Veel Amsterdammers kennen De Nieuwe Ooster als begraafplaats of crematorium, maar slechts weinigen weten dat dit 33 hectare grote gedenkpark ook een botanische schatkamer is. Tussen de graven en monumenten ligt een indrukwekkende collectie bomen en struiken – een ‘levend museum’ dat elk seizoen een andere aanblik biedt.

Arie Martijn Schenk

Deze zondagmiddag verzamelen tien belangstellenden zich bij het beeld van landschapsarchitect Leonard Springer voor de maandelijkse rondleiding van het Arboretum De Nieuwe Ooster. Vrijwilliger Alies heet de groep welkom, terwijl gidsen Jorrit en Edwin klaarstaan om hun kennis te delen.

Wilde citroen met doorns
De eerste halte is de wilde citroen (Poncirus trifoliata). De struik draagt in de herfst gele vruchten die verraden dat citrus ook in Nederland kan groeien, al zijn ze oneetbaar. ‘Ze smaken naar petroleum’, grapt Jorrit. ‘Maar ze doen het goed als natuurlijke afscheiding in de tuin, dankzij de forse doorns.’ Hij legt uit dat trifoliata verwijst naar de drie blaadjes per takje. Vervolgens vertelt hij hoe de sinaasappel ooit ontstond uit kruisingen tussen grapefruit en mandarijn, duizenden jaren geleden in China. Vandaar de naam China-appel. 

Hazelnoten en dennenappels
Even verderop staatd de hazelaar, waar zich onder de bladeren al de eerste katjes vormen. ‘Die bloeien pas in januari’, zegt de gids, terwijl een deelnemer enthousiast een gevallen hazelnoot opraapt. Bij de ceder kijken de bezoekers omhoog. ‘Blauwe naalden, mannelijke katjes onderaan, en hoog in de kruin zitten de vrouwelijke bloemen. En ja, zelfs een paar dennenappels’, zegt de gids.

Een struik met kleine appeltjes leidt tot de opmerking van een deelnemer. ‘Er bestaan wel 60.000 soorten appels.’ Bij de struik met rode bessen vertelde de gids hoe vogels en primaten kleuren herkennen. ‘Rood en oranje lokken ze om te eten. Zo verspreiden ze onbewust de zaden, een perfect samenspel tussen plant en dier.’

Kweepeer, sierkers en mos-eik
De groep trekt verder langs de kweepeer, waarvan de vruchten soms een deuk vertonen. ‘Dat duidt vaak op slechte bestuiving, mogelijk te weinig insecten tijdens de bloei’, legt Edwin uit. ‘Je moet ze wel drie uur koken om ze lekker te krijgen.’

In het park kleuren de bladeren al, en bij de sierkers staat de gids stil bij de kwetsbaarheid van dit populaire soort. ‘Rijke bloei, fraaie herfstkleur, maar gevoelig voor grondverstoring.’

Langs de mos-eik, waarvan eikels met hoedjes uitrollen en de egelantierroos, zoekt de groep bomenliefhebbers even naar een schuilplek. Na de bui herontdekt de groep het oorspronkelijke ontwerp van Springer: slingerende paden met verrassende doorkijkjes. Goudhaantjes flitsten ondertussen met hoge roepjes tussen de takken door.

De Laan van de Hemel
De groep bereikt de rechte Laan van de Hemel, die uitkomt bij het aulagebouw. Aan weerszijden staan taxussen, ‘Zeer giftig, vooral de pitjes van de bessen’, waarschuwt de gids. Verderop nemen populieren het over, een markante overgang in de beplanting. De zon breekt even door en licht de groene kruinen op, een schilderachtig gezicht.

Een oude klimop trekt de aandacht. De dikke stam blijkt al decennia oud. ‘Deze bloeit in het najaar en trekt massa’s insecten aan’, zei Jorrit.

Van Japanse honingboom tot reuzenzwam
Een ander hoogtepunt vormt de Japanse honingboom, ook wel Styphnolobium japonicum. ‘Ooit noemden we haar Sophora japonica, maar dat mocht niet meer’, glimlacht Jorrit. ‘Dendrologen veranderen graag namen.’ Hij verteldt over de stikstofbindende wortelknolletjes van vlinderbloemigen en over de paradox dat de bloemen giftig zijn voor bijen.

Bij de restanten van een 140 jaar oude rode beuk houdt de groep stil. De boom sneuvelde door de reuzenzwam, een agressieve schimmel. ‘Maar kijk’, wijst de gids, ‘op de stam groeien nu oesterzwammen. Nieuw leven op oud hout.’

Oma’s oorbellen en een vleugje geschiedenis
De rondleiding eindigt bij de fazantenbes, met zijn sierlijke bessen en rode schutbladeren. ‘Oma’s oorbellen’, noemt de gids ze. ‘En ja, je kunt ze eten.’

Tussendoor vertelt hij over de geschiedenis van De Nieuwe Ooster. Eind negentiende eeuw kocht de gemeente Amsterdam dit terrein van de toenmalige gemeente Watergraafsmeer. Het ontwerp van Leonard Springer gaf de begraafplaats het karakter van een landschappelijk wandelpark, een rustpunt midden in de stad.

Na twee uur vol verhalen en herfstkleuren keert de groep terug naar de ingang. De volgende rondleiding staat gepland op zondag 2 november.

Check denieuweoosterbomenpark.nl