Home Dwars nieuws De Vogelman

De Vogelman

0

Het Oosterpark is met een dik pak sneeuw bedekt, de zon hangt laag en komt net boven de daken aan de Oosterparkstraat uit. Een strakke oostenwind snijdt dwars door me heen: het is weer eens een échte winter.

Op het grote veld zijn veel mensen en kinderen. Een man op een fiets met van die brede banden komt met een vaart dwars over het veld aan gereden, achter hem aan een slee met zijn dochter erop.

Roos, mijn hond, springt jolig door de sneeuw. Ze is met haar ruim 13 jaar opeens weer een jonge hond. Het is al lang dat ze wat sloom achter me aanhobbelt door het park, overal snuffelend, maar nu is ze weer speels. Dat is erg fijn om te zien.

Over het pad zie ik een man op z’n fiets ploeterend door de sneeuw. Een kleine ladder heeft hij aan een van zijn schouders hangen. En aan beide kanten van zijn stuur hangen volle plastic zakken. Het ziet er nogal gevaarlijk uit zoals hij daar fietst.

Even later zie ik de man de ladder tegen een boom zetten. Traag klimt hij naar boven en knipt er iets uit wat hij op de grond laat vallen. Nieuwsgierig geworden loop ik op hem af. Het zijn lege pindadopjes die in fijn kippengaas in een streng zitten. ‘Wat goed dat u voor de vogels zorgt met deze kou.’ ‘

Ja de vogeltjes hebbe ’t slecht, ze hebbe echt honger. Weet je, iedere dag kom ’k hier om nieuw spul op te hangen.’ Hij lacht en toont daarbij zijn deels verrotte gebit.

‘Ik wil u graag een donatie geven, want dit is best wel een kostbare zaak elke dag dat voedsel geven.’

‘Nee, nee, dat wil ’k absoluut nie.’ ‘Ik doe het graag, en het is voor de dieren,’ antwoord ik. ‘Nee meneer, dat hoef echt nie.’ Ondertussen kijkt haar naar Roos en aait haar over haar kop.

‘Heeft u geen last van die Handhavers die u op de bon willen slingeren voor het voeren van beesten, want dat schijnt hier niet te mogen vanwege de ratten.’

‘Ja, die had ’k ook ’ns an m’n broek hangen, effe verderop heb ’k ’n bloempot in de boom hangen waar ’k dagelijks zaad in doe voor de kleine vogeltjes, en die most ’k van die handhavers weghale. As ’k dat nie deed zouen ze me een bon geven, en ’k mocht ook helemaal nie meer voeren van ze,’ zegt hij lachend, ‘maar daar hou ’k me mooi nie an. En zeker nou nie met die kou.’

Ik vertel hem dat ik iemand ken die de kraaien dagelijks voedert. Dat is een mooi gezicht, want hij gooit dan steeds iets te eten omhoog en dan vangt een kraai het in de lucht al vliegend op. De kraaienman, zo noem ik hem, zie ik ook geregeld bij mij over het plein aankomen, dat valt me op omdat er een zwerm kraaien met hem meevliegt naar zijn huis. Maar laatst vertelde de kraaienman me dat hij was bekeurd voor het voeren van de kraaien. De verbodsregel voor het voeren van beesten in het Oosterpark is uitgevaardigd vanwege de rattenoverlast, maar dit voer raakt niet eens de grond, want zo rap zijn die kraaien.

‘Ach ja man, die Handhavers met hun regel is regel, die hebbe echt geen hart voor dieren. Nou ’k stoor me d’r mooi nie an, en ’k mot zegge ben de dans nog steeds ontsprongen,’ zegt hij met een lach.

‘Ja, ik heb die Handhavers ook vaak achter me aan, omdat ik m’n hond niet aangelijnd heb. Onbegrijpelijk, want ze loopt al jaren aan de voet met me mee.’

We nemen afscheid en ik wens hem veel voederplezier toe.’