Home De boekenkast van De boekenkast van Henna Goudzand

De boekenkast van Henna Goudzand

0

In het huis van schrijfster en oud-docente Nederlands Henna Goudzand (1953) is het naar eigen zeggen een rommel door rondslingerende papieren en boeken. Het past bij haar: ‘Ik moet maar begraven worden in een kartonnen kist, vol met papieren en boeken.’

Thomas Claassen

De wieg van Goudzand staat in Paramaribo, Suriname. Ze heeft een gemixte achtergrond. ‘Er stroomt Afrikaans, maar ook wat Chinees, Europees, Joods en inheems (vroeger Indiaans) bloed door mijn aderen. Enkele jaren geleden heb ik een DNA-test gedaan, om erachter te komen waar mijn biologische wortels liggen. De Afrikaanse uitkomst was voor mij een verrassing: ik dacht dat mijn voorouders uit Ghana kwamen. Het bleek deels Nigeriaans, Sierra Leoons  en Masai te zijn. Omdat je geen namen en plaatsen kent, blijft het abstract.’

Goudzand vertelt over het ambivalente gevoel van het opgroeien in het Suriname van de jaren zestig en zeventig. ‘Enerzijds zit Nederland, door het onderwijs en de taal, in ons, of je dat nu wilt of niet. Aan de andere kant leef je, zeker tijdens mijn jeugd, in een andere realiteit, zijn de ervaringen, de geuren en kleuren totaal anders dan die van Nederlandse leeftijdsgenoten. De positie van gekoloniseerde maakt dat je ook anders naar de wereld kijkt,’

Van haar vader krijgt ze literatuur aangereikt. ‘Hij was directeur op een aantal scholen en gaf ook Nederlandse les op de kweekschool. In ons huis herinner ik me de aanwezigheid van Vestdijk, Hermans en Multatuli, naast alle werken van Surinaamse schrijvers die er verschenen. Veel schrijvers in Suriname leurden in het kleine land met hun werk. Mijn vader trok altijd zijn portemonnee om zo’n publicatie te kopen. Regelmatig schafte hij meerdere exemplaren aan. Daarmee gaf hij door hoe belangrijk hij literatuur vond. Mijn vader las ons ook voor, onder andere uit de kinderbijbel, die ik, in gehavende staat, nog steeds in mijn bezit heb. Ook droeg hij spontaan gedichten voor.  ‘De tuinman en de dood’ van P.N. van Eyck was een van zijn favoriete gedichten. Nu zou ik graag willen weten wat hem er zo in raakte. Het kan een simpele verklaring hebben: mijn moeder heette net als de dichter ‘Van Eyck’.’

Door hem wordt Goudzand gestimuleerd naar de bibliotheek te gaan. ‘Die bevond zich in het Cultureel Centrum Suriname, waarin, naast een bibliotheek, ook een theater was gevestigd. ‘In mijn hoofd komt het beeld naar voren van een laag, wit gebouw met rijen boeken.’

Als kind is Goudzand geïnteresseerd in muziek, en dat uit zich ook in haar leesvoorkeuren. ‘Zo rond mijn negende, tiende verslond ik kleine, compacte biografieën van Beethoven, Chopin en andere Europese klassieke musici. De levens achter deze musici boeiden me mateloos. Helaas heb ik geen van die boekjes meer in mijn bezit, maar ik zou ze graag nog eens tegenkomen.’

Breuk

Suriname is tot 1954 een kolonie van Nederland en tot 1975 onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden. De invloed van de Nederlandse taal en cultuur op het Surinaamse leven is groot. De komst van de Volksboekwinkel aan de Keizerstraat in het centrum van Paramaribo, in de jaren zeventig, verandert echter veel voor Goudzand. ‘Opeens kregen we toegang tot Caraïbische, Afrikaanse en zwarte Amerikaanse literatuur. Het was een walhalla en gaf een blik op een andere wereld, een wereld die veel meer gemeen had met de Surinaamse dan de Nederlandse.’

Met deze nieuwe blik komt ook kritiek op het kolonialisme. Ze komt in aanraking met Aimé Césaire en Frantz Fanon. ‘Beiden kwamen uit Frans-Martinique en schreven kritisch over het koloniale systeem. Césaire schreef een boek dat ik onlangs herlas: Logboek van een terugkeer naar mijn geboorteland, een lang gedicht met schitterend taalgebruik. Het was een kennismaking met de eigen geschiedenis.’ Césaire was de leraar van Fanon. Fanon was psychiater en schreef het monumentale boek Zwarte huid, witte maskers over de effecten van jarenlang kolonialisme en het door de staat propageren van wit-zijn.’ Een andere schrijver die Goudzand noemt is George Lemming, een schrijver uit Barbaros. ‘Lemming heeft op een hele mooie manier het Caraïbische leven blootgelegd. Een van zijn meest bekende boeken is In the Castle of my skin. Voor mij zitten daar meesterlijke scenes in die veel herkenning bieden met de Surinaamse wereld.’

Slavery and capitalism van Eric Williams is een boek dat grote indruk maakt op Goudzand. ‘Dit is een heel belangwekkend boek. Williams is erin geslaagd een steekhoudende analyse te schrijven over de relatie tussen de afschaffing van de slavernij en de ontwikkeling van het kapitalisme. In de jaren zeventig werd het boek in Suriname in linkse kringen gelezen. Je kunt wel stellen dat het onze kijk op de geschiedenis veranderde.’       

Goudzand brengt het gesprek op de Amerikaanse schrijver James Baldwin. ‘Van Baldwin heb ik haast alles gelezen. De situatie in de Verenigde Staten en Suriname is niet helemaal vergelijkbaar natuurlijk. Suriname was een wingewest, de Verenigde Staten een vestigingskolonie. In Suriname kwamen de Europeanen om gauw geld te verdienen en weer naar huis te gaan, in de Verenigde Staten waren ze migranten. De raciale verhoudingen tussen wit en zwart bleven bestaan, ook na de afschaffing van de slavernij. Baldwin vertelt ergens dat hij in de jaren vijftig niet met een witte vriendin over straat kon lopen, omdat het te gevaarlijk was. Voor Suriname gold dat toen niet meer. Na 1873 waren er nog maar weinig Europeanen en de angst om met een Europeaan gezien te worden als zwarte, was tijdens mijn jeugd gelukkig niet meer onze realiteit.’

Door de slavenhandel komen Afrikaanse volksverhalen naar het Caraïbische gebied. De belangrijkste gaan over Anansi, een mythische spin. ‘Noni Lichtveld, die met haar familie in Frankendael in de Watergraafsmeer, heeft gewoond en de dochter was van de eerste Surinaamse schrijver Albert Helman, heeft een van de belangrijkste publicaties met Anansiverhalen geïllustreerd. Het Anansiverhaal vindt zijn oorsprong in West-Afrika. De Anansiverhalen worden nog steeds verteld in Suriname en Surinamers hebben de verhalen weer meegenomen naar Nederland.’

Een boek dat ze absoluut nooit weg zal doen is een eerste druk van Wij slaven van Suriname van Anton de Kom. ‘De Kom schreef als eerste Surinamer over de geschiedenis van de slavernij vanuit de belevingswereld van de gekoloniseerde. Het sterke aan zijn werk is dat hij niet alleen kritisch was op de behandeling van de slaven, op het systeem van slavernij en kolonialisme, maar hij had ook specifiek oog voor het vreselijke lot van de marrons, in opstand gekomen slaven die gevlucht waren naar het oerwoud. Zij werden voor en na de afschaffing van de slavernij als minderwaardig en slecht weggezet. Deze visie op de marrons, die uiteraard de luizen waren in de pelsen van de slavenmeesters, vond zijn weg naar de creolen, de andere nazaten van de slaven. Deze visie op de marrons was deze groep in eeuwen aangepraat door de koloniale macht. Een deel van creolen liet zich, hierdoor ingegeven, voorstaan beter ontwikkeld te zijn. Maar de marrons hadden, om de vrijheid te veroveren, ook na de afschaffing van de slavernij, moeten zien te overleveren in het oerwoud en hadden niet tot nauwelijks toegang tot onderwijs, technologie en gezondheidszorg. Bekeken vanuit de slavenmeesters is het te begrijpen waarom de tegenstelling tussen creolen en marrons sterk gevoed is door de koloniale macht. De marrons verstoorden de rust van de slavenmeesters. Tot aan de onafhankelijkheid werden de marrons in geschiedenisboeken weggezet als brandstichters en rovers. Dat heb ik zelfs nog tijdens de geschiedenislessen op school geleerd en vragen over moeten beantwoorden tijdens de Surinaamse variant van de Cito-toets aan het einde van de basisschool. Moet jij je voorstellen dat dit in Nederland in de geschiedenisboeken zou staan over de verzetsstrijders van de Tweede Wereldoorlog. Gelukkig zijn we ons hiervan steeds meer bewust geworden. Tegenwoordig wordt 10 oktober in Suriname gevierd als de dag van de marrons.’

 Schrijfster

Reeds op jonge leeftijd schrijft Goudzand verhaaltjes. ‘Ik kan me dat niet meer precies voor de geest halen, maar ik ben al vroeg begonnen. Een zekere fascinatie voor hoe met het geschreven woord verhalen tot leven gewekt kunnen worden, heb ik altijd gehad.’

In 1989 vestigt ze zich, na het behalen van een eerstegraads lesbevoegdheid Nederlands, in Nederland. ’Een docent die belangrijk voor me is geweest is Frank Martinus Arion. Hij schreef die de roman Dubbelspel. Door hem ben ik me verder gaan verdiepen in de Caraïbische literatuur.’

Een deel van haar boeken moest ze bij haar migratie gedwongen achterlaten in Suriname. ‘Ik had daar nog meer boeken dan nu in Nederland, maar ik kon niet alles meenemen. Dat was praktisch gezien onmogelijk. Daardoor heb ik helaas boeken moeten wegdoen, onder andere naar mijn broer. Daar heb ik nog steeds spijt van, want regelmatig grijp ik mis in mijn boekenkast. Overigens, en dat punt wil ik wel even maken, heb ik ook veel Westerse literatuur. Mijn favoriet? Philip Roth. Van hem heb ik haast alles gelezen. Zijn manier van schrijven, de humor, zijn heldere analyse van het politieke Amerika door de jaren heen, spreken me zeer aan. Sabbath’s Theater vind ik een van zijn beste werken.’

Ze publiceert verhalen in onder meer De Gids, De Groene Amsterdammer, Preludium en Brasa. Ook schreef ze kinderverhalen voor Sesamstraat. Haar eerste roman verscheen in 2005: Hele dagen in de regen. In 2015 volgt Over het zoute water en in 2020 De geur van bruine bonen waarin ze de Surinaamse en Nederlandse cultuur vervlecht tegen de achtergrond van de drugsproblematiek in de Surinaamse gemeenschap in Nederland in de jaren zeventig. ‘Of ik autobiografisch schrijf? Niet op de manier waarop bijvoorbeeld Gerard Reve deed in De avonden, maar ik geloof dat je als schrijver nooit iets schrijft wat je niet raakt. Het wordt dan erg moeilijk om je er zo lang zo intensief mee bezig te houden.’

Soms stuit Goudzand op ouder werk. ‘De straat van Ann Petry, vorig jaar uitgegeven in Nederland, en meer dan zeventig jaar oud, raakte me onlangs diep. Het beschrijft het verhaal van een zwarte Amerikaanse vrouw, zonder perspectief. Haar enige doel is een beter leven voor haar zoon. Maar wat ze ook doet, ze loopt constant in de val.’

Goudzands verzameling boeken blijft groeien: tegen de muren van haar slaapkamers, op de schrijftafel, op de grond, in de gang. ‘Meestal koop ik mijn boeken bij mijn boekhandel in Oost, maar ook tweedehands. Heel af en toe doe ik eens een boek weg, maar met moeite. Ik kwam een mooie oplossing voor rondslingerende boeken tegen op televisie. Een boekenkast in de vorm van een boom met takken. Die heb ik aangeschaft en in de gang gezet, maar het blijkt dus helemaal geen oplossing te zijn: ook die is inmiddels vol en de woonkamer ziet er niet anders uit. Inmiddels heb ik al een tweede ‘takkenboekenkast’ aangeschaft. Het houdt niet op dus.’