OUD NIEUWS | november 1902 | In de Plantage aangekomen wandelde ik langs de terreinen van onze onvergetelijken dieren- en plantentuin naar de Mauritskade – den ouden buitensingel – bij de Linnaeusstraat. Het had mij namelijk reeds lang gestoken, dat daar sinds maanden een electrische tramlijn is gekomen, waarvan ik tot nog toe geen gebruik had gemaakt. En dat was mij te kras, een nieuwe tram en ik er nog niet in geweest!
Zoo nam ik dan plaats in het van nieuwheid glinsterende voertuig en ging er weldra mede op weg. Veel passagiers maakten de reis niet mede. Wij waren met ons drieën, allen nieuwsgierigen. De tramlijn loopt dan ook langs abattoir en Entrepotdok, twee plaatsen waar Zondags niets te doen is en stopt in een vreemd straatje, in een buitenwijk, waar men anders nooit komt.
Voor den Amsterdammer is de rit echter zeer belangwekkend. De bereden weg heette vroeger Zeeburgerdijk, en verhief zich toen boven de omgeving, een polderland. Dit is voor het grootste gedeelte nog het geval en de nieuwe Archipelwijk, waarover ik vroeger wel schreef en die in de onmiddellijke nabijheid van deze tramlijn ligt, is dan ook op laag gelegen grond gebouwd.
Hier loopt echter ook de spoorbaan van de Holl. Ijzeren Spoorweg Maatschappij Amsterdam – Hilversum, de zg. Oosterspoor, en was de toestand gebleven als vroeger, dan had de tramlijn de spoorwegrails moeten kruisen. Dit zou vaak tot veel oponthoud aanleiding hebben gegeven en daarom is men er toe overgegaan, de baan te ondergraven en er een ijzeren brug in te brengen, waardoor de tramlijn passeert. Natuurlijk kon men het verkeer van de spoorweglijn niet stremmen, zelfs voor geen halven dag. Men heeft toen eenvoudig de richting een weinig veranderd, eerst de nieuwe lijn met de brug in orde gebracht, en toen de oude weggegraven. In de tramlijn is hierdoor ter plaatse een inzinking gekomen. Men daalt – ik zou bijna zeggen duikt – onder de brug door en stijgt dan weer. En nu is het duidelijk, dat men dit alleen kan doen met een elektrische tram, want paarden zouden de vrij beduidende helling niet kunnen bestijgen met een vollen tramwagen achter zich.
Het oude café Het Vosje, ook in vroegere brieven door mij vermeld, is nu geheel verdwenen en de schietbanen zijn een heel eind verlegd. De Archipelbuurt breidt zich uit, maar er staan nog geheele rijen huizen onbewoond. Zij zijn allen ingericht voor etagewoningen, maar naar men mij vertelde, zijn de huurprijzen wel wat hoog gesteld. Wie zeven of acht gulden in de week kan verwonen, wil niet met z’n drieën buren dezelfde trap gebruiken.
De tram snelde intussen voort en bij het Café-restaurant Zeeburg namen wij onzen draai en reden over de abattoirbrug. Dat café is ook iets nieuws en heeft zijn ontstaan te danken aan de drukte van het abattoir. Vlak er naast is nu de oude Wielerbaan opgeslagen, die het eerste levenslicht aanschouwde tijdens de tentoonstelling van 1895, en gedurende eenige jaren in het Willemspark een plaats vond. De wedstrijden, bij Café Zeeburg gehouden, hebben weer heel wat belangstelling getrokken, maar de directie heeft in het afgeloopen seizoen zich bijna leelijk in de vingers gesneden door wedstrijden van vrouwen in sportcostuum uit te schrijven. Men begrijpt wel wie zich daartoe leenden en een sportautoriteit heeft mij destijds verteld, dat als de directie doorzette, de wedstrijden daar niet meer door het Bondsbestuur erkend zouden worden. Dat moet iets erg verschrikkelijks wezen: maar ik ben geen deskundige.
Het hier gebouwde Café Zeeburg heeft echter niets te maken met het oude van dien naam, waarbij wij in jonge jaren gingen visschen. Dat staat er nog, voor zover ik weet aan den IJkant, maar het moet er door allerlei nieuwe werken erg veranderd zijn. De tram reed, terwijl ik zoo zat na te denken, de Veelaan door, welke het abattoir in twee gedeelten snijdt, waardoor men een aardig kijkje op de markten heeft. Vee was er nu niet, en de markten geleken wel stille dorpspleinen, terwijl het directiegebouw veel van een kerkje heeft. Zoo scheen het abattoir een rustig, zelfs schilderachtig plekje, want men heeft er nog al bomen geplant, die nog enige verdroogde bladeren droegen, en het geheel getuigde weer van een echt Hollandsche zindelijkheid.
En toen draaide de tram weer om de hoek en reden wij achter het abattoir langs tot wij bij de ingang van het nieuwe Entrepotdok stopten.
Met dank aan Rogier Schravendeel | Foto Stadsarchief