanrijden. Ze zijn er onlangs komen wonen en hen gun ik net zo een onbekommerde jeugd zoals ik die daar ooit heb gehad.

Reageren? [email protected]