Hij traint veel en doet altijd zijn best. Op zijn elfde liep Joris Mantel (13) een Europees record op de 400 meter indoor. Joris heeft de meeste clubrecords van de jeugdleden en wil gewoon winnen en de beste zijn. De afgelopen paar jaar heeft hij geleerd dat winnen niet altijd lukt. In de puberteit verandert je lichaam, sommige atleten groeien snel, anderen komen pas later. De kunst is fit te blijven en niet geblesseerd te raken. Joris is een doorzetter, hij geeft niet op. Vol vertrouwen gaat hij de toekomst tegemoet en we zullen hem vast veel gaan zien bij grote atletiekwedstrijden.
Monique Admiraal
Joris liep al rond op de baan bij AV’23 sinds hij twee jaar was. ‘Mijn broer Maxim en zus Elja deden aan atletiek en ik ging vaak mee naar trainingen of wedstrijden. Ik zag de andere kinderen rennen en wilde dat ook. Thuis keek ik heel vaak naar de Disneyfilm Cars, waarbij de auto’s rondjes racen op het circuit. Op de atletiekbaan ging ik dat nadoen in mijn eigen fantasiewereld.’
‘Toen ik bijna zes jaar was, mocht ik zelf lid worden. Ik ging trainen bij de ieniemienie pupillen bij trainers Joost Cosman en Mathilde Bakker. Ik vond het meteen leuk, vooral het rennen. Dat ik vaak won, was heel motiverend. We deden ook spelletjes, de Chinese muur was mijn favoriet.’
‘Ik train vijf keer per week. Twee keer per week algemene training bij hoofdtrainer Melle Ast, specialisatietraining middellange afstand bij Michael Weber en de specialisatie verspringen bij Boris Aerts. Op vrijdag volg ik (buiten AV’23 om) een training van Els van Noorduyn, hierbij doen we coördinatie en krachtoefeningen. Ik vind alle trainingen leuk, behalve als ik moet speerwerpen en als we (kracht)oefeningen doen in de regen. Samuel Wilhelm vind ik een hele fijne en aardige trainer, want hij is grappig, maar hij geeft ook serieus training en hij geeft tips over je techniek. Ik vind rennen het leukst, tot 600 meter is voor mij de beste afstand. Een duurloop doen op tijd vind ik minder, want ik ben van het explosieve en het snelle.’
Hoe word je beter? ‘Hier heb ik vaak over nagedacht. Ik was altijd heel goed, maar er zijn jongens ineens sterker en beter geworden dan voorheen. Ik vraag me dan af, trainen ze heel hard of zijn ze zo goed omdat ze hard gegroeid zijn. En moet ik dan misschien zwaarder trainen om ook beter te worden, of moet ik alleen trainingen doen die heel nuttig zijn? Ik zou de algemene trainingen kunnen skippen en in plaats daarvan een specialisatie training kunnen doen, waar er beter op de techniek gelet wordt’
‘Vanuit het bestuur is het jammer genoeg verplicht om twee algemene trainingen te doen en meer trainen dan ik nu doe, wordt teveel. Het zou goed zijn als je in de algemene training vaker zelf kunt kiezen welk onderdeel je wilt oefenen en dat er dan ook op je techniek wordt gelet. Laatst had ik bij de algemene training voor kogelstoten gekozen en kreeg ik goede tips van trainer Harold Hees. Toen kon ik een stuk verder stoten!’
De training van Els vind ik het meest nuttig, omdat ze me goede dingen leert. Ze was vroeger zelf topatleet en is een hele goede coach. Mijn trainingsmaatje Joshua Brouwer en ik hebben het gewoon heel erg leuk bij haar. Ze is lief, laatst gaf ze ons een mooi kerstcadeautje. Els is mijn favoriete trainer, ze helpt me goed, ook buiten de atletiek om. Een paar weken geleden had ik veel stress voor school. Toen zei ze: ‘Je moet een atletiektraining eigenlijk als voorbeeld nemen van hoe je een indeling maakt wanneer je huiswerk doet, of toetsen leert. Rustig opstarten en ook pauzes tussendoor nemen.’ Dat was een heel goed idee, na haar advies, voelde ik me een stuk beter.’
Joris heeft drieëntwintig clubrecords vanaf de C-pupillen tot en met de junioren D, allen behaald op looponderdelen. ‘Ik heb niet echt een beste onderdeel, want ik ben in veel dingen best wel goed. Maar uiteindelijk ben ik toch het beste in de lange sprint of korte middellange afstand, 400-600 meter. Verspringen kan ik ook goed. Daar sta ik altijd wel in de top van de Nederlandse ranglijst. Ik sprong als A2 pupil een afstand van 4,80 meter. Bij de laatste clubkampioenschappen sprong ik 4,85 meter en verbrak daarmee eindelijk mijn record, na twee jaar pas. Ik ging een tijdje niet echt vooruit met verspringen, maar sinds ik bij Boris de specialisatie doe, gaat het verspringen met sprongen vooruit.’
‘Op de 400 meter indoor heb ik een Europees record gelopen toen ik elf jaar oud was (tijd 1.02,37 sec). Vorig jaar stond ik bij de D1-junioren op de 600 meter bovenaan de ranglijst met een tijd van 1.40,49 seconden. Er zijn door die stomme corona veel minder wedstrijden geweest, waardoor ik mijn persoonlijke records niet kon verbeteren.’
‘Ik heb de afgelopen jaren met veel plezier meegedaan aan crosswedstrijden en heb twee keer de crosscompetitie gewonnen (bij de A2 pupillen en de D1 junioren). Vorig jaar werd de crosscompetitie ook weer door covid afgelast. Helaas heb ik gemerkt dat ik de laatste tijd wat minder goed ben in de langere afstanden, of eigenlijk afstanden boven de 600 meter. Daardoor ben ik soms in de war dat mijn prestaties minder goed zijn dan vroeger. Mijn moeder zegt dat het komt omdat ik groei en ik zwaarder ben geworden, maar ik ben ook minder gemotiveerd en daardoor doe ik minder mijn best. Zelf denk ik dat het wel terugkomt, maar ik had wel even een dipje met die langere afstanden. Dit jaar doe ik weer mee met de crosscompetitie bij de C-junioren en het gaat goed. Ik ren voor de leuk en niet om helemaal kapot te gaan.’
Waar verwacht je over vijf jaar te staan in je atletiekcarrière? ‘Over vijf jaar ben ik achttien. Mijn doel is Nederlands kampioen te zijn op de 400 meter en in de Nederlandse top te staan met verspringen. Ik wil dan ook trainer zijn en leuke trainingen geven aan getalenteerde en gemotiveerde kinderen om ze naar de top te helpen.’
Ik heb dan hopelijk mijn middelbareschooldiploma gehaald. Ik zit nu op het Spinoza20first in de tweede klas en doe vwo-niveau. Het gaat best goed, maar ik weet nog niet wat ik later worden wil. Hoe ik mijn sport ga combineren met een studie of andere dingen, dat zie ik nog wel. Sowieso zal ik daar een oplossing voor vinden.’
‘Ik heb niet echt een held of idool. Maar er is een jongen, Niels Laros die heel erg goed is op middellange afstanden. Hij is zestien jaar en was dit seizoen de snelste van Europa op de 1500 meter bij de jongens onder de achttien jaar. Hij is een enorme doorzetter en zet zich tot het uiterste in bij een wedstrijd. Dat wil ik ook doen en daarin is hij een voorbeeld voor mij, hoewel ik zelf liever kortere afstanden ren. Ik heb foto’s van Niels gezien op internet en een interview gelezen. Ik heb bewondering voor wat hij gepresteerd heeft en hij zal vast nog veel meer gaan winnen.’
‘Ik heb op zwemles, judo en tennis gezeten. Zwemles vond ik niet zoveel aan, want ik wil gewoon vrij zwemmen en die baantjes zwemmen is saai. Met judo zat ik bij Gé Koning op het Museumplein, dat vond ik leuk en ik kon het best aardig. Uiteindelijk moest ik naar een hogere groep. Ik kon niet winnen van die jongens die één tot twee jaar ouder waren en toen vond ik het niet meer leuk. Tennis vind ik ook een mooie sport, maar je moet er lang op zitten voordat je de techniek beheerst. Ik heb dat een seizoen gedaan, maar besloot dat ik liever vaker naar atletiektraining wilde gaan. Ik basketbal vaak en ik vind dat superleuk omdat je jezelf dingen leert. Je kan veel dingen verzinnen over hoe je basketbal speelt. Als ik goed ben in een sport vind ik de sport sowieso leuk.’
‘Mijn moeder doet aan atletiek. Ze kan het wel aardig. Eigenlijk is ze vooral aan het rennen, maar ze doet ook baanatletiek. We gaan vaak samen naar wedstrijden en dan doet ze bijvoorbeeld de onderdelen sprint en hoogspringen of verspringen. We hebben afgelopen zomer meegedaan aan de meerkamp in Best, waarbij we gingen overnachten in een hotel in Eindhoven. Mijn vader is super sportief. Vroeger deed hij op hoog niveau aan volleybal. Soms ga ik met hem naar de baan voor een atletiektraining en ik ga ook weleens met hem basketballen. Hij is in alle sporten heel goed. Mensen zeiden vroeger dat hij op atletiek moest gaan, maar hij wilde vooral balsporten doen. Mijn broer Maxim en zus Elja zaten ook op atletiek. Mijn broer was lid tot zijn veertiende en wilde liever gaan voetballen. Hij kan goed lopen en doet nog weleens mee aan 10 km hardloopwedstrijden. Elja, mijn zus stopte een paar jaar geleden. Ze heeft ook een paar jaar training gegeven. Nu zit ze op dansen, dat kan ze heel goed.’
‘Ik vind meerkampen leuk, vooral de wedstrijden waar ik kan meedoen met sprint, verspringen, 600 meter en kogel. De competitie met het team is ook heel gezellig met vrienden. Alleen dan lukt het me wel minder goed om me te concentreren, doordat ik meer afgeleid word. Crossen is leuk, zowel individueel als met het team. Verder kijk ik altijd erg uit naar de NK indoor in Apeldoorn, helaas gaat dit nu voor het tweede jaar niet door vanwege corona. Ik vind dat heel erg jammer.’
‘Er zijn veel leuke atletiekervaringen! Ik weet nog goed dat ik als C-pupil mijn eerste clubrecord had gehaald. Ik liep toen 2.03,14 secondes op de 600 meter en was heel blij dat het gelukt was sneller te rennen dan het oude record. Intussen is het wel alweer verbroken. Als B-pupil had ik een kidsrun wedstrijd in Utrecht, tijdens de NK voor senioren. Ik nam mij voor een keer heel hard te starten op de 600 meter. Toen had ineens een hele goede tijd gelopen (1.52,25 sec). Als A-pupil deed ik mee aan de nationale A-games. Ik haalde toen vier medailles, drie gouden (op verspringen, 1000 meter en horden) en een bronzen medaille op sprint. Ik was de enige van AV’23 die op alle ingeschreven onderdelen een medaille had en was heel trots. Bij de D-junioren haalde ik op het NK indoor in Apeldoorn vier medailles, goud op 600 meter en brons met verspringen, sprint en estafette. Dat was ook een hele mooie en spannende wedstrijd.
‘In 2016 was het EK atletiek in Nederland. Ik had vrij van school gekregen en ik mocht met mijn moeder in het Olympisch Stadion naar de wedstrijd van de topatleten gaan kijken. Zelf deed ik mee aan de EK kidsrun en ik had gewonnen in mijn leeftijdscategorie. Het was ongeveer 700 meter, maar het was buiten de baan. Toen ik klein was, deed ik heel veel mee aan loopjes, bijvoorbeeld van Rondje Mokum en crosswedstrijden. Ik deed ook elk jaar mee aan de Amsterdam Marathon Kidsrun. Vaak was Maud de Jong erbij en andere kinderen van de loopgroep waar we toen in zaten. Er was altijd een hele leuke sfeer. Ik deed bijna elk weekend wel een wedstrijd, daardoor heb ik ook heel veel bekers en medailles. Sinds corona zijn er veel minder wedstrijden en ik kies ze zorgvuldiger uit, want goed trainen is belangrijker dan elke week moeten pieken op wedstrijden en ik wil niet geblesseerd raken.’
Een heel andere leuke ervaring was vorig jaar. Het Jeugdjournaal kwam voor opnames bij AV’23 langs. Journalisten en Nederlandse topatleten kwamen op de baan en ik werd ook geïnterviewd. Het was heel leuk om dit op televisie terug te zien.’