Het eerste dat je weggooit is de verpakking van de vuilniszakken. Vind ik een mooi inzicht. Dat gele zakje gaat tegenwoordig bij de afdeling plastic. Ik heb welgeteld negen aparte afvalverzamelpunten in huis, van papier en glas tot kleding en chemisch. En een compostbak.
Peter Hoogendijk
Dat was drie jaar geleden nog anders, toen gooide ik echt alles in één verzamelzak en hup, in de container restafval om de hoek. Lekker makkelijk en efficiënt. Gemakzuchtig ook.
Dat kwam zo. Jaren geleden, toen de gemeente glas- en papierbakken had neergezet op het Marie Heinekenplein, waar we destijds vlakbij woonden, maar toch nog een stukje lopen, zag ik mijzelf zeulen met zakken vol kranten en flessen. En dan waren die containers overvol. Andere mensen hadden hun papier ernaast gezet, dat was door de wind het hele plein rondgewaaid. En de glasbak was omringd met scherven en splinters, het knerpte onder je schoenen, met de fiets kon je er niet komen. Het was er een teringbende, geen handhaving, slecht geregeld, pech dan maar. Ik besloot dat zwaarmoedige gedoe in te wisselen voor een lichtzinnige kijk op de zaak: al het huishoudelijk afval in één gemakszak en hup bij het restafval. Het luchtte mij enorm op, ik zeg het eerlijk. Het voelde zelfs opgeruimd.
‘Ik scheid mij een slag in de rondte’
Nu is dat dus echt anders. Er sloop wroeging in mijn afvalbeleid. Vooral als ik mijn loodzware alles-in-een-vuilniszak in de restafvalcontainer gooide en het gerinkel van brekende wijnflessen door de buurt galmde. Het keerpunt kwam met de komst van een groene compostbak die ik van mijn moeder overnam. Ik gooide daar schillen en koffieprut in, en wat tuinafval, maar geen citrus en gekookte voedselresten (ik had me ingelezen) en als ik regenwormen en slakken vond, gooide ik die in de bak om de boel op te eten. Mijn afvalzak raakte aanmerkelijk minder snel vol, dat was een mooie constatering. Een vriendin met een volkstuin en kennis van composteren gaf mij nuttige tips en een bakje met een paar tijgerwormen.
Gewone regenwormen lusten geen sla en wortelloof, vertelde zij. Wow, tijgerwormen, kleine rooie compostmonsters! Sindsdien ben ik verkocht. Ik voer mijn tijgers alleen maar lekkers. Soms is de bak behoorlijk gevuld, maar de volgende dag is het peil alweer gedaald. Ik krijg ‘m niet vol, want de tijgers hebben zich enorm vermenigvuldigd en ze krioelen honderdvoudig door de schillen en de blaadjes. Samen met een flinke biodiverse verzameling slakken, pissebedden, vliegjes en ander spul eten ze alles op. Er blijft een mooie, gezonde massa over die best lekker ruikt, een beetje uiïg. Ik vind mezelf ook een beetje uiïg, want de hele compostbusiness geeft mij een fijn en gelukkig gevoel.
Van de weeromstuit doe ik niet alleen aan gescheiden keukenafval, maar ook glas, plastic, papier, textiel en chemisch afval. Ik denk zelfs aan een afdeling blik en ander metaal, dat schijn je te kunnen verkopen ergens in Oost. Ik scheid mij een slag in de rondte. Samen met het gezin trouwens. Ons restafval is gigantisch afgenomen, mijn kinderen brengen gelukkig het papier, glas en plastic naar de betreffende bakken in de buurt.
Het nieuws dat het Afval Energie Bedrijf AEB in Amsterdam West ernstig in het ongerede is geraakt en de komende maanden gerenoveerd moet worden (het kost miljoenen, wat een toestand, waar laten we intussen onze zooi?) dat nieuws dus, heeft mijn afvalpolitiek opnieuw een boost gegeven. Hoe meer ik scheid, hoe minder ongesorteerd afval ik richting het AEB stuur, hoe beter. Dat papier, glas en textiel levert een nuttige bijdrage op aan de circulaire economie en mijn tijgerwormen voorkomen onnodig gezeul met keukenafval. Wat een helden.
Als je een handje tijgerwormen wil hebben om je eigen composthoop of wormenhotel te beginnen, stuur me dan een berichtje [email protected]