Er kwam een hond aanlopen. Een ietwat schuw, want op m’n zorgzaam reikende hand (altijd de achterkant; dan schijnen ze minder te schrikken) trok hij zich met een blaf terug en keek hij naar de baas die ook vanuit de verhullende bosschage naast me aan kwam lopen.
Ton Zijp
Verontschuldigend. Ik met weerwoord dat honden niet elk menselijk persoon vanzelfsprekend leuk vinden. Hij uitleggend dat z’n hond mensen niet altijd als vriend benadert.
Maar hij kwam naast mij zitten. En aangezien ‘t hout van de bank nog enigszins nat was van een vorige bui bood ik hem een krantje aan. Altijd aanwezig in de bak van mijn fiets. Ik zat er zelf ook graag op ter voorkoming van een natte bips.
Nee, had hij niet nodig, maar toen hij zag dat het de Dwars was zei hij dat hij daar columns over het uitlaten van honden voor schreef.
Een idee was bij mij vervolgens in gang gezet. Weliswaar met een vertraging van minstens twee dagen, maar toch: ik moest maar eens vrijwillig solliciteren, dacht ik.
Want, inherent aan ‘t regelmatig zitten op banken, ben je nagenoeg constant in de natuur in die hoedanigheid. Als je tegelijkertijd wil lezen in ieder geval. Te midden van de bomen van parken, ‘bossen’ in grootregio Amsterdam kan je eigenlijk niet anders benoemen, maar dat maakt ze niet minder groen, niet minder noodzakelijk net zo goed.
Dus daar zit ik dan, met talloze elkaar opvolgende natuurboeken. De longlist van Beste Natuurboek 2025 hebben me vergezeld, vooral op de niet al te natte bankdagen, op afwisselende banken in regio Watergraafsmeer of net daarbuiten. Waarbij ik vooral omringd ben door groen, bladeren van afhangende takken, ademende bomen, op koude dagen ‘t juiste bankje om de traag tanende zon zo lang mogelijk mee te maken. Bij het tegenovergestelde wegduikend onder een overhangende breedbladige boom.
Soms ga ik dan vreemd. Verkies ‘t Diemerbos boven het Oosterpark (te veel gedoe met mannen die op de uitkijk staan om deals goed te laten verlopen zonder politie-interventie), soms ook het Gaasperpark boven Flevopark of Frankendael. Lekker fietsen, moe worden, meer rust, slechts suizend voorbijgaande fietsen, een kort maar wél echoënd ‘hallo’ terug als ik gedag zeg.
Dan lees ik. Adem boom, teug de stilzwijgende tocht van z’n bladeren in. Heb tegelijk in mijn twee handen vol van balancerend boek gelezen dat dát me meer rust geeft, die omgeving, die groenheid en adem nog maar eens extra lekker diep. Ik bekijk de wijdte van een horizon met ondergang op de korte winterse dagen. Probeer de laatste pagina’s zo lang mogelijk te rekken terwijl de verkoeling zich voor gaat doen in het andere seizoen.
Rust.
Krijg kramp. Een platte reet.
Hoor kraaien krassen, maar dat weerhoudt me toch evengoed niet het vertrek uit te stellen.
Ik tel nog even hoeveel pagina’s aan natuur mijn hoofd zijn binnengedrongen dankzij bankjes, dít bankje, in míjn parknatuur.









