Teksten en foto’s John Prop, Anita Boelsums, Hella de Groot, Ank Engel
Peuken en poepluiers
Loes Diephuis: ‘De Tugelatuin is een buurttuin aan de Tugelaweg. Omwonenden kunnen er tuinieren of gewoon lekker aan een grote tafel zitten en met elkaar kletsen. Ik woon er hooguit 50 meter vandaan, maar kom er pas regelmatig sinds de lockdown. Enkele dames die bezig waren de tuin te onderhouden vroegen mij toen of ik mee wilde helpen. Maar ik hou helemaal niet van tuinieren, dus mijn taak werd vuil prikken en de vuilnisbakken legen. In de winter is een keer per week genoeg, maar in de zomer moet het om de dag. Er ligt van alles: blikjes, heel veel peuken, zo nu en dan een geroofde en leeggehaalde rugzak en zelfs poepluiers. Soms is het een vies klusje, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door de sociale contacten: Marokkaanse dames die groenten verbouwen, jongelui die een boterhammetje eten in het zonnetje, moeders met kleine kinderen en af en toe een dakloze die belooft om mee te helpen, maar dat nooit nakomt.’
Ergernis omzetten
‘Ik kan me natuurlijk blijven ergeren aan mijn medestadsbewoners die gewoon spullen naast de container zetten, ook al passen ze erin. Maar ik kan die ergernis ook omzetten in: dan maar opruimen. Ik hou van een nette schone stad en rommel trekt rommel aan,’ zegt Loes Zwart. Zo’n vijf jaar geleden besloot ze containeradoptant te worden: dat betekent dat ze het groepje containers voor de flat netjes houdt en de troep opruimt als die ernaast ligt. ‘En dat gebeurt helaas maar al te vaak.’ Ze heeft een speciale sleutel van de gemeente gekregen om de glascontainer te openen als er glasplaten naast staan. ‘Daarmee moet je wel voorzichtig zijn,’ vertelt ze. Een tijdje geleden liep ze zo’n diepe snee opdat ze naar de eerste hulp moest. ‘Soms krijg ik te horen: daar zijn toch vuilnismannen voor! Wat een onzin. Die doen hun werk al fantastisch. Alleen is er soms niet tegenop te werken, tegen al dat afval. En goed voorbeeld doet volgen!’
Zoveel plastic
Vijftien jaar lang was hij duikinstructeur in Aziatische landen als Thailand, Indonesië en Maleisië. De Britse Phil Penn zag met eigen ogen hoe zeeën en oceanen steeds meer vervuilden. ‘Overal kwamen we plastic tegen,’ vertelt hij. ‘En we zagen steeds minder haaien, steeds meer kwallen en we zagen hoe het koraal steeds witter wordt. We besloten om mensen een gratis duik aan te bieden als ze genoeg plastic uit zee ophaalden.’ De liefde bracht Phil naar Amsterdam waar hij Kung Fu les geeft maar inmiddels toch vooral fulltime vader is van baby Billie en de 4-jarige Marcel. ‘Ik wandel vaak zo’n 5 à 6 uur per dag met Billie, ze slaapt het beste in de rijdende kinderwagen. En altijd gaat mijn vuilnisgrijper mee – die heb ik gekocht bij Blokker – en een zak waarin ik het vuil stop. Als mijn zoontje meeloopt, helpt hij me ook. Ik ben elke keer weer opnieuw verbaasd hoeveel plastic en ander vuil mensen op straat gooien. Maar ik hoop dat mensen mijn voorbeeld volgen: neem gewoon zo’n stok mee als je gaat wandelen!’
Soms wappert het
Is het een grotestadsprobleem? Als ik wel eens in Alkmaar of Zutphen ben, valt me op dat daar – in het centrum – weinig zwerfvuil ligt. Hoe anders is het in Den Haag, Rotterdam en zeker in Amsterdam. Een Zweedse bewoner van de Oosterparkbuurt vertelde me dat hij dol was op Amsterdam, maar dat hij het wel een vieze stad vond. Dus ging hij zelf, maar zwerfvuil prikken rond zijn woning… Ook ik prik, in mijn straat. Het is best meditatief en de vangst groot. Peuken laat ik liggen – het kost teveel tijd om ze tussen de voegen uit te peuren met de grijper; wel prik ik blikjes – die ik eerst ondersteboven houd om het vocht eruit te laten lopen – plastic flesjes, wapperende plukjes engelenhaar achter loszittende stoeptegels, onthoofde barbiepopjes, snoepwikkels, glasscherfjes, flesdoppen, onbestemde dingetjes die ergens in, op of aan hebben gezeten, zakjes, papiertjes, houtjes, stokjes. En wat zijn toch die krankzinnige hoeveelheden glanzende foliedingetjes?!
Als vrijwillig prikker ervaar ik voldoening, verbazing en ergernis. Ook over het feit dat er geen prikkers van de gemeente in mijn buurt komen. Personeelstekort, hoorde ik. En onbegonnen werk, ook wel.
Terwijl ik aan het prikken ben, zie ik een vrouw twee kleine stokbroden naast een afvalcontainer leggen (niet gooien). ‘Hee zeg, er is hier een rattenplaag,’ zeg ik. ‘Ratten moeten ook leven,’ roept ze zonder op of om te kijken. En toch zijn het even later de duiven die toeslaan.
Vrijwilliger in Amsteldorp
Trudy Kreuger woont sinds 1982 in Amsteldorp. Sindsdien is er veel veranderd. Vroeger was het schoner. Er ligt nu veel meer zwerfafval. De bewoners gingen ook anders met elkaar om: ‘De moderne communicatiemiddelen hebben het onderlinge contact niet verbeterd. Het dorp zou leefbaarder worden als er meer aandacht was voor elkaar. Wat zouden de bewoners kunnen doen om elkaar beter te leren kennen en te helpen?’ Trudy, al 16 jaar werkzaam als vrijwilliger, stelt de vragen. Zij beantwoordt ze ook: ’Bewoners zouden zich meer moeten afvragen wat zij kunnen doen voor het dorp. Vrijwilligerswerk, zoals zwerfvuil opruimen en tuinen opknappen, geeft voldoening en een gevoel van betrokkenheid en bestaansrecht. De gemeente moet ook meer luisteren naar de bewoners. Vroeger werd het grof vuil één keer in de week opgehaald. Nu ligt er overal rotzooi. En waarom die grote rolcontainers, geplaatst zonder enig overleg?’