In de plassen op straat doorbreken regendruppels het spiegelbeeld van de aaneengesloten huizenrij. Een vaalgele vlag aan de gevel van de drogisterij hangt er als een drijfnatte vaatdoek bij; de wind krijgt er amper beweging in. Roos houdt haar pas in en schudt haar vacht uit. We zijn beiden al behoorlijk nat geworden op onze weg naar het Oosterpark, dat er zompig bij ligt. Voor ons huppelt een zwart poedeltje vrolijk voort. Roos loopt op het beestje af. Het is een klein mannetje en daar heeft ze altijd belangstelling voor. Er wordt eens aan het piemeltje en kontje geroken, en dan rennen ze er vrolijk op los.
De eigenaresse, een jonge vrouw met haren zo zwart als haar hondje, komt op me af lopen.
‘Wat een schattig poedeltje zeg, nog redelijk jong lijkt me?’
‘Nee joh, hij is al twaalf, maar gelukkig nog heerlijk speels.’
‘Goh, dan is-ie net zo oud als de mijne.’ ‘Jij hebt ook een heel mooie en lieve hond. En met van die lange zacht blonde haren, nou daar is menig vrouw jaloers op,’ zegt ze lachend. ‘Hoe heet ze?’
‘Roos en de jouwe?’ ‘Pukkie. Niet door mij verzonnen hoor, maar hij heette al twaalf jaar zo, dus ik heb het maar zo gelaten.’
Ze vertelt dat ze hem nog niet zo lang heeft. Hij was van een oude man die ze als verpleegkundige verzorgt. De man, een alcoholist en slecht ter been, liet z’n hondje niet uit. Het beestje plaste in de badkamer en draaide z’n drolletje op een krant in de keuken.
‘Ik vond dat zo zielig, en probeerde tevergeefs de man over te halen om Pukkie aan mij af te staan. Maar dat wilde hij niet. Op m’n werk vertelde ik geregeld dat ik zo weg was van Pukkie, en dat het arme beestje het zó slecht had.’
Enkele weken later krijgt ze op haar verjaardag een cadeau van haar collega’s. Pukkie zit in de personeelskamer met een grote, witte strik op tafel. Het is haar collega’s gelukt om de man over te halen.
‘O, wat was ik blij met Pukkie. Ik liep al bijna twee jaar met liefdesverdriet rond, en Pukkie heeft dat verdriet weg kunnen nemen. Het is ook zo fijn om weer thuis te komen na het werk en daar een heel vrolijk en springend hondje aan te treffen. Pukkie is m’n grootste liefde.’
‘Wat prachtig én fijn. Ja, honden zijn zulke trouwe, lieve beesten. Echte maatjes. En wat ontzettend lief van je collega’s om met die man te gaan praten, en het dan ook nog eens voor elkaar te krijgen. Echt top!’
‘Ja, heel fijn, en ik loop ook heerlijk buiten, weet ook weer wat bomen zijn. En wat ik zo ontzettend leuk vind is om weer eens met gezonde mensen te praten, niet alleen maar steeds die ziektegeschiedenissen hoeven aan te horen. Je wordt weer helemaal sociaal dankzij je hond.’
‘Ja, een hond leert je veel. Ze laten je kennismaken met vreemden, want je hond kiest ze voor je uit: namelijk hun hond. En dan gaan de baasjes vanzelf wel met elkaar praten,’ zeg ik lachend. Ik wens haar veel geluk met Pukkie, en hoop dat hij heel oud wordt, want dit is échte liefde tussen die twee. We nemen van elkaar afscheid, en wensen elkaar fijne feestdagen.
Wat kom je toch altijd met je hond prachtige mensen met honden tegen. Het loopt vlak tegen Kerst aan, en ik vind dit een bijzonder mooi Kerstverhaal.