De ene draagt een blauwe pet, de andere een zwarte stropdas. In de winter komen ze allebei dichtbij huis, bungelend aan vetbollen en pindasnoeren. Er is geen dorp waar deze vogels niet zijn waar te nemen. Het kunnen er maar twee zijn: de pimpelmees en de koolmees.
Lieneke Koornstra
‘Als er maar nestkasten hangen weten deze mezen je tuin of balkon wel te vinden’, zegt Rob Baars, lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam. ‘Succes vrijwel zeker verzekerd als ze op minimaal twee meter hoogte zijn aangebracht met een op het Oosten of Noorden gerichte ingang. Dit laatste om te voorkomen dat het inregent of te heet wordt vanwege de zon.’ Edial Dekker, lid van dezelfde vogelwerkgroep, vult aan: ‘Omdat de koolmees iets groter is dan de pimpelmees volstaat voor die laatste een invlieggat ter grootte van een gulden, terwijl voor die eerste een invlieggat van een rijksdaalder nodig is. Maar het kan ook zomaar gebeuren dat deze vogels een heel andere nestelplek uitkiezen, zoals een kruik, een gresbuis, een kabelhaspel, een tuintafelpoot of de loop van een kanon. Google maar eens op Vreemde nesten van pimpel- en koolmezen.’ Rob: ‘Soms zie je op een brievenbus een briefje hangen met daarop een tekst als: Lieve postbode, wilt u vanwege een broedende koolmees de post bij de buren in de bus doen?’ Het laat geen twijfel mogelijk dat deze bosvogels zich uitstekend hebben weten aan te passen aan de menselijke omgeving.
Trainingspakkie
De Amsterdamse vogelindeling beperkt zich niet tot sijsies en drijfsijsies. Toen de auto eenmaal opdook in de straten kwamen er schijtlijsters bij. Rob: ‘Sommige vogels hebben het tot een eigen bijnaam geschopt. De pimpelmees gaat door voor een mus in een trainingspakkie.’ Het verhaal gaat dat de vogel zo wordt genoemd omdat hij zich dikwijls laat zien in bos- en lommerrijke gebieden waar mensen in trainingspakken verschijnen. ‘Een andere regionale naam voor de pimpelmees is blauw maiske’, aldus Edial. ‘Daarmee wordt natuurlijk verwezen naar die blauwe baret. Bij pimpel denk je meteen aan pimpelpaars, maar pimpel staat ook voor een klein voorwerp en een pimpelmees is kleiner dan een koolmees.’ Het trainingspakkie van de pimpel bestaat uit het kenmerkende blauwe petje, een gele borst, witte wangen, een zwartblauwe kinvlek, een smalle zwarte oogstreep en blauwachtige vleugels. Als ze ruzie hebben zetten ze al hun blauwe veertjes op. De koolmees is uitgedost met een zwartglanzende kop met witte wangen, een zwarte middenstreep – de stropdas – op de gele borst en blauwgrijze vleugels met een witte vleugelstreep. Het is de enige mees met witte staartpennen, in de lucht goed waarneembaar.
Aanstellerij
‘De mezen zien elkaar anders dan dat wij ze zien doordat zangvogels, waartoe zij behoren, heel goed uv-licht kunnen waarnemen’, vertelt Rob. ‘Kleuren lichten hierdoor voor hen feller op. De vrouwen kunnen hierdoor de mannen uitzoeken met de mooiste pet of de fraaiste das.’ Menig mezenvrouw verstaat de kunst heel goed om zich aan te stellen als een hongerig jong zodra een in haar ogen aantrekkelijke man zich hoger in eenzelfde boom ophoudt. Hij kan haar vervolgens zijn vaderlijke toewijding tonen door haar een lekker hapje toe te stoppen. Oudere mannen zijn bij de vrouwen populair omdat ze al hebben bewezen sterk te zijn, te kunnen overleven. Tijdens de nestbouw kan ook de jongere man zijn kracht laten zien door enkele veren neer te leggen van een duif of patrijs. In het laatste stadium van de nestbouw kan de vrouw eigen veren uit haar borst plukken zodat ze met haar kale buik een direct en zeer warm contact houdt met de witte met rode vlekjes gespikkelde eieren.
Vreemdgaan en huisvredebreuk
Mezen behoren tot de categorie standvogels. Edial: ‘Ze verspreiden zich maar een paar kilometer van hun geboorteplaats. Onderzoek heeft uitgewezen dat tien procent van de nakomelingen bastaards zijn. Pimpel- en koolmezen gaan massaal vreemd, maar wat graag houden ze er meerdere liefjes op na.’ Onder zangvogels komt het vreemdgaan met de naaste buren het meest voor. Dat maakt de kans nageslacht groter. Zangvogels leven immers vrij kort en ook de kans dat hun jongen sterven is groot.
Voor de voortplanting is het noodzakelijk om in de korte tijd die er is voor zo veel mogelijk nageslacht te zorgen. Dat het er daarbij hard aan kan toegaan blijkt uit de strijd die jaarlijks plaatsvindt tussen menig koolmees en bonte vliegenvanger. Ze azen op dezelfde nestruimte, waarbij laatstgenoemde er niet voor terugdeinst om huisvredebreuk te plegen bij de koolmees. De bonte vliegenvanger betaalt dat vergrijp met zijn eigen leven want de koolmees is zwaarder en heeft bovendien scherpe klauwen waarmee hij het kopje van zijn rivaal openscheurt en vervolgens de hersenen opeet. ‘Dergelijke botsingen doen zich vooral in het oosten van het land voor’, zegt Rob. In Amsterdam en omgeving is de bonte vliegenvanger een zeldzame verschijning en al helemaal geen broedvogel.’
Klimaatverandering en stikstofuitstoot
De botsingen tussen koolmees en bonte vliegenvanger nemen wel in aantal toe als gevolg van de klimaatverandering. Voor hun kroost zijn beide afhankelijk van een piek in de beschikbaarheid van rupsen en insecten. Die piek is gekoppeld aan het moment waarop het eerste blad aan de bomen verschijnt. En dat gebeurt steeds eerder in het jaar nu de winters almaar zachter worden. De in ons land overwinterende mezen weten zich daaraan goed aan te passen en pikken alle goede broedplaatsen in, terwijl de bonte vliegenvangers dan nog bezig zijn met hun emigratie van West-Afrika naar Europa.
Waar alle mezen last van hebben is de stikstofuitstoot. Edial: ‘Als gevolg van stikstofdepositie verzuurt de bodem. Op sommige plekken vinden de vogels nog maar zó weinig kalk dat bij een derde van de eieren de schaal te dun is en dat kuikens in het nest zo broos zijn dat ze al in het nest hun pootjes breken.’
Liefde door de maag
Als iets voor vogels geldt dan is het dat de liefde door de maag gaat. Wie goed voert krijgt immers veel op bezoek van deze dieren. Tegen de tijd dat de mezen op vrijersvoeten gaan gebeurt er ook iets bijzonders met hun magen. Edial: ‘In de lente worden de magen van mezen zachter en kleiner terwijl de geslachtsorganen groter worden en de snavels spitser. In de winter zijn deze vogels ingesteld op het eten van noten en zaden waarvoor een dikke gespierde maagwand nodig is. Als de wereld in het voorjaar steeds meer bevolkt wordt met rupsen en insecten, is een kleine maag voldoende. Dat komt mooi uit want de man moet in die periode zaad voor talloze copulaties produceren en de vrouw moet zo’n negen tot twaalf eieren leggen.’
Honden- en kattenharen
Ter bestrijding van allerlei insectenplagen worden kool- en pimpelmezen steeds vaker ingezet als wapen. Omdat de eikenbladprocessierups voor hen een lekkernij is, hing de gemeente Zwolle talloze nestkastjes voor deze vogels op. Ook tuinders zien de mezen graag komen want bladluizen worden met graagte gegeten. ‘Als je van je muggen en spinnen wilt afkomen is het aanbrengen van nestkastjes de oplossing’, verzekert Rob. Hij brengt de muggen- en spinnenoverlast in herinnering waar de bewoners van de nieuw aangelegde het mee te stellen kregen. Nu dankzij de begroeiing in de tuinen en vooral het aantal nestkastjes het aantal vogels is toegenomen, houden muggen, spinnen en vogels elkaar in balans. De nieuw gearriveerde kool- en pimpelmezen eten graag spinnen.’
De buxusmotrups is eveneens een geliefd kostje. ‘Daardoor krijgen de mezen ook het gif binnen waarmee de mens ten strijde trekt tegen deze rupsen die iedere buxus in afzienbare tijd veranderen in een gele kaalgevreten struik’, zegt Edial. ‘Een relatie met toegenomen vogelsterfte kon niet uitblijven. Het Centrum voor Landbouw en Milieu deed een oproep om jonge dode mezen op te rapen, ze in twee diepvrieszakken in de vriezer te stoppen met op de bovenste zak een sticker met de datum en er vervolgens melding van te doen waarna de vogels zouden worden opgehaald voor onderzoek.’ De conclusie is inmiddels bekend. In de lijfjes van de dode mezen zijn zo’n 14 verschillende soorten pesticiden aangetroffen, inclusief het reeds verboden DDT. Bovendien bleken ‘stadsmezen’ veel meer bestrijdingsmiddelen te bevatten dan ‘bosmezen’. Een andere bevinding is dat de sterfte waarschijnlijk niet het gevolg is van de bestrijding van de buxusmotrups, maar van pesticiden in anti-vlooien- en anti-tekenmiddelen die via honden- en kattenharen in vogelnestjes terechtkomen.
Afkijken
Met de winter in zicht scholen de kool- en pimpelmezen graag samen. Dat is veiliger want vele kraaloogjes samen hebben de scherpe sperwerklauwen sneller in de gaten dan één paar. ‘Overwinteraars en doortrekkers uit Scandinavië en andere landen rond de Oostzee maken dikwijls deel uit van zo’n groep. De Nederlandse mezen zijn dus standvogels maar dat geldt niet voor de mezen buiten onze grenzen. Een aantal van die emigranten meet zich alsnog die status aan door hier in het voorjaar gewoon te blijven hangen’, vertelt Rob. ‘Hoe groter de groep, hoe intelligenter de deelnemers zijn’, aldus Edial. ‘Zo ontdekten enkele mezen begin twintigste eeuw de truc om de dop van melkflessen die op de stoep stonden open te pikken om van het roomlaagje te kunnen snoepen. De rest keek de kunst af waarna het gedrag zich snel verspreidde. Met het verdwijnen van de melkman in het straatbeeld waren de vogels weer aangewezen op andere voedselbronnen.’ Ook voor het opeten van eikenbladprocessierups deed goed voorbeeld goed volgen. De mezen strijken de rups met de lange brandharen langs een tak voordat ze hem opsmikkelen.
Kinderfietsje
Zodra de dagen gaan lengen laten de mezen zich horen. ‘Van de koolmees zijn enorm veel verschillende geluiden bekend’, vertelt Rob. ‘Volgens sommigen zijn het wel een paar honderd verschillende. De basis is het geluid van een kinderfietsje: ti-tu-ti-ti-tu-ti-ti-tu-ti. Ook daarmee varieert hij eindeloos, bijvoorbeeld ti-ti-du-ti-ti-du-ti-ti-du. De zang van de pimpelmees is hoger en ijler, zeg maar een heldere meestal aflopende triller. Als de lente zich voorzichtig aandient is er een grote kans dat je ze hoort wanneer je even naar buiten loopt.’
met veel plezier gelezen….weer meer te weten gekomen ..dank je wel