Reinjan Mulder (1949) is een veelzijdig man: schrijver, uitgever, beeldend kunstenaar, jurist en journalist. Hij ontvangt in een ruim huis op een steenworp afstand van de Amstel. Wat opvalt: in de woonkamer geen boeken, alleen kleine stapels naast de fauteuils in de voor- en achterkamer. Tijdens het koffiemalen vertelt Mulder dat hij een afspraak heeft met zijn vrouw: ‘Geen boeken in de woonkamer en keuken. Op de eerste verdieping mijn werkkamer en boeken, op de tweede verdieping de hare, strikt gescheiden.’
De Boekenkast | Thomas Claassen
Met versgemalen koffie komen we aan op zijn werkkamer. Zijn zes boekenkasten beslaan twee wanden, er tussenin twee stoelen en een klein tafeltje. ‘Deze kasten heb ik laten maken door een goede timmerman die veel klussen doet in deze straat. Hij is houtbewerker geweest en is een echte vakman.’
Mulder begint te vertellen over zijn jeugd. Hij groeit op in de Betuwe. ‘Mijn vader werkte bij de Nederlandse Spoorwegen en voerde herstelwerkzaamheden uit aan de door de oorlog verwoeste spoorwegen en bruggen.’ Beide ouders lezen. ‘Maar mijn moeder las meer dan mijn vader. Mijn vader werkte veel en schilderde in zijn vrije tijd zeer verdienstelijk. Hij had vooral kunstboeken, en daar heb ik er veel van overgenomen na zijn dood. Mijn moeder werkte in de jaren dertig enige tijd in een boekhandel, maar moest toen van haar ouders een baan nemen die meer geld zou opleveren. Zij las bij ons thuis Harry Mulisch en Remco Campert, terwijl mijn vader hun werk maar aanstellerij vond. Hij had een voorkeur voor Nescio, vanwege diens stijl en omdat hijzelf ook uit Amsterdam-Oost kwam en veel van zijn locaties herkende. Hij las ons ook steevast de Kronkels van Simon Carmiggelt voor uit Het Parool. Ik herinner me dat hij dan vaak moest grinniken, omdat ze, net als bij Nescio, over een vroegoude man gingen met weinig tot geen idealen.’
Mulder is opgevoed met de beweging van ‘het goede kinderboek’. ‘Mijn grootouders van vaderskant waren lid van de Wereldbibliotheek en van mijn andere grootouders kreeg ik vaak sprookjes uit allerlei windstreken cadeau. We hadden thuis de Kris Kras, een verantwoord tijdschrift voor kinderen waarin Annie M.G. Schmidt en Ann Rutgers van der Loeff schreven.’ Hij pakt een paar boeken uit zijn jeugd en vertelt over Zwerftochten van Nico van Suchtelen. ‘Dit vind ik een prachtig boek, over een fietstocht omstreeks 1915 door het Nederlandse landschap. In feite was van Suchtelen één van de eerste bepleiters van het kamperen. Het is ook heel mooi vormgegeven, door Fré Cohen. Cohen was een vormgeefster van Joodse komaf, die in de Tweede Wereldoorlog zelfmoord pleegde. Haar Jugendstilstijl wordt op dit moment weer herontdekt in de Verenigde Staten.’ Een ander boek van zijn grootouders dat Mulder laat zien is van Lion Feuchtwanger. ‘Jud Süß uit 1925, dat is later nog door de nazi’s tot een film bewerkt en toen met een vreselijke antisemitische saus overgoten.’
Naar Amsterdam
Mulder gaat op zijn zeventiende naar Amsterdam. ‘Hoewel ik er niet geboren ben, voelde het als thuiskomen, omdat veel van mijn familie er woonde.’ Hij gaat filosofie studeren. ‘Waarom filosofie? Ik las op school Jean-Paul Sartre en Albert Camus en dat trok me aan. Er ging een morele kracht en wijsheid van hen uit en ik wilde ook zo’n autoriteit worden.’ Mulder pakt Walging en De wegen der vrijheid van Sartre en De mythe van Sisyphus van Albert Camus en leest de achterflappen met veel pathos voor. ‘Walging heb ik destijds zeker twee keer gelezen. Je moet het in de tijdsgeest plaatsen: we waren jong en zaten op school een beetje moeilijk te doen over de zin van het bestaan.’ De studie filosofie is geen succes, hij stapt na een jaar over op rechten. ‘Filosofie was erg ongestructureerd en ik kreeg niet de indruk dat de docenten er op gericht waren om ons wat bij te brengen.’
Tijdens zijn studie filosofie begint Mulder de Nederlandse literatuur te ontdekken. ‘We verdiepten ons met wat studenten in het werk van Ludwig Wittgenstein. In kleine kring lazen we zijn Tractatus en we vroegen ons af wat hij ermee bedoelde. Er zat net als bij Beckett een zekere mate van absurdisme in. Een medestudent vertelde toen dat een Nederlandse schrijver, W.F. Hermans, ook bezig was met het werk van Wittgenstein. Van hem had ik nog nooit gehoord. Op de middelbare school in Tiel lazen we geen Hermans, Mulisch, Reve of Wolkers.’ Mulder ziet deze relatief late ontdekking van de Nederlandse literatuur niet als nadeel. ‘Ik moest nu zelf op ontdekkingstocht, waardoor je actiever gaat zoeken. Grappig toch, ik ben nu Hermans gaan ontdekken door Wittgenstein, in plaats van andersom.’
Er zijn vier planken ingeruimd voor het werk van Hermans en Reve, verzameld in de jaren zestig tot en met negentig. ‘De stijl van Hermans sprak me toen erg aan, het heeft een zekere kaalheid en hij gebruikt weinig wollige zinnen.’
Literair-redacteur
NRC Handelsblad
Mulder zit van 1972 tot 1974 in de redactie van Propria Cures, studeert af in de rechten en wordt literatuurmedewerker van NRC Handelsblad. Later promoveert hij op een studie naar de verhouding tussen politiek en strafrecht in de voormalige DDR. Mulder pakt de biografie van Hilde Benjamin. ‘Benjamin had een bijzonder leven. Ze was communiste en verloor door de nationaalsocialisten zowel haar man als haar zwager Walter Benjamin, de bekende Joodse filosoof. Na de oorlog werd ze onder meer president van het Hooggerechtshof en minister van Justitie in de DDR. Zij was het die de doodsvonnissen velde over tegenstanders van het regime. Kennelijk dacht ze: nu zijn wij aan de macht en nemen we wraak.’ Veel boeken van zijn studie rechten heeft Mulder niet meer. ‘Ik heb een paar meter juridische en criminologische boeken uit die tijd weggedaan naar antiquariaat De Kloof. Je moet op een gegeven moment toch een selectie maken. De laatste jaren houd ik het aantal boeken in mijn collectie gelijk: als er jaarlijks honderd boeken bijkomen, dan gaan er aan het einde van het jaar ook weer honderd uit. Zo loopt de verzameling niet uit de hand.’
Na een periode als hoofd van de sectie Justitie bij het Sociaal en Cultureel Planbureau keert Mulder terug naar NRC Handelsblad als literatuur-redacteur. ‘Mijn voorganger was de essayist K.L. Poll. Hier heb ik een boek van hem waarin hij een opdracht schreef: Voor mijn geweten op woensdag. Elke woensdag moest ik eerst zijn stukken lezen voor ze werden geplaatst.’
Mulder voert me langs zijn collectie en daar zitten talloze verhalen in. Door zijn werk bij de krant krijgt hij veel boeken. ‘In het begin is dat natuurlijk geweldig en neem je er veel mee naar huis. Na enige tijd krijg je daar geen kick meer van en word je selectiever.’
Voor NRC Handelsblad bespreekt hij gedurende 25 jaar honderden boeken. Dat levert ook weleens kritiek op. ‘In 1980 verscheen Rituelen van Cees Nooteboom. Het boek werd vol lof ontvangen door onder meer Jan Donkers en Aad Nuis. Maar ik vond het de sfeer uitademen van het tijdschrift Avenue: te glad en te modieus en een beetje aanstellerig. Ik schreef daarover in de krant en dat zorgde voor een kleine rel op de redactie. Ik heb het boek later nog een keer gelezen, en toen vond ik het al een stuk beter. Voor Nooteboom, die ik ook persoonlijk heb leren kennen, was dat trouwens nooit een reden om mij uit de weg te gaan, al kwam hij wel steeds op terug.’
Mulder heeft veel boeken met persoonlijke opdrachten, van onder meer Helga Ruebsamen, Hugo Claus, Jorge Semprún, Edna O’Brien, Charlotte Mutsaers en de Poolse Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz. ‘Ruebsamen interviewde ik ooit in Berlijn en dat maakte veel herinneringen bij haar los. Ik sprak haar vervolgens nog meerdere keren in Nederland en die interviews stimuleerden haar tot het boek Het lied en de waarheid. Miłosz sprak ik bij hem thuis, in Krakau. Ik had me goed voorbereid en had al zijn boeken in een koffer bij me. Ik vroeg hem of hij één van die boeken wilde signeren. Maar nee, hij stond er op om ze allemaal te signeren.’
Er hangt een groot portret van de jonge (ca. 21) Arnon Grunberg aan de boekenkast, gemaakt door Koos Breukel. ‘Toen ik werkte bij NRC Handelsblad en uitgeverij De Geus, heb ik nauw samengewerkt met Grunberg en ik heb verschillende boeken van hem uitgebracht onder het pseudoniem Marek van der Jagt.’
Mulder wijst naar het werk van Paustovski. ‘Ik reisde met Wim Hartog, de vertaler van diens werk door Oekraïne. We werden daar rondgeleid door Dima, de zoon van Paustovski. Die lijkt sprekend op hem en hij vertelde allerlei wilde verhalen over zijn vader, al kregen we soms de indruk dat die hier en daar wat waren aangedikt.’
In 1988 geeft Mulder Omzien in verwondering, de memoires van Annie Romein-Verschoor, aan zijn moeder. ‘Mijn grootouders gingen om met Jan en Annie Romein. Na de dood van mijn moeder in 2013 kwam het boek weer in mijn bezit. Maar toen ik het opensloeg, bleek er inmiddels van alles in te zitten: een oude foto van Jan Romein, een paar krantenknipsels over de Romeins én een brief. Het bleek een lange brief van Annie Romein uit 1937 te zijn aan mijn oma.’
Mulder pakt een gesigneerd exemplaar met opdracht van Mischa’s spel en de ondergang van de familie Hillesum van Jan Willem Regenhardt, en vertelt: ‘Mijn moeder kwam in de oorlog veel en graag bij haar tante, mijn oudtante Mien Kuyper. Mien was een getalenteerd pianiste en gaf reeds op jonge leeftijd concerten in het land. Later had ze een muziekschool in Amsterdam-Zuid aan de Reijnier Vinkeleskade waar veel bekende musici over de vloer kwamen. Zo ook de broer van Etty Hillesum, Mischa. Hij was dertig jaar jonger dan Mien, maar toen ze weduwe was geworden, begon zij heimelijk een hartstochtelijke verhouding met de jonge talentvolle pianist. Mijn moeder heeft ze nog eens betrapt toen ze in een omhelzing verstrikt zaten en ze heeft deze herinneringen later op hoge leeftijd gedeeld met de biograaf van de Hillesums, Jan Willem Regenhardt en die verwijst daar in zijn opdracht ook naar.’
Samuel Beckett
Mulder was lang een groot liefhebber en verzamelaar van het werk van Samuel Beckett. Boven Hermans en Reve zijn ook twee planken voor hem ingeruimd, met onder meer Molloy, Malone meurt en l’Innomable. ‘Toen ik in de ban kwam van Beckett, zat ik op de universiteit. Ik hield van zijn levensstijl en de desolate sfeer die hij wist op te wekken. Er gaan allerlei anekdotes rond over het leven van Beckett.’ Hij bladert door een fotoboek over het Ierland van Beckett, The Beckett Country. ‘Dit bedoel ik: een alleen drinkende man in de kroeg, of een wandelend stel op een verlaten weggetje. Ik ging destijds vaak naar de plekken van Beckett in Ierland en kocht daar ook zijn boeken. Ik voelde me dan een beetje Beckett.’ Mulder haalt een oud, paars boekje tevoorschijn. ‘Dit kocht ik in een goedkoop Iers antiquariaat., voor vijf pence. Een gouden vondst want het is eerste uitgave van Watt in een oplage van 1000 exemplaren. Dit is nummer 401.’ Beckett heeft hij helaas nooit geïnterviewd, maar later zou Mulder voor de krant nog wel twee biografen van Beckett interviewen: Deirde Bair en James Knowlson.
Mulder vertelt over zijn eigen activiteiten. Over de oprichting van een eigen uitgeverij Babel & Voss Uitgevers, die werk van Thomas Heerma van Voss uitgaf. En over zijn eigen boeken: over zijn schilderende vader Piet Mulder en Zwavelwater, een zoektocht naar Nederlands kuuroord in Beieren, waar Mulder in 1966 met zijn eindexamenklas op vakantie ging. Over het filosofische boek Opnieuw beginnen- metamorfosen in het bestaan dat hij samen met zijn vrouw schreef. Over zijn fotoproject Objectief Nederland uit 1974, toen hij met zijn camera door Nederland trok en 52 kruispunten van coördinaten vastlegde, dat in 2016 werd tentoongesteld in het Rijksmuseum. Een groot deel van zijn archief is inmiddels verworven door het Rijksmuseum en de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, maar het groeit nog steeds door. Mulder schrijft nog steeds voor diverse kranten, websites en tijdschriften.
De versgemalen koffie van Mulder is inmiddels koud geworden als hij me uitgeleide doet. Ik trek mijn jas aan en sta op het punt te vertrekken als ons gesprek komt op de Eerste Wereldoorlog. ‘Mijn grootvader heeft zijn memoires geschreven en daar zit een episode in over de Eerste Wereldoorlog, toen hij een huis had aan de Dodendraad, de elektrisch geladen draad die de Duitsers op de grens tussen Nederland en België hadden gespannen. Soms zag mijn grootvader een flits in de achtertuin en dan wist hij genoeg: alweer een dodelijk slachtoffer van de oorlog. Kom, ik laat je de memoires nog even zien boven.’ Zo gaat dat met die boeken. Er is altijd nog zoveel meer.