In de jaren zeventig van de vorige eeuw kampte Amsterdam met een wooncrisis in de vorm van verkrotte buurten, waarbij grootschalige sloop en nieuwbouw de enige oplossing leken. Acties van buurtbewoners zorgden ervoor dat de kaalslag niet doorging, de huren betaalbaar bleven en het karakter van de wijk behouden bleef. Geluiden uit Oost maakte er een vierdelige podcastserie over: ‘Buurt in aksie’. Nu, vijftig jaar later, ziet Amsterdam er spic en span uit, maar de woningnood lijkt groter dan ooit, het karakter van buurten verandert door de instroom van expats en een oplossing voor al deze problemen lijkt ver weg. IJopener Magazine start samen met Leon Paquay van Geluiden uit Oost een serie gesprekken over dit onderwerp die uiteindelijk in een nieuwe podcast zullen uitmonden. Ons eerste gesprek is met Zef Hemel.

Tineke Kalk | Foto Marcel de Cnock

Zef Hemel is een druk bezet man. Toch maakt hij een ontspannen indruk als Leon Paquay en ik hem interviewen. Regelmatig barst hij in een lachsalvo uit, hoewel hij ook af en toe bedenkelijk kijkt als hij het over de toekomst van Amsterdam heeft.

Wat is de taak van een planoloog?

Bij mijn afscheid van de Wibautleerstoel presenteer ik mijn boek Er was eens een stad. Dat gaat over hoe we Amsterdam verder moeten ontwikkelen. Die visie op mijn discipline heb ik de afgelopen tien jaar stap voor stap samen met mijn studenten opgebouwd. Kort gezegd: een langetermijnvisie moet in alles leidend zijn en zo’n verhaal destilleer je uit gesprekken met heel verschillende Amsterdammers. Als planoloog kies ik geen partij, maar signaleer ik wat anderen ervaren, denken, willen, verlangen. De vraag en behoefte om in Amsterdam te wonen is nog steeds groot, al is het allemaal schrikbarend duur geworden. Na de financiële crisis zitten we nu in een coronacrisis en deze rampspoed zal niet de laatste zijn.

Gaat Amsterdam lijken op New York waar alleen de rijken nog in de stad kunnen wonen?

Amsterdam is heilig vergeleken met New York in de zin van: gelijker en rechtvaardiger. Het klopt dat de trend er een is naar toenemende ongelijkheid. Maar vergeet niet dat de helft van het woningbestand nog altijd uit sociale woningen bestaat. En de stad let er nu ook beter op dat er niet zoveel sociale woningen meer worden verkocht. Bovendien heeft de raad bedongen dat er bij nieuwe buurten zoals de Sluisbuurt veertig procent sociale woningbouw komt.

Heb je als planoloog ook een visie op de kant die het uit zou moeten gaan?

Het stadsbestuur neemt besluiten op basis van een visie. Ik zie het als een taak van de planoloog om toekomstverhalen te vertellen die geloofwaardig en aansprekend zijn. Iedereen wil weten wat er staat te gebeuren of waarop hij of zij zal moeten reageren. Of we dat ook werkelijk willen, daarover moeten we met elkaar in debat. Vroeger vertelden planologen hun toekomstverhalen aan de hand van statistieken, maar ik vind het belangrijk dat we de verbanden laten zien en beelden oproepen, zodat we ons in de toekomst kunnen verplaatsen en de verhalen kunnen kneden en naar onze hand zetten. Ik voorspel dat Amsterdam als stad nog veel internationaler wordt. Veel bewoners zullen wegtrekken, zoals ouderen, terwijl jonge mensen de stad proberen in te komen. In het gevecht om de vierkante meters zullen het vooral de expats zijn die het zich kunnen veroorloven om hier luxueus te wonen.

Hoe past het Manhattan aan het IJ in die trend?

De Sluisbuurt is een reactie op het feit dat zoveel mensen in Amsterdam willen wonen. Zolang het binnen de ring A10 is, zijn mensen bereid om vierkante meters in te leveren. Veel ontwikkelruimte is daar overigens niet. Daarom zijn er tegen de zesduizend woningen gepland in de Sluisbuurt en dat is een dichtheid die we in Amsterdam eigenlijk nog niet kennen. Jij noemt het Manhattan, maar New York zal erom lachen. In Amsterdam hebben we koudwatervrees als het gaat om wonen in hoogbouw. In Rotterdam hebben ze die stap al lang gezet.

‘Als planoloog signaleer ik wat anderen ervaren, denken, willen, verlangen’

Toen het Oostelijk Havengebied werd gebouwd was het spannend of de woningen op Borneo-Sporenburg wel verkocht zouden worden, omdat je daar zo dicht op elkaar kwam te wonen. Maar omdat het binnen de ring A10 viel, was alles in een mum van tijd verkocht. Inmiddels voelt het Oostelijk Havengebied aan als een deel van de binnenstad. En kijk nou eens wat er in de Houthavens wordt gebouwd. Op dit moment wordt gezocht naar nieuwe woonvormen met heel hoge dichtheden, en de woningbouw in Amsterdam is de grondgebondenheid allang voorbij.

De Sluisbuurt zie ik als de volgende stap in dat grootstedelijk experiment. Ik ben benieuwd hoe het gaat worden: ik heb geen verkaveling gezien waar zo op gestudeerd is door de gemeente en die zo kritisch gevolgd is door de omgeving, door Arcam en de vakgemeenschap. Het bijzondere aan de Sluisbuurt is dat hoogbouw op de binnenterreinen is gepland. Dus als je straks door de buurt loopt zal je nauwelijks hoogbouw zien of ervaren. Voor je gevoel loop je door een dorp. Bovendien heb je door deze bouwwijze straks geen windhinder meer. Misschien dat de hele wereld naar de Sluisbuurt zal komen om dit experiment te bekijken.

Wie komt er wonen?

De eersten die altijd komen kijken zijn mensen uit de directe omgeving, in dit geval Oostelijk Havengebied, IJburg en Noord. Zij willen wooncarrière maken, niet te ver verhuizen en kiezen dan voor het avontuur van de Sluisbuurt.

Maar de trend is dat er veel kleiner wordt gebouwd. Dus wat winnen ze daarbij?

Het klopt dat we na de financiële crisis hebben ingeleverd aan vierkante meters door stijgende grondprijzen en de enorme vraag. Daar bovenop kwam de lage rentestand die maakt dat iedereen elkaar de tent uitvecht. We zitten tenslotte in een kapitalistische samenleving. Toen de grondprijzen nog laag waren en Amsterdam niet in trek was, besloten politiek en markt om grotere woningen te bouwen om zo Amsterdam weer aantrekkelijk te maken. In de Vinex-periode, dus in de jaren tachtig, negentig, moest je woningen van ten minste honderd vierkante meter bouwen, anders raakte je ze niet kwijt. Nu zitten we in een heel andere fase. Steden zijn wereldwijd in trek, zeker binnen Nederland willen jonge mensen graag in Amsterdam wonen.

En ja, ik ben geschrokken van hoe weinig vierkante meters de nieuwe woningen op bijvoorbeeld Oostenburgereiland tellen. Het wordt daar allemaal wel erg krap. Het is spannend of er een markt zal zijn voor zulke kleine woningen in zo hoge dichtheid. De eerste waarschuwingen zullen van de marktpartijen komen als die merken dat hun verkoop stagneert. Amsterdam wordt internationaler en expats concurreren ons eruit omdat zij die hoge prijzen wel kunnen betalen. De vraag is hoe aantrekkelijk de Sluisbuurt gaat worden.

Naast de bouwkwaliteit speelt daarin bereikbaarheid een belangrijke rol. Het Rijk wilde destijds niet meebetalen aan de metro zodat het nu behelpen is met een tram. Vandaar de roep om een vaste oeververbinding tussen Zeeburgereiland en Borneo-Sporenburg zodat je tenminste op de fiets gemakkelijk de stad in kunt. Ik hoop wel dat mijn studenten daar ook nog kunnen wonen. Maar aangezien de gemeente in de Sluisbuurt de regel toepast van veertig procent middeldure huur, veertig procent sociale huur en twintig procent vrije markt zou het een gemengde populatie moeten worden.

Ik vind trouwens wel dat er op het Zeeburgereiland aan de zuidkant een klein park moet komen. Dat is dan wel zo’n beetje de duurste grond, maar groen maakt een wijk pas echt aantrekkelijk. Zeeburgereiland moet wel net als de Pijp zijn Sarphatipark krijgen.

Hoe kan de woningmarkt weer bereikbaar worden voor iedereen?

We denken allemaal dat de minister van Wonen iets moet doen, maar als wereldwijd de inflatie stijgt is alles weer anders. Wel moet er gesleuteld worden aan de fiscale kant. Dat gaat het volgende kabinet, neem ik aan, ook doen. Ook moet er in en om Amsterdam veel meer gebouwd worden. Het ontwikkelen van HavenStad aan de westkant gaat nog decennia duren, dus dat is geen oplossing voor de korte termijn. De stad moet regionaal denken, tot ver buiten de ring. Voor Amsterdammers is dat een bijna even grote hobbel als denken in hoogbouw. En het openbaar vervoer moet ook op dat hogere schaalniveau goed geregeld worden. Als mijn voorspelling uitkomt en er komt inflatie, dan zal de stijgende rente alles op zijn kop zetten en komt een groot deel van de Nederlandse huizen weer ‘onder water’ te staan. We zullen moeten meebewegen met krachten die groter zijn dan wijzelf. Maar dat hoeft ons niet te beletten over de toekomst van onze mooie stad te dromen.

Zef Hemel (1957) is planoloog, en was van 2001 tot 2004 directeur van de Academie van Bouwkunst in Rotterdam. Daarna gaf hij tien jaar lang als directielid leiding aan de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening. Binnenkort neemt hij afscheid van de Wibautleerstoel voor Grootstedelijke Vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij sinds 2012 onderzoek deed naar duurzame verstedelijking.