Hij is een veelzijdig atleet, een alleskunner en heeft de meeste clubrecords van de mannen van AV’23. Als zevenjarige begon hij met atletiek, waar hij veel talent voor had. Toch werd Helmut Drabben (62) als veertiger pas echt actief in de atletiekwereld en deed hij mee aan Europese- en wereldkampioenschappen. Hij stopte een paar jaar geleden, maar kwam weer terug naar AV’23.
Monique Admiraal
Hij is nog steeds heel gedreven en heeft mooie doelen voor de toekomst. De focus ligt op de sprint en de horden, waarbij hij zichzelf met goede tips van trainers Nick en Tim van der Heide nog steeds weet te verbeteren.
‘Ik wilde weleens zien hoe hard ik nog kon rennen’
‘In 2000 had ik gezien dat er in Amsterdam-Oost een atletiekbaan opende met kunststof (tartan), dat was de nieuwe Chris Bergerbaan. Ik wist dat ik snel was en wilde weleens zien hoe hard ik nog kon rennen. In mijn jeugd had ik aan atletiek gedaan, ik was benieuwd of ik nog onder de 12 seconden zou kunnen komen op de 100 meter, of ik nog verder dan 6 meter zou kunnen verspringen en of ik bij hoogspringen de 180 cm zou kunnen halen. In 2001 ben ik ben ik lid geworden van AV’23 en begon ik te trainen. Eerst trainde ik bij Els van Noorduyn, maar vrij snel werd de groep gesplitst. Els nam de jongeren en de talenten onder haar hoede. De masters en recreanten kwamen bij trainer Rob de Weger. Van Rob heb ik veel geleerd, de algemene techniek en met name de techniek op horden. Rob kon goed inschatten wat ik aan kon en wat niet.
‘We wáren ook goed!’
We hadden een hele mooie mastergroep met onder andere Eelco Ridderbos, Onno Waalewijn en Fabrizio Mastracchi Manes (en die naam mag je niet verkeerd schrijven, want dat gebeurde vroeger vaak bij wedstrijden). Het was een hele leuke en gemotiveerde groep, maar we wáren ook goed! We zijn twee keer vierde van Nederland geworden en zaten tegen de medailles aan. Dat we net niet in de prijzen vielen, kwam misschien wel omdat de finale in september is. Dan ben je misschien niet meer zo goed in vorm of een belangrijke atleet van je team kan niet meedoen.’
Een andere hobby opgepakt: Zingen
‘Na een periode van veel nationale en internationale wedstrijden ben ik in 2012 gestopt. Rob de Weger vertrok en ik heb het laatste seizoen bij hem afgemaakt. Ik had intussen ook een andere hobby opgepakt: zingen. Ik nam zanglessen en werkte samen met een pianist, later kwamen daar nog een contrabas en dwarsfluit bij. Sinds twee-drie jaar ben ik toegetreden tot het Nederlands concertkoor (oratorium), het is een van de beste amateurkoren van Nederland. Ik zing tenor, meestal tenor 1. We zouden optreden in de Beurs van Berlage met Het Requiem van Verdi en zouden zelfs op televisie komen, maar dat is twee keer niet doorgegaan vanwege corona. De planning is nu eind 2021.
Ik doe ook mee met een project van mijn zanglerares, waarbij we met een groepje ieder vijf liederen van Schubert instuderen. Dit komt dan op YouTube te staan. Laten we hopen dat na de zomervakantie alles weer zo’n beetje begint en dat de coronamaatregelen minder streng worden. Alles heeft nu wel lang stilgelegen, maar dan kan ik straks weer iedere woensdagavond met zingen bezig zijn. Ja, dan ben ik wel bijna iedere avond weg, gelukkig heeft mijn man daar geen problemen mee.’
Goud op Gaygames in Parijs
‘In 2018 waren de gaygames in Parijs en ik besloot dat ik daaraan mee wilde doen. Zo kwam ik weer terug bij AV’23 en trainde ik in eerste instantie bij Frits van Buuren voor het speerwerpen en begon ik later ook bij trainer Theo Danes voor de technische onderdelen. Het kostte mij veel moeite; in het begin kreeg ik vaak kramp en het lukte niet om in een regelmatig ritme te komen. Ik kon de trainingen van Theo niet goed aan, het was te zwaar voor mij. Uiteindelijk heb ik op de Gaygames goed gepresteerd. Met hoogspringen heb ik goud gewonnen, met speer zilver en op de 400 meter horden haalde ik brons.’
Bewegingsdrang
‘Door de coronacrisis hebben we het afgelopen jaar weinig op de baan kunnen trainen. Maar eigenlijk heeft het voor mij een positieve invloed gehad. Ik doe mijn werk vanuit huis, daardoor krijg ik bewegingsdrang. Ik ben toen met trainingsmaat Niels Schager zeker drie-vier keer per week gaan trainen in bossen en parken. Het was heel goed dat we dit samen konden doen en het heeft mij enorm geholpen om beter in vorm te komen.
Vier keer trainen in de week
Nu is de atletiekbaan weer open en train ik vier keer per week. Op maandag doe ik de werptraining bij Frits, dat is relaxte training. Op dinsdag en donderdag train ik in de technische groep van Nick en Tim van der Heide en op zaterdag doe ik de sprint/horden training bij Nick. Het kostte enige overtuigingskracht om duidelijk te maken aan Nick en Tim dat ik echt serieus wilde trainen. Maar dat begrijpen ze nu en ik mag zelfs in het specialisatiegroepje op zaterdag trainen. In deze groep zitten allemaal jonge jongens, maar dat maakt mij niet uit. Ik vind dit de leukste training, want ik krijg daar de meeste tips. Wat ik ontzettend goed vind aan Nick en Tim is dat zij veel feedback en adviezen geven. Hun trainingen zijn heel gevarieerd en zij kunnen de onderdelen kwalitatief op een heel goede manier voordoen. In de zomer vind ik de trainingen leuker dan in de winter omdat we dan weer op onderdelen gaan trainen, maar misschien kan ik volgend jaar in de winter wel de indoortrainingen gaan volgen.’
54 clubrecords op verschillende onderdelen
Helmut heeft 54 clubrecords op verschillende onderdelen vanaf de masters 40+ tot 60+. Hij heeft van de mannen de meeste clubrecords van AV’23. De enige die meer clubrecords heeft, is Rietje Dijkman.
‘Ik ben het meest trots op mijn record op de 100 meter horden bij de mannen 50+, met 14,95 seconden en dat was toen een nationaal record. Bij de mannen 40+ ben ik trots op de 180 centimeterm die ik gesprongen heb. In 2002 heb ik voor het eerst meegedaan aan de Nederlandse kampioenschappen, dat was in Groningen. Toen won ik meteen goud op de hink-stap-sprong (12,17 meter) en goud op hoogspringen (175 cm). Een paar maanden later had ik weer een wedstrijd. Ik herinner het mij nog goed, want dat jaar was het WK voetbal en Duitsland speelde de finale tegen Brazilië. Ik vroeg in de atletiekkantine of ik naar de wedstrijd kon kijken. Dat vonden ze maar raar, die atleten hebben daar natuurlijk helemaal geen belangstelling voor. Ik verwachtte eigenlijk niets van mijn prestaties die dag, voelde mij niet in vorm, maar het lukte toch; ik sprong 180 centimeter, de hoogte die ik in mijn jeugd ook gesprongen had.
Tot slot ben ik trots op mijn prestaties bij de tienkamp bij de mannen 45+ en 50+. In 2004 werd ik derde op het EK in Aarhus (Denemarken) en in 2009 werd ik vierde op het EK in Lahti (Finland). De 100 meter horden in Lahti was een prachtige race, ik haalde toen brons. Het is zelfs op de Finse televisie geweest. Als mijn polsstokhoogspringen prestaties beter waren geweest, had ik misschien wel de tienkamp kunnen winnen. Er is maar één persoon binnen de club waarvan ik denk dat hij mijn tienkamprecords bij de masters kan verbreken, dat is Theo Danes, maar dan moet hij er wel wat voor gaan doen.’
Hoe ouder je wordt, hoe sneller de achteruitgang gaat
‘Tot mijn 46-47ste ging ik echt nog wel vooruit. Daarna had ik regelmatig blessures en heb ik twee meniscusoperaties moeten ondergaan. Doch, het lukte niet meer om op mijn niveau terug te komen. Je moet gewoon kijken naar je leeftijdscategorie (voor mij de masters mannen 60-65 jaar) en mijn resultaten vergelijk ik met de mannen in die categorie. Hoe ouder je wordt, hoe sneller de achteruitgang gaat. Het is gewoon zo, het is een gegeven.’
Docent aan de Haagse Hogeschool en Nederlands paspoort
‘Ik heb aan de RWTH Aken Filosofie en Duits gestudeerd, voor Duits heb ik een eerstegraads lesbevoegdheid. Ik ben als docent betrokken bij verschillende studies; International Business, commerciële economie en werktuigbouwkunde. Ik geef Duits en begeleid studenten bij hun loopbaan en stages.
Vanaf 1986 kwam ik al geregeld in Amsterdam, ik vond het een leuke stad. In 1992 besloot ik in Nederland te komen wonen en in 2004 heb ik een Nederlands paspoort aangevraagd. Ik woonde tenslotte al twaalf jaar hier. Bovendien telden mijn records niet mee en dat vond ik jammer. We hadden een keer een estafette record gerend met ons team, maar dat werd niet erkend omdat ik de Duitse nationaliteit had. Het was trouwens niet makkelijk om de Nederlandse nationaliteit te krijgen. Ik zou een cursus Nederlands moeten volgen terwijl het Nederlands als moedertaal aanvoelde. Uiteindelijk heb ik daar vrijstelling voor gekregen.’
‘Misschien wil ik toch nog wel een keer een tienkamp doen’
Waar verwacht je over vijf jaar te staan in je atletiekcarrière? ‘Dan ben ik gepensioneerd en heb ik nog meer tijd. Ik wil in ieder geval lekker bezig blijven en in staat zijn om alle onderdelen te kunnen doen. Misschien wil ik toch nog wel een keer een tienkamp doen. En ik wil mijn clubrecord op de hink-stap-sprong verbeteren, maar Nick en Tim willen niet dat ik dat doe in verband met de blessuregevoeligheid. Also, het gaat mij niet per se om de beste te zijn, het fanatisme is minder dan tien jaar geleden. Ik doe vooral aan atletiek omdat ik mij veel beter voel door het bewegen en sporten. Ik heb wel doelen; ik wil volgende jaar in mijn leeftijdscategorie het Nederlands record op de 60 meter horden indoor (10,12 seconden) en outdoor op de 100 meter horden (16,02 seconden) proberen te verbreken. Indoor moet wel lukken, maar outdoor wordt moeilijker.’
Held/idool: Jürgen Hingsen, een wereldtopper op de tienkamp
‘Ik heb niet echt een held of idool, maar als ik toch iemand moet noemen, dan is het Jürgen Hingsen, een wereldtopper op de tienkamp uit Duisberg. Hij had het wereldrecord op de tienkamp (8832 punten), dat is nog steeds het Duitse nationale record. In mijn jeugd heb ik één keer aan een wedstrijd meegedaan waar hij ook aan meedeed. Ik was een jaar jonger dan hij en keek enorm tegen hem op. Hij was toen al zo ontzettend goed.’
Atletiekfamilie
‘Ik ben geboren in Krefeld, gelegen tussen Duisberg en Düsseldorf, niet ver van de Nederlandse grens. Mijn oudste zus Helga zat op atletiek en werd erg goed. De andere broers en zussen, behalve mijn jongste zusje, zijn toen ook op atletiek gegaan, bij CSV Marathon-Krefeld. Ik ben er pas nog wezen kijken, de baan was erg verwaarloosd, maar ze krijgen nu ook een kunststofbaan. Ik was altijd de beste van mijn groep en was goed op de 600 meter. Aangezien ik klein en licht was, dacht men dat ik een goede middellange afstandloper zou kunnen worden en toen ik een jaar of dertien was, ging ik trainen op de 1.000 meter. Dat was altijd alleen, ik vond het niet echt leuk en zo heb ik mijn interesse een beetje verloren. Meerkamp vond ik wel leuk, alleen de andere jongens waren groter en ik ging pas later groeien. Ik had natuurlijk bij de meerkamp moeten blijven, maar ik stopte met atletiek toen ik zestien jaar was en ben gaan handballen. Met vrienden voetbalde ik ook veel, daar doe je best wel conditie op.’
‘De WK’s en de EK’s waar ik aan meegedaan heb. De mastercompetitie is heel leuk, de sfeer van de masters onder elkaar. Het is heel goed en redelijk dat ze die omrekeningstabel gebruiken per leeftijdscategorie. Je kunt sprinten tegen een 35-jarige en verliezen, maar na afloop kan jij dan wel meer punten hebben en heb je het dus als oudere master beter gedaan.
Ik heb nu niet een wedstrijd om naar uit te kijken, de mastercompetitie is opnieuw afgelast en ik weet niet wat er wel doorgaat. Hopelijk kan ik meedoen met het Nederlands kampioenschap en volgend jaar met internationale kampioenschappen indoor en outdoor, waarbij ik mij focus op het hordenlopen.’
Veel bijzondere atletiekervaringen
‘In 2003 was ik net een paar jaar bezig met atletiektrainingen, had in de winter wel op horden getraind maar pas drie wedstrijden gelopen. Ik liep in de vijfkamp bij de EK-indoor in San Sebastian een zeer goede hordentijd en werd vijfde. Ik besloot toen om een tienkamp te gaan doen. Ik koos voor de wedstrijd in Puerto Rico, ver weg en heel duur. Daar liep ik een snelle 100 meter (11,95 seconden) en werd vierde of vijfde. Alles ging goed daar behalve het polsstokhoogspringen.
De eerste vijfkamp was op een groot toernooi in Potsdam. Ik verbleef in Berlijn en ging iedere dag met de S-Bahn naar Potsdam. Toen ontdekte ik dat Potsdam en Berlijn zulke mooie steden zijn. Mijn man en ik hebben nu een pied-à-terre in Berlijn waar we zes-zeven keer per jaar naar toe gaan.’