Witte zwanen, zwarte zwanen. Je hoeft er niet voor naar Engeland te varen. In de wateren rond IJburg zijn de elegante vogels nu volop te vinden. Zestig, zeventig, soms wel honderd exemplaren tel je zomaar.
Tekst Lieneke Koornstra | Foto’s Rob Baars en Franka Slothouber | IJopener
Sierlijk en indrukwekkend glijden ze door het water. Met hun sterke nekken hengelen ze naar lekkere hapjes, de koppen diep onder water en het kontje soms omhoog. ‘Het zijn vrijwel allemaal knobbelzwanen’, vertelt Rob Baars, lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam. ‘Zo nu en dan dobbert er ook een kleine zwaan rond, dat is een andere soort, en vanaf de dijk naar Muiden heb ik zelfs een zwarte zwaan gezien.’ Die laatste is vermoedelijk ontsnapt uit een waterwildcollectie van een particulier. Veel van de eendvogels zijn afkomstig uit Oost-Europa, waar het strenger wintert dan bij ons. De overige zijn Nederlandse puberknobbelzwanen en voormalige stelletjes waarvan het broedsel is mislukt.
Koppelstation
‘Ze treffen hier een gedekte dis aan, daar hebben ze een goede neus voor’, zegt Baars. In de ondiepe, heldere wateren bevinden zich uitgestrekte velden van fonteinkruiden. Dat is smullen geblazen, ook voor de grote aantallen meerkoetjes die er rondzwemmen. Maar er is nog meer te halen. Veel puberknobbelzwanen zijn geslachtsrijp. Ze vertoeven in een ideale vijver om een partner tegen te komen. Ook de dieren die zonder nageslacht zijn gebleven, zijn in voor nieuwe ontmoetingen. ‘Noem het maar gerust een koppelstation’, lacht Henk Koffijberg van de Zwanenwerkgroep Flevoland. Veilig voelen de vogels zich er ook. Dat is vooral belangrijk omdat ze in deze tijd van het jaar in de rui komen waardoor ze zes weken niet kunnen vliegen. Met het oog daarop kun je je afvragen of de knobbelzwaan destijds wel zo’n goede mascotte was voor de blauwe luchtvaartmaatschappij.
Respect
Strooien met brood maakt het verschil tussen stadszwanen en plattelandszwanen meteen duidelijk. De eerste komen er direct op af, die zijn gewend aan mensen. ‘De wilde worden als ze hier langer zijn vaak ook wel tammer’, vertelt Koffijberg. ‘Zeker als er ijs komt, eten ze na een dag of twee geheid mee.’
Met gestrekte halzen die als pijlen naar voren wijzen, en met krachtige vleugelslagen waarmee zij een soort fluittoon produceren, doorkruisen ze het luchtruim
Koffijberg beschouwt zwanen niet als agressief, wel als defensief. ‘Ze beschermen hun jongen’, zegt hij, ook al geeft hij toe dat een enkeling zeer heetgebakerd is. Ze kunnen flinke klappen uitdelen met hun vleugels. In hun poten zit nog meer kracht. ‘Je mag wel een beetje respect voor ze hebben,’ grinnikt Baars. Dat een zwaan een mens kan doodslaan is een verzinsel. Een gebroken rib kan deze eendvogel je wel bezorgen. Koffijberg weet er alles van. Samen met Ton Eggenhuizen ringt hij alle zwanen in de regio Almere. Eén zwaan pikte dat niet zonder klap of stoot. Maar dankzij het ringen, ontdekten deze vogelaars dat de eeuwige trouw van zwanenpartners een fabeltje is, net als de spreekwoordelijke zwanenzang.
Flapvoeten
‘Het zwanenleven heeft soms veel weg van GTST’, zegt Koffijberg. In één maand tijd zag hij een vrouwtje met vier verschillende mannetjes. Met de vijfde kwam het tot een nest. Het is onduidelijk op grond waarvan het vrouwtje haar keuze bepaalt. En wenen om de dood van hun partner? Binnen één of twee weken stappen ze met een ander door het gras, log heen en weer zwaaiend met hun dikke waggelstaarten bij iedere stap van hun grote flapvoeten.
Is de kleur van die platstampers zwartgrijs dan betreft het een gewone knobbelzwaan, die ooit ter wereld kwam als een lelijk eendje zoals we dat kennen uit het bekende sprookje van Andersen. Het jong is aanvankelijk grijs, wordt vervolgens bruin en pas in het tweede jaar wit. Deze soort zwemt van oudsher in Nederlandse vijvers en grachten rond. De exemplaren met de vleesroze poten hebben hun verleden in Polen liggen, waar ze voor het dons werden gekweekt. De pulletjes van deze knobbelzwanensoort zijn dus al wit als ze uit het ei kruipen. De Poolse soort is hierheen gehaald omdat de Nederlandse dames ook wel een witte veer op hun hoedje wilden.
Beide kleurvormen zijn inmiddels met elkaar vermengd, daarom kun je ze in één nest aantreffen. Zodra die grijze en witte donzige zwanenbolletjes de leeftijd hebben bereikt waarop ze beginnen te puberen en hun ouders de lentekriebels krijgen, worden ze, als ze niet op eigen initiatief het veld ruimen, hardvleugelig weggemept door pa en moe. De jongen begrijpen daar niets van en keren soms wel vijf keer terug. Met elke keer een nieuw pak rammel tot gevolg.
Zwanenbloemlaan
Gemiddeld genomen legt een knobbelzwanenvrouwtje acht eieren in een nest dat gebouwd is van riet en soms wel een meter hoog is. In de stad zijn zwanennesten dikwijls met plastic, flesjes en blikjes versierd. Het legsel wordt vijf weken bebroed, meestal door haar. In het begin van de broedtijd zijn de zwaneneieren nog mat en grijsgroen, maar na een paar weken worden ze glanzend en bruinig. Het mannetje is doorgaans in de buurt en alert. ‘Vooral het heerschap met ringnummer AP66, geboren in 2007 in Almere, is nogal fanatiek’, vertelt Baars. Passerende boten en surfers zit hij achterna. Samen met de drie jaar oudere 760X uit Haarlemmerliede vormt hij sinds 2011 ‘Het Zwanenpaar van de Zwanenbloemlaan’. In 2010 had zij nog samen met een andere man een nest aan de Nico Jessekade. Haar laatste nest bracht vier jongen voort waarvan er één groot is geworden.
Urn
Koffijberg: ‘In hun eerste levensweken sneuvelen de meeste zwaantjes. Sommige komen te zwak uit het ei, andere worden getroffen door ziektes of verorberd door een volwassen snoek.’ Een zwaan kan een leeftijd van veertig jaar bereiken, maar meestal worden ze zo’n jaar of tien. In die tijd kunnen er innige banden ontstaan met mensen, waarbij ze makkelijk uit de hand eten.
Voor ‘Het Zwanenvrouwtje uit Almere’ was het overlijden van een van haar lievelingen zo erg dat ze hem heeft laten cremeren en de as nu in een urn bewaart. Helaas zijn er ook zwanenbeulen. Dat kunnen zelfs kinderen zijn die er met stokken en stenen naar gooien. Gewonde en zieke zwanen worden in het Vogelasiel Naarden behandeld.
Koffijberg herinnert zich een mannetje dat een vishaak in de slokdarm had gekregen. Zijn vrouwtje werd tijdens zijn opname al snel met een nieuw mannetje gesignaleerd. Reden om het oude mannetje na zijn herstel terug te zetten op een grote plas enkele kilometers verderop. Maar zwanen hebben een postduiveninstinct. Hij keerde terug op zijn oude honk en heeft zijn rivaal eruit gemept.
Grandeur
Veel vaker dan om te meppen worden de vleugels gebruikt om te vliegen. De vleugels en ook de poten zijn vooral zo sterk omdat zwanen erg zwaar zijn, twaalf tot vijftien kilo. Om in de lucht te komen moeten ze rennend een aanloop nemen en pas als ze voldoende snelheid hebben ontwikkeld krijgen ze, evenals vliegtuigen, voldoende lift onder de vleugels om op te kunnen stijgen. Met gestrekte halzen die als pijlen naar voren wijzen, en met krachtige vleugelslagen waarmee zij een soort fluittoon produceren, doorkruisen ze het luchtruim. Door hun grote gewicht kunnen de vogels niet langzaam vliegen. Reden waarom ze hun krachtige poten gebruiken als een  landingsgestel dat ze, evenals vliegtuigen, voortijdig uitgooien om vervolgens de remming in te zetten. Waterskiënd, dat wel. Waarna ze met sierlijk gebogen halzen en opgeheven vleugelveren, charmant verder zwemmen.  Al met al begrijpelijk dat KLM zich destijds graag met zo veel grandeur verbond, toch?