Marjolijn de Cocq is chef boeken van het Parool. Naar eigen zeggen is ze gezegend. ‘Ik heb de beste baan van de wereld. Ik reis in mijn hoofd overal naartoe.’
De boekenkast | Thomas Claassen
Marjolijn leest haar hele leven al veel. ‘Ik ben een veelvraat. Las als kind in no time de hele kinderbibliotheek uit. Ik was niet naar buiten te knuppelen.’ Thea Beckman en Jan Terlouw waren favoriet. ‘Ik was verliefd op Stach uit Koning van Katoren, de knappe, slimme jongen die alle wereldproblemen moest oplossen.’
Ze schreef al vanaf jonge leeftijd dagboeken en verhaaltjes. Ze loopt naar de kast en komt terug met een klein zelfgemaakt boekje met de titel De slak en de vlinder. ‘Uitgeverij: mezelf.’ Haar vader bewaarde alles, ze kreeg onlangs een envelop met eigen werk. ‘En als ik moest slapen las ik stiekem door. Als mijn moeder de trap op kwam om te controleren of ik wel sliep, kon ik dat horen aan haar trouwring die tegen de leuning tikte.’
Tussen de periode van kinderboeken en literatuur verslond ze op haar dertiende en veertiende ook vele pockets uit de Bouquetreeks. ‘Dwars maar beeldschoon meisje ontmoet rijke broeierige man, ze streeft tegen maar natuurlijk overwint hij haar. Foute boel maar voer voor mijn puberbrein.’ Ook voer voor dat puberbrein: de boekenkast van haar ouders. ‘Jan Wolkers stond daarin en Jan Cremer, daarin ging ik op zoek naar seks.’
Inspiratie
Op de middelbare school, het Stedelijk Gymnasium in Apeldoorn bleef ze lezen. ‘Ik vond de leeslijst helemaal geen straf.’ Een grote inspiratie was haar leraar Nederlands Wim Sanders. ‘Hij vertelde over boeken alsof ze de grootste heerlijkheid waren. Toen ik een jaar of vijf geleden op een reünie was, gaf hij weer les: de klas was afgeladen en de magie was er opnieuw.’
Na de middelbare school ging Marjolijn Vertaalwetenschap studeren. ‘Mijn vader was journalist en ik wilde ook journalist worden. Ik was naar de open dag van de School voor Journalistiek geweest, maar die leek me veel te schools, ik wilde liever naar de universiteit. Mijn vader raadde me aan om een studie te kiezen waarbij ik veel met taal bezig zou zijn.’
Al tijdens haar studie kwam er een journalistieke wending: ze ging ze aan de slag als vertaler van artikelen uit The Times en The Sunday Times bij de Persunie. Later maakte ze de overstap naar de buitenlandredactie van de Geassocieerde Pers Diensten (GPD), waar ze onder meer verslag deed van het Lockerbie-proces en het Joegoslaviëtribunaal. Later werd ze chef van de kunstredactie, waarvoor ze ook boeken recenseerde.
Fictie
Marjolijn leest het liefst fictie, en heeft een hang naar epische verhalen en grote historische romans. ‘Door die verhalen krijg ik het gevoel de personages te leren kennen en meegezogen te worden in het verhaal.’ Als voorbeeld noemt ze A Little Life van Hanya Yanagihara over vier vrienden uit New York. ‘Sommige mensen vinden het te veel en te heftig. Een van de mannen is ernstig misbruikt en mutileert zichzelf. Maar ik werd zo meegezogen door het verhaal van deze mannen en hun ontwikkelingen, toen ik het uit had miste ik ze gewoon.’
Ook houdt ze ervan via literatuur te leren over werelden die anders ver weg lijken. Ze pakt uit haar boekenkast twee boeken: Tommy Orange Er is geen daar daar en Valeria Luiselli Archief van verloren kinderen. ‘Ik las ze vlak achter elkaar en ze hebben raakvlakken waardoor die leeservaring werd versterkt. Het boek van Orange gaat over het leven van de inheemse bevolking in de eenentwintigste eeuw en ook bij Luiselli zit een lijn over de uitroeiing van de Indianen. Je weet er wel iets van uit de geschiedenislessen van vroeger, maar dat is marginaal. Juist door zulke literatuur komt de wereldgeschiedenis tot leven.’
Ook een belangrijk boek voor Marjolijn is 4321 van Paul Auster. ‘Een opgroeiende jongen in een gezin. Een leven in vier edities. Telkens is er een nieuw afwijkend gegeven waardoor zijn leven anders verloopt. Auster laat zo heel mooi zien dat de mens een radertje is, dat het er maar vanaf hangt welke afslag je neemt en dat je leven zo maar anders kan lopen.’
Ook Harrie Geelen moet worden genoemd, illustrator, schrijver en de man achter de televisieserie Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? in de jaren zeventig. ‘Dat speelden we altijd na op het schoolplein. Een paar jaar geleden interviewde ik Harrie Geelen, en zijn vrouw en schrijfster Imme Dros, in hun sprookjesachtige huis in Hilversum. Overal boeken, prenten en illustraties.’
Ze vertelden over de totstandkoming van de televisieserie. Er was maar één camera en ze hadden niet of nauwelijks audiovisuele effecten. In de twee vuistdikke boeken De weg naar voorgoed en Voorgoed weg, verschenen in 2018 en 2019, heeft Geelen zijn ultieme versie van Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, meneer? geschreven. ‘Voor mij als kind was die serie al pure magie. Maar deze boeken, met de taalkunst en humor en de vele vreemde vogels die Harrie Geelen heeft bedacht, kan ik blijven herlezen.’
Chef boeken
De boekenkast van Marjolijn ziet er gestructureerd uit. ‘De boeken die in de kast terecht komen, zijn de boeken die me echt na aan het hart staan; boeken die me geraakt hebben en die ik echt heel goed en waardevol vond. Er staan veel boeken in van schrijvers die ik heb geïnterviewd, dat zijn waardevolle herinneringen.’
Veel van die boeken zijn ook gesigneerd. ‘Zoals de Zweedse schrijver Niklas Natt och Dag, van adelijke afkomst, die pakte er zelfs zijn zegellak bij en signeerde met zijn zegelring. De Duitse schrijver Judith Schalansky kwam aanzetten met een stempeldoos en stempelde een zilverkleurig skelet, een memento mori, in haar Inventaris van enkele verliezen.’
‘Ik lees drie of vier boeken per week. Dat is te veel om allemaal te bewaren.’ Ze doneert aan openbare boekenkasten op straat en verkoopt boeken voor het goede doel.
De woonkamer ademt boeken. Her en der verspreid liggen stapels, in de vensterbank, op haar werktafelttje, ook ter beoordeling voor haar werk. ‘We krijgen als krant de aanbiedingsbrochures van uitgeverijen binnen. Daar maak ik een eerste selectie uit, voer overleg met uitgeverijen en maak vervolgens mijn eigen keuzes.’
Het boekenkatern van het Parool verschijnt in de zaterdageditie, maar de deadline is al op dinsdag. ‘Dat is ook om het voor de eindredactie mogelijk te maken de zaterdagkrant gedurende de week al te redigeren. Als alle kopij voor de dikke zaterdagkrant pas op vrijdag zou komen, is dat niet te doen.’
Momenteel gebeurt het interviewen van schrijvers voornamelijk via Skype of FaceTime. ‘Dat geeft toch een andere dynamiek. De verbinding is niet altijd optimaal. Het is behelpen. Toch ben ik trots op ons team als ik zie hoe we de krant in deze vreemde tijd maken.’ Dat ze door het coronavirus niet naar schrijvers kan reizen om interviews af te nemen is vervelend, maar dat relativeert ze snel. Met een blik op haar boekenkast: ‘Ik ben de afgelopen jaren al steeds milieubewuster geworden. Misschien is dit de manier waarop het in de toekomst zal moeten blijven gaan. Maar ik ben gezegend. Ik reis door het lezen van die boeken in mijn hoofd de hele wereld over.’