In de muziekkoepel van het Oosterpark stond een Brits blaasorkest op het punt van beginnen. Het tweede optreden van een vijfdaagse tournee, die ze de dag ervoor naar Delft had gebracht. Veel glimmend koper.
Muzikanten in witte overhemden en zwarte broeken op stoelen met muziekstandaard ervoor. Keurig geschikte papieren en een stoïcijnse dirigent. Op het laatste moment stormde een van de vrouwelijke muzikanten het trapje naar het podium af. ‘My shoes, my shoes’, riep ze met een vleugje paniek in haar stem. De man tot wie ze zich wendde, haalde twee rode, opzichtige gedecoreerde hoog gehakte schoenen uit zijn rugzak. De vrouw verwisselde haar gympen voor dit modieuze schoeisel en wankelde terug de trap naar het podium op. Daarbij slaagde ze er nauwelijks in haar evenwicht te bewaren en nam haar plaats in te midden van haar collega’s.
Vlak hierna begon de band te spelen. Moeizaam worstelden ze zich door een repertoire van marsmuziek en medleys van popmuziek uit de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Het klonk als een machine die maar niet op gang wilde komen. Keurig, koel en afstandelijk, zoals sommige Engelsen kunnen zijn. Het wilde maar niet gaan swingen.
Aan de bezoekers van het park was dit alles niet besteed. Ongeïnteresseerd wandelde men voorbij, en de skateborders en de artiest die op een wiel rondjes op zijn sportfiets draaiden gingen onverstoorbaar door.
Door mijn gedachten schoot een tekst van een nummer van de artiest David Bowie ergens uit de jaren 70 of 80 van de vorige eeuw: ‘lets’dance, put on your red shoes en dance the blues’. Dansen zat er vandaag zo te zien niet in, maar rode schoenen waren er wel