Home Overzicht Cartoons: ‘Het is de toon die de muziek maakt’

Cartoons: ‘Het is de toon die de muziek maakt’

0

Als je de berichten op social media leest, zie je dat veel moslims zich niet altijd prettig voelen in Nederland. Ze voelen zich achtergesteld en buitengesloten. Reden om moslims uit Oost te vragen naar hun kijk op spotprenten, de Nederlandse media en maatschappij.

Lewis Daniëls

Imane (37) ziet het probleem met de spotprenten niet. ‘Los van wat ik persoonlijk vind, de profeet is nooit afgebeeld geweest, dus hij kan de persoon op die tekeningen niet zijn. Als iedereen dat beseft, scheelt dat veel leed.’ Volgens Imane is religie niet de hoofdreden van de woede over de prenten. ‘Het is een sociologisch spelletje. Ze zijn gemaakt om te treiteren en de groep aan wie ze zijn gericht weet dat. Uitlokken versus zich laten provoceren. Beide kampen zijn niet constructief terwijl dat juist nodig is, want dit soort incidenten kunnen een neerwaartse spiraal hebben en een maatschappij nog meer splijten.’ Vooralsnog is er na de aanslagen en bedreigingen niets veranderd in Imanes omgeving.

Het is eerder een strijd tussen de lage en hoge klasse dan de islam tegen de rest

‘We gaan in mijn multiculturele buurt nog steeds op dezelfde prettige manier met elkaar om. Het echte probleem speelt al jaar en dag. Ik ben hoog opgeleid en kom toch niet verder op de arbeidsmarkt. Omdat ik bijdehanter, sexyer, populairder en anders ben. En ik ben Marokkaanse. Ook dat nog. Wat ik wil zeggen: iets heeft nooit één oorzaak, maar altijd meerdere. Wat ik net illustreer, slaat op mijn plek in de Nederlandse maatschappij. In Marokkaanse kring vinden sommige conservatieven mij vreemd en kijken ze raar op omdat ik geen hoofddoek draag. Tja, ze moeten iets. Het is balanceren tussen twee werelden. Meer vrouwen en jongeren met mijn achtergrond kampen hiermee. We zitten opgesloten in een systeem. Niet alleen wij, ik doel op iedereen met een laag inkomen. Het is eerder een strijd tussen de lage en hoge klasse dan de islam tegen de rest. Mij heeft dat geleerd vooral mijn eigen weg te gaan. Ik ga met iedereen om en geloof in versmelting.’

Van een mediahype tegen moslims of een heksenjacht is geen sprake

Moh (35) heeft nog niet gemerkt dat hij anders wordt bejegend dan eerder. ‘Ik moet daar wel bij zeggen dat ik niet voorbij de stadsgrenzen kan kijken. Ik ben al maanden niet buiten de ring geweest.’ Van een mediahype tegen moslims of een heksenjacht is volgens hem geen sprake. ‘Dat klinkt optimistischer dan het is, ik bedoel dat de situatie voor mij niet onlangs is verergerd. Van aankondigingen op sommige plekken in Frankrijk met moslims en honden niet welkom word ik uiteraard niet vrolijk. In het verleden heb ik ook met discriminatie te maken gehad.’

Moh begrijpt de woede om de prenten. ‘De profeet is diepgeworteld in onze ziel. Hem beledigen is alsof je mijn moeder beledigt. De eerste twee, drie keer baal je daarvan  en de vierde keer haal je uit. Als een groep jarenlang systematisch wordt beledigd, moet je niet raar opkijken dat op een moment een gewelddadige gek toeslaat. Daarmee praat ik het overigens niet goed. Ik keur geweld af.’

Ongeacht de bedoeling achter het tonen van spotprenten vindt Moh het onacceptabel dat de prenten op scholen worden getoond. ‘Niemand zit te wachten op beledigende tekeningen van dierbaren. We hebben genoeg mogelijkheden om les te geven op een manier die voor niemand grievend is.’

De profeet kwetsen kan in geen geval, hij is deel van onze identiteit

Isra (20) studeert detailhandel en heeft een bijbaan in een winkel. Ze is tegen het tonen van spotprenten van de profeet in de klas. ‘Dat staat ons geloof niet toe, daarbij kan het ook niet, want we weten niet hoe hij eruit ziet. Tot op zekere hoogte is ze voor discussie over vrijheid van meningsuiting. ‘Maar dat gesprek is ook mogelijk zonder beledigende afbeeldingen. De profeet kwetsen kan in geen geval, hij is deel van onze identiteit.’

De vraag of ze begrip heeft voor het geweld, beantwoordt ze geagiteerd met een wedervraag. ‘Staat in de Koran dat hoofden afhakken is toegestaan? Nee dus. Wat extremisten doen en op hun websites neerzetten heeft niets met de islam te maken.’
Ze herkent het gevoel van moslims dat de Nederlandse maatschappij hen over een kam scheert, door een negatieve bril bekijkt en dat de toon tegen hen verhardt.
Of het verschil tussen islam en extreme islam meer moet worden benadrukt, weet ze niet. ‘Daar heb ik nog niet over nagedacht. Ik kijk naar de echte islam, dus voor mij is het duidelijk.’ Dat een deel van de media geen onderscheid maakt, staat voor haar vast. ‘Ik ben het spuugzat steeds als aparte groep te worden neergezet. Ik ben gewoon een Nederlandse die hier woont, studeert en werkt. En ik ben moslima.’

Het raakt mij als groep te worden aangevallen voor misdaden waar ik part noch deel aan heb

Faizah (15) is het wat de media betreft met Isra eens, maar merkt op dat het vooral om bepaalde media en politieke groeperingen gaat die negatief berichten. ‘Vlak na de meest recente incidenten was Wilders de eerste om narigheid over ons online te zetten. Dat had ik ook als item in het journaal willen zien. Wat hij zegt, lusten de honden geen brood van en wil ik niet herhalen, maar draai het eens om. Stel dat er een site is die Nederlanders zo portretteert, dan schudt de maatschappij op zijn grondvesten. Het raakt mij als groep te worden aangevallen voor misdaden waar ik part noch deel aan heb.’ Als spotprenten op school worden getoond om daar een serieuze discussie over te hebben, vindt Faizah dat acceptabel. ‘Het staat en valt bij hoe het wordt gebracht.’

Hafida (47) is jongerenwerker en stipt aan dat de personen die onlangs docenten in Den Bosch en Rotterdam bedreigden erg jong zijn. ‘Voor alle duidelijkheid: je blijft met je poten van elkaar af. Ook als je het oneens bent en de profeet is beledigd. Maar wat nu speelt, wordt uit zijn verband gerukt en is deel van een groter probleem. Op veel scholen is geweld aan de orde van de dag. Sommige jongeren grijpen alles aan om tegendraads te zijn. Of dat spijbelen, keten of woede over een spotprent is, maakt ze niet uit. Het gaat om het ertegenin gaan.’

Wij stappen niet zo snel naar de media en voelen ons niet gauw bedreigd

Hafida is niet geraakt door de spotprenten. ‘De profeet die ik ken is helemaal niet beledigd. Die staat daar ver boven, lacht erom. Je kunt je afvragen of het nodig is dergelijke tekeningen te maken, maar een verbod daarop gaat te ver.’ Ze is het eens met de kritiek die Isra en Faiza op de media hebben. ‘De berichtgeving is vaak niet objectief en kan meer geproportioneerd. Na ieder incident dat gerelateerd is aan de islam staan de kranten vol. Tegelijkertijd kun je er de klok op gelijk zetten dat de dagen daarop vrouwen met hoofddoeken worden bespuugd en beledigd. Dat is ook heel erg, maar daar lees je niets over.’ Deels komt dat door een gebrek aan informatie vanuit de gemeenschap zelf. ‘Wij stappen niet zo snel naar de media en voelen ons niet gauw bedreigd.’

In haar directe, multiculturele omgeving voelt Hafida zich gewaardeerd. Door het type Nederlander dat ze symbolisch Geertje en Geertruida noemt, voelt ze zich als tweedehandsburger behandeld. Bijvoorbeeld door opmerkingen als kopvoddentaks. Ze wijst naar haar hoofddoek. ‘Die mensen willen geen contact met mij en ik niet met hen.’

Gebrek aan begrip voor moslims is volgens Hafida een belangrijk deel van het probleem. ‘Homo’s, transgenders, feministen enzovoorts krijgen meer steun en sympathie. Dat voelt de gemeenschap, ze zien ook dat het Joodse geloof – door de gevoeligheid vanwege de holocaust – veel voorzichtiger wordt benaderd.’ Ander punt is dat in de islamitische cultuur zwaarder wordt getild aan beledigen. ‘Dat is not done en in strijd met ons geloof. De islam schrijft voor iedereen in zijn waarde te laten.’
Het beeld dat een overgrote meerderheid van de moslims beledigd is door de spotprenten klopt niet. ‘We denken allemaal anders. Zie het zo: er zijn twee Fatima’s: een is kwaad, de ander lacht erom. Slechts een handjevol is echt tot op het bot beledigd.’

Opvallend is dat vooral jongeren zich gekwetst voelen

Opvallend is dat vooral jongeren zich gekwetst voelen. Roj (26), student politicologie, kan dat wel verklaren. ‘We leven in de tijd van snelle informatie. Niet iedereen gaat op zoek naar de waarheid en zeker niet de gemiddelde jongere op zijn telefoon. Het negatieve stigma over moslims wordt vaker belicht dan hun positieve bijdrage aan de maatschappij, terwijl zij meer participeren in de maatschappij dan autochtone jongeren. Veel praktisch werk en hulpverlening wordt gedaan door mensen met een migrantenachtergrond. Niet alleen moslims, ook Oost-Europeanen. Dat is onvoldoende belicht.’

Hadifa beaamt dit. ‘Ze voelen zich niet geaccepteerd en houden vast aan wat vertrouwd voor hen is. Dat geeft een innerlijk conflict, want moslimjongeren weten niet goed waar ze thuishoren. De kloof tussen ouders en het leven daarbuiten is groot.’
Roj ziet vooral grote verschillen tussen haar Nederlandse en Koerdische vrienden. ‘Soms heb ik daar moeite mee en het idee tussen wal en schip te vallen. Mijn vader is moslim, dus ik ook. Ik ben met veel aandacht voor cultuur, maar niet religieus opgevoed. Hij bekeerde onder dwang, dus zijn geloof is betrekkelijk. Zelf ben ik neutraal ten opzichte van het geloof. Geloof is iets tussen jezelf en God.’
Roj heeft geen begrip voor de woede over spotprenten van de profeet. ‘Een tekening beledigt mij niet, het is te idioot voor woorden dat anderen daar wel zo kwaad om worden. Een gesprek daarover zou geen taboe moeten zijn. Alles is bespreekbaar. Het is de toon die de muziek maakt.’

De ouders van Roj zijn gevlucht. ‘Ze hebben geleefd in een land met levensbedreigende problemen. Als je ergens anders opnieuw begint, moet je meegaan in die maatschappij en niet vasthouden aan oude waarden en normen. Anders krijg je stilstaand water en dat gaat stinken.’ Roj beseft het in  bepaald opzicht makkelijker te hebben dan andere moslims. ‘Mensen weten vaak niet dat ik het ben, ik heb een tamelijk Europees uiterlijk. Anders gezegd: ik ben nooit gediscrimineerd.’

Amar (38) is Nederland dankbaar. Hij vluchtte uit Irak en woont sinds tien jaar in Oost. De recente aanslagen in Frankrijk en de bedreigingen van docenten zitten hem hoog en splijten hem. Aan de ene kant ziet hij het leed van de slachtoffers, nabestaanden en de maatschappij. Het doet hem denken aan nare gebeurtenissen in Irak. Aan de andere kant ziet hij ook hoe een deel van de moslimgemeenschap zich door de reacties in een hoek voelt gedrukt.

Dat mensen om spotprenten aanslagen plegen is ver grensoverschrijdend

Hij vindt de Nederlandse media niet op voorhand anti-islamitisch. ‘Dat kun je net zo hard opzoeken als ontlopen. In Nederland kun je je eigen nieuws opzoeken. Dat heeft misschien zijn keerzijde, maar die vrijheid is wel heel belangrijk. In mijn vaderland hebben we allemaal hetzelfde geloof. Toch worden daar markten opgeblazen, omdat de verschillende bevolkingsgroepen net iets anders geloven. De aanslagen zijn een gevolg van extremisme dat zo ver van het werkelijke geloof is afgedreven dat het daar al lang niet meer om gaat. Terroristen laten zich niet drijven door de Koran, maar door auteurs die in hun boeken zelf voor God spelen.’

Amar hecht veel waarde aan vrijheid, een vrijbrief om anderen te beledigen vindt hij het niet. ‘Misschien houdt vrijheid daar wel op.’ Hij denkt even na. ‘Dit roept meteen de vraag op waar die grens ligt. Ik merk dat ik daar dubbel in ben. Belangrijk voor mij is dat iedereen in zijn waarde wordt gelaten.’ Door de jonge leeftijd van zijn kinderen speelt het issue voor hem voorlopig nog niet, tegen de tijd dat ze maatschappijleer krijgen mogen ze van hem de spotprenten in de klas zien. ‘Zolang dat is om van te leren, heb ik geen bezwaar. Het mag niet tegen het geloof zijn gericht. Niet omdat ik moslim ben, je moet ieder zijn geloof in zijn waarde laten. In mijn geboorteland zijn legio voorbeelden van hoe het mis kan gaan als dat niet gebeurt. Dat mensen om spotprenten aanslagen plegen is ver grensoverschrijdend. Ik denk dat we er best stil bij mogen staan dat Nederland vergeleken met de rest van de wereld een fijn land is. Dat moeten we koesteren.’