Home De boekenkast van De boekenkast van Auke Kok

De boekenkast van Auke Kok

0

Hoewel journalist en schrijver Auke Kok al enige tijd niet meer in Oost woont, kijkt hij met veel plezier terug op zijn leven in Watergraafsmeer. Hij is met zijn vrouw Dido Michielsen kleiner gaan wonen, elders in de stad. Kleiner, dat betekende ook afscheid nemen van een deel van zijn boeken. ‘Ik heb twee derde van mijn verzameling weggedaan, dat is natuurlijk lastig, maar de belangrijkste boeken heb ik gelukkig bij me.’

Thomas Claassen

Bij de familie Kok thuis werd vroeger niet uitvoerig gelezen. ‘Mijn moeder las wel streekromans, maar verder waren mijn ouders niet heel belezen, op de Bijbel na dan. Het kwam echt uit mezelf, dat vele lezen.’ Kok, al lang niet meer gelovig, bezit nog een Bijbel van zijn grootouders. ‘Die stond op de kansel in de kerk in Honselersdijk. Dat is een dierbaar boek voor me gebleven.’

Een belangrijke ontwikkeling voor Kok is de overgang naar de bovenbouw op de middelbare school. ‘Sinds de middelbare school ben ik eigenlijk altijd wel een boek aan het lezen. Vanaf dat moment werd het leven voor mijn gevoel ook aangenamer, je kon je eigen keuzes en voorkeuren na gaan volgen. Overigens vind ik niet dat het verplicht lezen van boeken via een leeslijst per se een slecht idee is. Zo heb ik Max Havelaar van Multatuli móeten lezen, en daar was ik achteraf toch blij mee.’

Het had weinig gescheeld of Kok was toegetreden tot het bibliotheekwezen. ‘Na de middelbare school heb ik enige tijd gewerkt in een bibliotheek in Haarlem, maar uiteindelijk besloot ik toch te gaan studeren. Ik kom nog graag in bibliotheken en boekwinkels, ik voel me er prettig, en er werken bijna altijd aardige mensen. Volgens mij zit er een direct verband tussen het werken met boeken en de vriendelijkheid van de medewerkers.’

Kok voelt zich sterk aangetrokken tot de sfeer die in een bibliotheek hangt. ‘Al die planken met talloze boeken, rijen en kasten vol met kennis. Wat heerlijk is dat zeg. Ik wilde eigenlijk alles weten wat er in die boeken stond. Daar werd mijn nieuwsgierige aard aangewakkerd.’

Na de middelbare school gaat Kok geschiedenis studeren in Amsterdam en Rotterdam. ‘De opleiding in Amsterdam beviel me niet zo. In Rotterdam begonnen ze met een nieuwe opleiding maatschappijgeschiedenis. Het was een kleine groep studenten, in feite waren we proefdieren van deze nieuwe opleiding. Het nieuwe aan deze opleiding was een bredere focus, met meer oog voor maatschappelijke en sociale processen.’

Geleidelijk beweegt de student Kok zich meer op het terrein van mediastudies. ‘Mijn scriptie ging over de reacties in Nederlandse protestantse kranten op de anti-Joodse maatregelen in Duitsland, en in het bijzonder op de eerste rassenmaatregelen in 1933 en op de Kristallnacht in 1938. De reacties in de protestantse media waren opmerkelijk: in 1933 werd vol afkeuring gesproken over het antisemitisme van Hitler, in 1938 schreven ze ook negatief over de Kristallnacht, maar daar kwam een nieuw element bij: Joden moesten ook niet altijd op de eerste rij willen zitten, een typisch geval van blaming-the-victim.

Hoe dat te verklaren? Misschien heeft het te maken met het idee dat het je ontslaat van de schuldvraag.’ Van zijn studie geschiedenis bezit Kok nog de standaardwerken van Robert Hoyt over de middeleeuwen en van R.R. Palmer over moderne geschiedenis. ‘Die doe ik nooit meer weg. En weet je wat ik trouwens ook een fantastisch boek vind? Het lege land van Auke van der Woud, over de ruimtelijke indeling van Nederland in de negentiende eeuw. Na het lezen van dat boek ga je heel anders kijken naar Nederland.’

Kok begint in de jaren tachtig op de redactie van de Haagse Post. ‘Het waren de jaren van de crisis, met hoge werkloosheid. Toch wist ik een vast contract te bemachtigen. Ik mocht me op alle denkbare journalistieke genres storten, heerlijk.’ Tijdens zijn journalistieke loopbaan publiceert hij in 1995 zijn eerste boek, over Anton van der Waals, een Nederlandse verrader tijdens de Tweede Wereldoorlog, verantwoordelijk voor de dood van tientallen verzetslieden. ‘Uitgever en boekenrecensent Martin Ros heeft me overgehaald om een boek te gaan schrijven over ‘de schurk’ Van der Waals.

De Tweede Wereldoorlog heeft altijd mijn interesse gehad, misschien wel juist omdat je het weerzinwekkende ervan nooit echt doorgrondt. De gruweldaden gaan alles te boven. Er zal altijd wel behoefte blijven aan nieuwe studies, boeken en documentaires. Van der Waals heeft de vreselijkste daden op zijn naam staan, maar toch, bij het schrijven van het slothoofdstuk over zijn executie op de Waalsdorpervlakte, leefde ik me in, en voelde toch een zekere treurigheid bij diens eenzame laatste gang naar de dood.’

Kok heeft veel boeken over de Tweede Wereldoorlog. ‘Grijs verleden van Chris van der Heijden vind ik heel goed. Het is het eerste boek dat inzicht geeft in het leven van de overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking. Die zaten niet in het verzet en heulden niet met de Duitse bezetter, ze probeerden door te gaan met het normale leven.’ Andere boeken over de oorlog die Kok noemt zijn De ondergang van Jacques Presser en de biografie van Hitler van Ian Kershaw.

Een drang naar meer zelfstandigheid wordt bestendigd in 2004. ‘Ik wilde al langer op eigen benen staan en mijn boek 1974. Wij waren de besten bood mij de mogelijkheid daartoe. Vanaf dat moment ben ik voor De Bezige Bij aan de slag gegaan en ben ik onder andere sportevenementen in historische en maatschappelijke context gaan plaatsen.’ Kok wijst naar zijn boekenkast en begint over de Amerikaanse sportjournalist David Halberstam. ‘Hij is een grote inspiratie geweest, zijn Summer of ’49 en October 1964 over honkbal zijn schitterend. De boeken gaat niet alleen over de sport, maar meer nog over het tijdperk en het land waarin de sport wordt beoefend.’

Andere sportboeken die zijn boekenkast sieren zijn Fever Pitch van Nick Hornby, Mysterieuze krachten in de sport van Joris van den Bergh en A season with Verona van Tim Parks. ‘Dat boek van Parks is schitterend. Hij reist met de supporters van Verona door heel Italië, waardoor je een heel goed beeld krijgt van het land. De regio’s verschillen enorm van elkaar, de haat en nijd tussen clubs is gigantisch. Vergeleken daarbij is de rivaliteit tussen bijvoorbeeld Ajax en PSV kinderspel.’    

Zijn boek over het legendarische wereldkampioenschap voetbal in 1974 in West-Duitsland levert hem in 2004 de Nico Scheepmaker Prijs op voor het Beste Sportboek. ‘Wat een zeldzaam talentvolle generatie hadden we toen met Cruijff en Van Hanegem, het zijn de helden uit mijn jeugd. Het systeem van totaalvoetbal is nog steeds het mooiste wat ooit is vertoond. Tegelijkertijd heerste er een losse discipline in het Nederlandse kamp, ze deden maar wat, het was de eerste keer sinds 1938 dat Nederland erbij was op een wereldkampioenschap. Daarbij was het een wilde tijd met drank, vrouwen en andere uitspattingen. Het waren niet bepaald monniken, om het zo maar het te zeggen, en dat zag je terug op het veld. Wat als ze wel een ijzeren discipline hadden getoond? Ik weet het niet, Cruijff speelde in de finale natuurlijk niet zijn beste wedstrijd.’

Over Cruijff schreef Kok in 2019 een biografie. ‘HJ Schoo leerde me ooit: het idee voor een boek moet je in één zin kunnen vatten, anders moet je er niet aan beginnen. Hoe ik mijn biografie van Cruijff zou beschrijven? ‘Ik ga het leven van Cruijff beschrijven, met als uitgangspunt zijn kwetsbare kanten.’ Cruijff is natuurlijk een mythische figuur, maar had ook zijn kwetsbare kanten. Het is eigenlijk ongelooflijk dat Cruijff, vanuit zijn vertrekpunt, profvoetballer is geworden. In zijn jeugd was hij klein en mager, hij had een rare teen, had vaak last van hoofdpijn en spanningen. Als iemand niet geschikt was voor het profvoetbal, dan was het Cruijff. Ik denk dat ik hem door mijn boek een menselijker gezicht heb gegeven, een man van vlees en bloed.

Cruijff heeft in zijn carrière moeite gehad om de discipline te behouden en aan alle verwachtingen, die altijd torenhoog waren, te blijven voldoen. Zijn vrouw Danny is eigenlijk zijn redding geweest. Cruijff was wel een man die voor voetbal leefde, hij kon er nooit van loskomen, en praatte er altijd over. Dat is iets heel anders als je hem vergelijkt met bijvoorbeeld Gullit, die had een zekere nonchalance over zich heen, kende weinig spanning, en wist bij wijze van spreken op vrijdag nog niet waar hij zondag tegen moest voetballen.’

Veertien jaar later, in 1988, heeft Oranje wel succes, dit keer op het Europees Kampioenschap, wederom in West-Duitsland. Kok schreef ook over dit toernooi een boek. ‘Ook voor dat boek heb ik veel betrokkenen gesproken: spelers, staf en journalisten. Dat is bij elk boek mijn werkwijze: eerst informatie verzamelen, de archieven in, interviews afnemen. Pas daarna begin ik met schrijven.

De generatie van 1988 was een nieuwe, het gevoel om wraak te nemen op Duitsland leefde heel sterk. Dat kwam door verschillende redenen: de aandacht voor de Holocaust was toegenomen, jaloezie op Duitse successen in de sport, het ging de Duitsers economisch voor de wind. Ik weet zelf nog dat de haat groot was en er werden dan ook veel grappen gemaakt. Je stuurde een om de weg vragende Duitser met het antwoord ‘immer geradeaus’ toch vaak de verkeerde kant op. Dat gevoel leefde in de jaren zeventig minder. Ik heb er zelf natuurlijk ook aan meegedaan. Wat ik allemaal van verwensingen heb uitgekraamd tijdens de halve finale, daar lusten de honden geen brood van. Bij de spelers leefde dat ook sterk, dat kwam natuurlijk tot een hoogtepunt na de overwinning op West-Duitsland, toen Koeman zijn kont afveegde met een Duits shirt. Koeman dacht, toen ik hem voor het boek interviewde, dat er geen foto bestond van het incident. Helaas voor hem vond ik toch zo’n foto en die is ook in het boek gekomen.’

Een andere sportboek dat Kok schreef gaat over de beruchte Olympische Spelen van 1936 in Berlijn. ‘Voor mij was het boek van Daniel James Brown The boys in the boat een prachtig voorbeeld. Aan de hand van negen Amerikaanse roeiers beschrijft Brown hun tocht naar de Spelen. In mijn boek heb ik aan de hand van de Nederlandse sporters Rie Mastenbroek, Tinus Osendarp en Hans Maier het verhaal van deze Spelen beschreven. Wat doet het met je als je als sporter in een stadion loopt en duizenden mensen brengen de Hitlergroet? Mijn mening is dat ze eigenlijk niet hadden moeten gaan. Onder anderen Ben Bril, de Joodse bokser, is ook niet gegaan.

De Nederlandse sporters zijn naderhand met de nek aangekeken om hun deelname aan deze Spelen, die toch werden gezien als een propagandamachine van de nazi’s. Osendarp belandde in het foute kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog, Rie Mastenbroek is immer bitter gebleven door de negatieve reacties op haar deelname en Hans Maier stond op het standpunt dat politiek en sport niets met elkaar te maken hebben. Dat is natuurlijk onzin en naïef, want de politiek trekt de sport naar zich toe. Bonden en spelers dienen daar wat van te vinden, is mijn mening. Ja, ook van het WK in Qatar.’

Kok schrijft ook over criminaliteit, zoals zijn boek over de jonge jaren van Willem Holleeder. ‘Foute types hebben toch vaak een interessanter leven achter de rug dan normale mensen. Een boek dat ik echt geweldig vind is The Executioner’s Song van Norman Mailer over Gary Gilmore, een gewetenloze moordenaar. Het is heel goed geschreven, zonder moreel oordeel.’

Aan het einde van ons gesprek vraag ik Kok of hem weleens een gevoel van wanhoop bekruipt bij het schrijven van boek. ‘Nou, er is altijd wel een moment in het proces dat ik vastloop. Dan print ik alle hoofdstukken uit en spreid ze uit op de vloer in de kamer. Dan ga ik er een beetje somber naar zitten kijken, met een gevoel van: hoe nu verder? Of ik ga een wandelingetje maken in het bos. Uiteindelijk komt het dan toch weer goed. Maar het maken van een boek is best een bevalling, die soms gepaard kan gaan met kopzorgen en haast fysieke pijnen. Maar na de bevalling is er dan de periode van maximale ontspanning. En kijk, dan ben ik ook trots als mijn boek over Cruijff vertaald is in het Engels en Spaans.’