Het is net alsof je een kookwekker hoort. De aanhoudende ratelende snortoon is echter niet afkomstig van een keukenklokje maar van een vogel. Om het geluid van dit beestje te horen moet je in het Diemerpark zijn. Want dat is de enige plek in Amsterdam waar de snor in deze tijd van het jaar zit.
Tekst Lieneke Koornstra | Foto Rob Baars | Illustratie Martin van den Oever | IJopener
Echt snor zit het niet met deze zangvogel. Daarom prijkt hij op de zogenaamde Rode Lijst. Deze lijst bevat een overzicht van diersoorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. ‘Het is een kieskeurig diertje dat van grootschalige rietmoerassen houdt’, aldus Rob Baars, lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam. ‘De vogel, die zich vooral in de nachtelijke uren laat horen maar ook ’s ochtends vroeg, houdt de herinnering nog altijd levend aan de grote moerasdelta die ons land ooit was’, zegt Martin van den Oever, tekenaar en documentairemaker.
Zijn zinderende klank versterkt het zomerse gevoel, net als wanneer je een krekel hoort
Fijnproever
De snor inspireerde Van den Oever om er een inkttekening van te maken. ‘Meestal teken ik vogels met gesloten snavels. Maar ik ontkwam er niet aan de snor snorrend te tekenen, om zijn naam eer aan te doen. Toen ik de tekening afhad zag ik dat de vogel hier niet alleen roept om de aandacht van een vrouwtje. Hij uit ook een protestkreet: vergeet mij niet! Een wat boze snor dus. De rietstengels doen me nu denken aan strijdbare bamboestokken. Omdat wij ons als mens niet alles zomaar kunnen toe-eigenen.’ Stadsecoloog Remco Daalder: ‘De vogel is erg gevoelig voor verstoring.’ Volgens vogelkenner Baars is het beestje geen allemansvriend zoals de merel, roodborst en koolmees, die dicht bij de mens kunnen leven. ‘Het is een fijnproever die alleen in een ongerepte omgeving gedijt. Ondanks de naastgelegen – inmiddels overdekte – gifbelt is het rietveld bij de Oeverzeggebrug, de Batterij, ongedeerd gebleven’, vertelt hij. ‘De bioloog Jac. P. Thijsse heeft er ooit een nacht doorgebracht, speciaal om de snor te kunnen observeren.’
Bingo
In tegenstelling tot zijn direct herkenbare gezang is zijn uiterlijk onopvallend. Met zijn rossige en grijsbruine verenkleed lijkt de 14 centimeter grote snorremans nog het meest op de karekiet. ‘We tellen de zingende mannetjes’, lacht Baars. ‘ Zie je hem met een rups of nestmateriaal dan is het bingo, dan weet je dat er een koppeltje is.’ Laag in de begroeiing wordt er gebroed. Daalder: ‘Meestal zijn er twee legsels, het eerste midden mei of begin juni, het tweede in juli. Terwijl het vrouwtje de witachtige met bruin, grijs en paars bespikkelde eitjes bebroedt, zorgt het mannetje ervoor dat ze te eten krijgt. De jongen, in aantal variërend tussen drie en zes, komen na circa twaalf dagen uit het ei. Na tien dagen vliegen ze uit. En tegen het einde van de zomer gaat het richting Afrika, naar de rivierdelta’s ten zuiden van de Sahara.’
Het zeldzame
‘Het is een echte zomervogel’, vindt Van den Oever. ‘Die zinderende klank versterkt het zomerse gevoel, net als wanneer je een krekel hoort.’ Baars: ‘De neef van de snor heet niet voor niets krekelzanger. En weer een andere luistert naar de naam sprinkhaanzanger. Het zijn allemaal ratelaars. De nachtzwaluw kan er trouwens ook wat van, maar die maakt geen deel uit van de Locustella-familie.’ Martin van den Oever: ‘Met zijn gesnor houdt hij het besef van het zeldzame wakker. Het advies van het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Oost indachtig om vlakbij de biotoop van de snor 62 parkeerplaatsen aan te leggen, is het de vraag wat je als mens allemaal kunt claimen.’
Volgens stadsecoloog Remco Daalder is het afwachten of de snor zich door de eventuele komst van de parkeerplaatsen uit het rietveld laat slaan. ‘Ik weet het niet’, zegt hij. ‘Maar één ding is zeker, parkeergelegenheid gaat altijd ten koste van de natuur. En het Diemerpark is natuur, het is het rijkste natuurpark van Amsterdam met veel biodiversiteit.’ Vogelaar Rob Baars: ‘De recreatiedruk op het park neemt steeds verder toe: loslopende honden, scooters, Canta’s en nu dus weer parkeerplaatsen. De kiekendief en de roerdomp zijn al vertrokken.’ Na enige tijd stilte verzucht hij: ‘De snor is de ambassadeur van een mooi landschap. Nog wel.’