Ik besluit naar buiten te gaan, want het duizelt me voor de ogen van het continu op blauwe schermen kijken met hun deprimerende inhoud. Frisse lucht, daar ben ik aan toe.
Buiten is het grijs, donker en koud. De stad is uitgestorven. Het regen net niet, maar hoe lang nog? Op de Dappermarkt ligt een blonde vrouw in een bruine jas bewusteloos op de grond. Net naast de wagen van Vita’s oer-Hollandse patat, sinds 1972.
Enkele omstanders ontfermen zich over het slachtoffer en een toenemend aantal voorbijgangers blijft staan kijken hoe dit gaat aflopen. In een ambulance waarschijnlijk.
Ik ben geen sensatiezoeker en heb geen zin dit lijden verder te aanschouwen en ga naar het Oosterpark, dat volgens een hardnekkige activist een grote gifbelt is. Daar is het stil en rustig. Een enkele jogger, een paar mensen die de hond uitlaten, cirkelende meeuwen boven de vijver en vervaarlijk krassende zwarte vogels die de sfeer van een horrorfilm oproepen.
Bij de Schreeuw, het beeld dat is opgericht om de brute moord op Theo van Gogh te herdenken, liggen nu bloemen ter nagedachtenis aan de vermoordde Franse leraar Samuel Paty. De bloemen liggen triest te verwelken in de door de regen modderig geworden grond. Ertussen hipt een eenzame zwarte vogel om te kijken of er iets van zijn gading bij zit. Hij krast er angstaanjagend bij.
Ik vervolg mijn weg langs het monument voor Albert, de dode politiehond, en ineens sta ik oog in oog met een kleine kerstboom in een miniem potje die iemand hier neer heeft gezet. Met een grote ster eraan. Maar waarom? Om ons de vraag in te peperen hoe de kerst dit jaar gevierd gaat worden? Eenzaam, verstoken van gezelschap en zwelgend in zelfmedelijden?
Dan, opeens, breekt er een mager zonnetje door de wolken, dat de fontein in een prachtig licht zet en opeens is de wereld een stuk mooier. Een hond komt vrolijk kwispelstaarten naar me toe. Toch goed dat ik even een ommetje gemaakt heb.