Home Overzicht Het water maakt de stad

Het water maakt de stad

0

We spreken Toine Heijmans in café-restaurant NAP, aan de haven van IJburg. Een toepasselijke plek: de schrijver en journalist heeft zijn zeilboot hier liggen, op een steenworp afstand van zijn huis. En in die boot schrijft hij ook, vooral over de zee. Dat deed hij niet alleen in zijn debuutroman Op Zee (2001), maar ook in zijn column in de Volkskrant. Een selectie van zijn zeecolumns is nu in bewerkte vorm gebundeld in het boek Marifoonberichten.

Joeri Pruys | Foto Arjen Poortman | IJopener

Je hebt een mooie niche gevonden: er is geen andere hedendaagse Nederlandse prozaschrijver te bedenken die de zee zo centraal zet in zijn werk. Hooguit Jan de Hartog, de in 2002 overleden schrijver van het boek Hollands Glorie. En dat terwijl het water zo belangrijk is in onze cultuur. Hoe komt dat toch?
‘We zijn met de rug naar het water gaan leven. Het geld komt er niet meer vandaan, of dat lijkt zo. Dat heeft zijn weerslag op literatuur en journalistiek. Terwijl er nog steeds zoveel gebeurt op zee. Ik was naar Engeland heen en weer en was verbaasd over de drukte op zee vergeleken met twintig jaar geleden. Daar heb ik toen iets over geschreven: de zee is een industrieterrein geworden. Dat was het begin van Marifoonberichten. Maar we zien het belang van de zee niet meer. Ook in Amsterdam niet. Het water heeft de stad groot gemaakt, in de oude panden zie je dat nog overal terug, maar niet meer in de mensen. En niet in de literatuur.’

‘Die kleurwisselingen van de lucht, die heb je niet op land’

De zee is eigenlijk een rijk onderwerp: de romantiek van de vergezichten, ruige natuur en onbereikbaarheid. En tegelijk heeft de zee iets lomps en aards. Dat vang je mooi in je boek Marifoonberichten.
‘Op zee kun je ook niet leven, je kunt niet eens het water drinken. Je kunt er alleen overleven. De zee is een soort maan voor de meeste mensen. Dus waarom wil je daar dan zijn? Voor een visser snap ik dat nog, of een koopvaardijstuurman, die hebben daar iets te doen, maar als ik er ben heb ik er eigenlijk niks te doen.’

Maar waarom wil je er dan zijn? Het gevoel van vrijheid?
‘Ja. Maar ook dat het er altijd anders is. Die kleurwisselingen van de lucht, die heb je niet op land. Daarom wil ik het water op. Maar dan ben ik er en dan denk ik: waarom ben ik hier eigenlijk?’

Is het ook saai?
‘Ja, vreselijk. Je kan geen boek lezen, je moet de hele tijd opletten. Maar het idee dat ik naar de haven kan lopen en wegvaren naar Terschelling is al genoeg. Twee banen, drie pubers, toestanden met ouders, het is soms gewoon heel veel. M’n vrouw zegt ook wel eens: “Ga maar.” Op zee hoef ik alleen maar op te letten of de wolken goed zijn, wanneer ik minder of meer zeil moet zetten, wat m’n positie is. Nu staat m’n boot op de kant voor reparatie en dat vind ik heel verdrietig.’

Ben je op IJburg gaan wonen vanwege het water, dichtbij de vluchtroute?
‘Eerst wilde ik op Marken wonen, daar lag mijn boot. Maar toen ontdekten we IJburg, en dat bleek een soort nieuw Marken, maar dan een beetje groter. Echt een eiland. Ik heb een steigertje met een bootje achter het huis en er is niks leuker dan ’s avonds klooien met je buitenboordmotor en dan een rondje varen. Dat deed ik als kind ook al. IJburg heeft een zeegevoel, vooral door het licht. Mensen verbranden hier volgens mij sneller, door de weerkaatsing van het licht op het water. Mijn theorie is ook dat mensen hier gelukkiger zijn, doordat er meer licht in de huizen valt dan in het centrum. Water doet heel veel met mensen. Mijn allerbeste vrienden hier op het eiland heb ik ook leren kennen door het varen, en het bouwen van de haven.’

Want jij was een van de initiatiefnemers. Hoe is het idee voor een haven ontstaan?
‘Op een forum voor nieuwe IJburgers heb ik in 2003 een oproep geplaatst wie er mee wilde helpen een watersportvereniging op te richten en daar kwamen gelijk zeven reacties op. Een paar dagen later zat ik bij iemand thuis, nu een van mijn beste vrienden, met zeven onbekenden, en sindsdien hebben we zes jaar heel hard gewerkt, niemand had eigenlijk een idee hoe je zoiets aanpakt, maar het is gelukt. Inmiddels is het clubhuis ook klaar. Ik vind de haven de mooiste plek van IJburg geworden.’

Heeft de gemeente er geld in gestoken?
‘We hebben een beetje subsidie gekregen, maar het grootste deel is betaald met een hypotheek. De rente betalen we terug met het liggeld voor de 110 plekken. Het is vooral liefdewerk oud papier.’

Het is het horecacentrum van IJburg geworden. Levert de haven extra inkomsten op voor de cafés?
‘Passanten die aanmeren verwijzen we met liefde door naar de plaatselijke horeca. Maar het is toch vooral een haven voor IJburg zelf. Toen we begonnen wilden mensen uit heel Nederland een ligplaats, maar daar hebben we nee tegen gezegd. Alleen als je op IJburg woont kun je een plaats krijgen. Je kent elkaar daardoor allemaal, helpt elkaar, gaat met elkaar varen. Dat is heel leuk.’

Denk je dat de aankomende uitbreiding van IJburg, met nieuwe haven, effect zal hebben op jullie haven?
‘Ik zie het positief. Onze haven ligt op het kruispunt van oud en nieuw IJburg. En we hebben juist uitbreiding nodig. Op onze wachtlijst staan nu geloof ik tweehonderd mensen. Het water hoort bij IJburg. Vroeger lagen verderop de boten bij Pampus voor anker op hoog water te wachten. Ik vind dat we straten naar zeilhelden moeten gaan vernoemen.’

Je hebt ook een boek geschreven over de beginjaren op IJburg, La Vie Vinex (2007). Is IJburg veranderd sindsdien? Minder een typische Vinex-wijk geworden?
‘Ik heb me er altijd tegen verzet dat IJburg geen Vinex is. Dat is het wel. Misschien wordt het ooit een centrumwijk, maar nu is het nog gewoon een buitenwijk. Het is misschien wat stadser geworden. Er zijn winkels, kantoren en cafés. Je hoeft het eiland niet af. Mijn kinderen hebben ook niet het gevoel dat ze Amsterdammers zijn. Wat ik geslaagd vind is dat alles hier door elkaar loopt. Dat is niet typisch Vinex.

Je hebt in de Volkskrant veel over mensen met een migratie-achtergrond geschreven. Is er een relatie tussen dat thema en de zee?
‘Migratie zien wij vaak als probleem. Terwijl het voor de migranten heel anders is, die zijn op zoek naar iets anders en gaan onbekende kusten verkennen. Daar kun je wel een vergelijking maken. Maar goed, de migranten die nu naar Europa komen hebben vaak een hekel aan de zee gekregen, omdat ze met een rubberbootje een verschrikkelijke overtocht hebben moeten maken. Ik ben nu bezig, in een embryonaal stadium nog hoor, om met een aantal vrienden een film te maken waarin die twee thema’s gecombineerd worden. Een verhaal over kleinschalige mensensmokkel via zeilboten.’

Gaat er ooit een moment komen dat je klaar bent met het water?
‘Zeezeiler Henk de Velde nam het eerste exemplaar van Marifoonberichten in ontvangst en vertelde toen dat hij voor het eerst een zomer in Nederland zou blijven met z’n boot. Terwijl hij iemand is die altijd bezig was met de volgende verre tocht. Misschien hoeft het op een bepaald moment gewoon niet zo erg meer.’

Is het leven op zee meer iets voor jonge mensen dan?
‘Nou, mijn kinderen willen niet mee. Ze vinden het saai. Misschien heb ik ze te vroeg in de boot gezet, m’n oudste was drie maanden toen ze in de Maxi-Cosi meeging het IJsselmeer op. Maar het is wel zo dat ik zelf minder ver weg ga, een tochtje van een half uur is vaak al genoeg. Die drang om tegen de noordenwind in naar Noorwegen op te kruisen ebt een beetje weg.’

Je boot ligt nu op het dok. Wat wordt je eerste tocht als hij weer vaart?
‘Misschien toch naar Noorwegen. Maar ik kijk er vooral naar uit weer in mijn boot te schrijven. Dat is vaak al genoeg. Als alles dan een beetje schommelt en ik m’n marifoon aanzet is het net of ik onderweg ben naar IJsland.’