Jurryt van de Vooren is sporthistoricus en auteur van meerdere boeken, waaronder Amsterdam 1928 over de Olympische Spelen en De Bosatlas van het Nederlandse voetbal. Naar eigen zeggen is hij de enige Amsterdammer die op Feyenoord is afgestudeerd, maar daar hij had hij wel advies van een vriendin én 18 bier voor nodig.
De boekenkast | Thomas Claassen
Op de lagere school was van de Vooren voornamelijk geïnteresseerd in sterrenkunde. ‘En dan met name de planeten. Ik las er alles over. Het leuke is dat mijn dochter nu veel leest over planeten. Naast boeken over planeten las ik traditionele kinderboeken, zoals Pietje Bel.’
In zijn tienerjaren raakte hij steeds meer geïnteresseerd in politiek en geschiedenis. De bibliotheek in Dieren was al gauw te klein. Van de kringloopwinkel kwam hij vaak met stapels van twee meter terug. Met zijn vader ging hij een keer per maand naar de grotere bibliotheek in Arnhem.
Politiek bleef hem boeien: ‘Ik kom uit een linkse familie en begon allemaal linkse dingen te lezen. Krakers, anarchisten, vakbonden. Ik verslond boeken, las wel 150 pagina’s per dag.’ Twee boeken licht hij eruit. ‘Zen en de Kunst van het Motoronderhoud van Pirsig. Dat is zo fantastisch. Ik herlees nooit boeken, maar deze heb ik wel drie keer gelezen. Een vader en zijn zoon die een motortocht maken door de VS. Het filosofische en de beschrijving van het landschap, die overeenkomst met het gemoed van de vader. Een ander boek dat ik wil noemen is 1848 van Theun de Vries. Het revolutiejaar 1848 van alle kanten belicht zodat je alle kanten kunt begrijpen.’
Van de Vooren ging geschiedenis studeren in Amsterdam. ‘Maar dat vond ik niets. Er was een vreselijk ouderwetse aanpak gestoeld op het leren van feiten. Wanneer een bepaalde farao geboren werd en doodging. Voor het culturele aspect was geen enkele aandacht. De focus lag erg op de ‘grote mannen’ en dat vond ik te eenzijdig.’ Van de Vooren stopt met geschiedenis en stapt over op politicologie. Hij herinnert zich de boeken van zijn studententijd nog goed. ‘De universiteitsbibliotheek zat destijds in het P.C. Hoofthuis, met zalen met metershoge kasten. Ik sloeg daar eens een heel oud boek open, uit 1800 denk ik. De geur van dat oude papier. Ik kan die geur nu nog steeds ruiken.’
Sportgeschiedenis
Het eerste sportboek van Van de Vooren kreeg hij van zijn ouders en was een boek over Johan Cruijff van sportjournalist Maarten de Vos. Tijdens de laatste fase van zijn studie bracht een opmerking van een vriendin hem aan het denken. ‘Aanvankelijk wilde ik mijn eindscriptie schrijven over de Nederlandse liberalen zoals Pieter Oud en Herni Marchant uit de jaren dertig van de twintigste eeuw. Maar op 26 april 1995 vierde ik mijn verjaardag. Een vriendin zei dat ik voor de laatste keer zelf kon kiezen waarmee ik bezig wilde zijn. Daarna zou een baas je gaan vertellen wat je moet gaan doen. In het toilet, met 18 bier op, bedacht ik vanuit het niets dat ik mijn scriptie ging doen over Feyenoord. Ik wist nog niet precies over welk aspect van Feyenoord, maar het zou gaan over die club.’
De begeleider van Van de Vooren was de hoogleraar Nederlandse geschiedenis Piet de Rooy. ‘Hij was Rotterdammer en was meteen enthousiast. Ik koos het tijdvak 1933-1948 en putte voor mijn scriptie uit papieren bronnen zoals clubbladen. De hoofdredacteur van het clubblad de Feijenoorder was Bert Heesakker. Helaas heb ik hem niet kunnen spreken. Maar ik kwam in contact met zijn zoon Ted. Die vertelde mij tijdens een etentje dat zijn vader gestorven is op 26 april 1995, dezelfde dag dat ik besloot om mijn scriptie over Feyenoord te doen. Hij overleed in de ochtend en heeft de hele dag nodig gehad om mijn hoofd te vinden en me mijn scriptieonderwerp in te fluisteren.’ Van de Vooren vertelt over de volks- en arbeidersaard van Feyenoord, de oorlogsjaren, de vele Joodse leden en het effect van het bombardement op de club.
Vanaf hét moment in het toilet is sportgeschiedenis zijn hobby en werk geworden. Hij schreef verschillende boeken, publiceerde veel artikelen en maakte radiodocumentaires voor NOS Langs de Lijn. ‘Mijn boek over de Olympische Spelen gaat voornamelijk over de maatschappelijke en politieke aspecten. Ik probeer het evenement in die tijd neer te zetten.’
Zijn favoriete sportboek is Voetbal is oorlog van Simon Kuper. ‘Heel goed geschreven en het liet mij zien hoe je ook over voetbal kan schrijven als maatschappelijk verschijnsel.’
Door de coronamaatregelen komt Van de Vooren de laatste weken niet meer veel in archieven om onderzoek te doen. ‘Gelukkig is er veel gedigitaliseerd. Ik kan vanuit huis bij duizenden manuscripten. Het stadsarchief in Amsterdam heeft veel online gezet. Rotterdam is daar minder ver mee, maar ik kom er wel graag. Tevens zit ik nu door oude voetbaltijdschriften te bladeren en kijk ik naar de interviews en foto’s van weleer.’