Home Overzicht Een onbekommerde brutale kwetteraar

Een onbekommerde brutale kwetteraar

0

‘Geen tevredener en gezelliger vogel dan de spreeuw’, schreef onderwijzer en natuurkenner Jac. P. Thijsse in 1906 in het Verkade-album Lente. Bekend zijn vooral de inktzwarte spreeuwenwolken. Maar de vogel is ook geniaal in het imiteren van allerlei geluiden. Op een IJburgs terras strijkt hij graag neer, verwachtingsvol omhoog turend of er iets lekkers op de grond valt.

Tekst Lieneke Koornstra | Foto’s Machiel de Vos, Marcel de Cnock en Edial Dekker, | Illustratie Winny Ros | IJopener

‘Thijsse was zo enthousiast over de spreeuw dat hij hem koos als ex-libris, het eigendomsmerkje dat mensen in hun boeken plakten of stempelden toen boeken nog een begerenswaardig bezit waren’, vertelt Rob Baars, lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam. ‘Onbekommerd, stond eronder. Dat typeert de vogel wel, zijn levenslust is ongeëvenaard en hij is nog brutaler dan de spreekwoordelijke huismus. Vergelijk hem eens met een merel, ook een echte stadsvogel inmiddels. Een merel vliegt meteen weg zodra er een mens in zijn buurt komt, maar een spreeuw kaapt zomaar een patatje weg.’

Samen sterk
‘De spreeuw is een echt groepsdier’, zegt Edial Dekker, eveneens lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam. ‘In steeds groter wordende zwermen zoeken ze een gezamenlijke slaapplaats om massaal op stok te gaan. Een duidelijke leider is er niet. Toch komen er tijdens al dat elegante zwieren en golven door de lucht geen botsingen voor. Uit onderzoek blijkt dat spreeuwen hun gedrag niet aanpassen aan de school, zoals vissen, maar goed letten op zes of zeven van hun buren en daarop hun vlieggedrag aanpassen. Vogels aan de buitenkant van de zwerm voelen zich niet veilig en doordat zij naar het midden willen, ontstaan al die mooie vliegbewegingen. Dient zich een roofvogel aan, dan drommen de spreeuwen in een soort bol bijeen. Ze hebben het voordeel van de massa, die het voor de roofvogel moeilijk maakt om zich, met al die beweging, op één prooi te richten. Samen zijn ze sterk.’ Met een lach voegt hij eraan toe: ‘De klok van de Big Ben in Londen viel zelfs even stil toen een grote zwerm spreeuwen op een van de wijzers landde.’

Gevelsteen, Rokin 22: In de sprevpot.

Spreeuw in de pot
‘Opvallend is dat, afhankelijk van de kou of de warmte, alle jonge spreeuwen gelijktijdig uitvliegen’, vertelt Rob. ‘Ook dat biedt weer veiligheid. Een roofvogel kan een dergelijke hoeveelheid niet zomaar op. Dat pakt anders uit als de jongen verdeeld over een langere periode uit het ei kruipen. In de middeleeuwen gingen de jongen vaak de soep in. In de zestiende en zeventiende eeuw idem. Omdat spreeuwen graag in holtes broeden, hingen mensen spreeuwenpotten aan de gevel van hun woning, een soort bloempotten met een afgeplatte bovenkant. Onder meer op het schilderij Winterlandschap met schaatsers van Hendrick Avercamp staan ze afgebeeld en op de gevelsteen van Rokin nummer 22 zie je er ook een voorstelling van. Inde Sprevpot staat eronder. Zodra de jonge spreeuwen op het punt stonden uit te vliegen, werden er stokjes voor de uitgang gestoken om dit te beletten. Het spreekwoord “Ergens een stokje voor steken” komt hier vandaan. Juist als je je vleugels wilt uitslaan en je in de ogen van de soepbereider op je vetst en op je lekkerst bent, voorkomt hij dat zijn buit ontsnapt. Je veilige nest kan dus zomaar je val zijn.’

Als je in december een wielewaal hoort, is het een spreeuw

Enkele jaren geleden stond de vogel in een restaurant in Cothen op het menu, ondanks zijn beschermde status. De vogel richtte daar in boomgaarden zoveel schade aan dat er tijdelijk op mocht worden geschoten. Weggooien was zonde, dus serveerde het restaurant spreeuw op een bedje van verse sla. ‘In de jaren tachtig werden ze op de Antwerpse vogeltjesmarkt verkocht voor zeven frank, ook voor in de pot’, herinnert Rob zich.

Haringstank
De aanwezigheid van de spreeuw stemt niet altijd tot vreugde. De hoeveelheid vogelpoep en het gezamenlijk gekwetter dat ook na het invallen van het donker nog lang doorgaat, vormen voor menigeen een bron van ergernis. Edial waarschuwt dat je absoluut een paraplu nodig hebt als een zwerm spreeuwen over je heen vliegt. In het centrum van Amsterdam kwam er een valkenier aan te pas om de vogels weg te krijgen, in het Rotterdamse Centraal Station gingen ze met laserstralen aan de gang. Edial: ‘Een Leeuwarder visspecialist hing op verzoek van bewoners in het Friese dorp Jubbega duizenden haringen in de bomen met de bedoeling de spreeuwen te verjagen. De stank moest het werk doen. Met de dag nam de stank toe, maar het beoogde effect bleef uit.’

.

Onbekommerd
Toch stellen veel mensen de aanwezigheid van de spreeuw juist op prijs. ‘Het is een fraaie vogel om te zien’, stelt Rob. ‘Het verenkleed is glanzend zwart met witte, iriserend bronsgroene en purperen spikkels. De spitse snavel is in het broedseizoen geel, de rest van het jaar grijszwart. De veronderstelling dat de spreeuw verwant is aan de merel klopt niet. Goed, er is een overeenkomst: het zijn allebei zangvogels. Maar daarvan zijn er nog veel meer. Een vogel behoort tot deze groep als hij twee afzonderlijke stembanden met bijbehorende luchtpijpen heeft, waardoor hij ingewikkelde zangpatronen kan produceren. De spreeuw beschikt zelfs over een zangspierstelsel dat hem tot de allergrootste onder de zangers zou kunnen maken. Maar hij gebruikt zijn talenten om allerlei geluiden na te bootsen. Als je in december een wielewaal hoort, is het een spreeuw.’ Edial haakt in: ‘Hij imiteert niet alleen moeiteloos andere vogels, maar ook kikkers, zoogdieren en geluiden van telefoons, piepende autoremmen, sissende treindeuren en langer geleden van matrixprinters. Uiteraard hebben spreeuwen ook hun eigen klanken, waaronder een langgerekte fluittoon die lijkt op het geluid van een vuurpijl.’ Het hele jaar laten ze van zich horen, onbekommerd, zoals Jac. P. Thijsse de vogel karakteriseerde.

Breugheliaanse taferelen
Van oorsprong kwamen spreeuwen enkel voor in de Oude Wereld. Edial: ‘In 1890 liet een apotheker zestig Engelse spreeuwen los in het New Yorkse Central Park. Hij vond dat alle dieren die voorkomen in de verzen van Shakespeare, ook in de Nieuwe Wereld niet mochten ontbreken. Omdat de vogels niet tot broeden overgingen, zette hij een jaar later nog eens veertig spreeuwen uit. Met resultaat. Ruim een halve eeuw later bereikten de spreeuwen de overkant van de Rocky Mountains en nu is Noord-Amerika meer dan honderd miljoen spreeuwen rijk.’ Ook in Nieuw Zeeland is de vogel geïmporteerd. Daar leggen de spreeuwen bij gebrek aan nestholtes hun eieren soms op de rug van een schaap. Tussen de dikke lagen wol vlechten ze keurige nestjes. Insecten om de jongen groot te brengen, zijn er rondom de schaapskudde altijd volop. ‘Voedsel en woning dicht bij elkaar, is altijd ideaal’, zegt Rob. ‘Die gelukkige omstandigheid hebben ze ook op IJburg. Ze kraken de nestkasten van gierzwaluwen of zoeken een gat van een ventilatierooster. In het Diemerpark wemelt het van de larven van de langpootmuggen, dus hun kostje is wel gekocht.’ Maar er staat nog meer op het menu. Alles gaat erin: slakken, wormen, rupsen, appels, kersen, druiven, vlierbessen… Voor de spreeuw breekt er een feest met Breugheliaanse taferelen aan zodra in september/oktober de vlieroogst begint. De vlier zit zo vol suikers dat de bessen gisten in de vogelbuikjes. Daarom heffen de spreeuwen waggelend hun dronkenmansliederen aan, vallen ze soms van hun stokjes, vertoont hun kenmerkende strakke vlucht ineens onverwachte slingers en bochten en landen ze als dronkenlappen. In die tijd van het jaar zijn spreeuwen op hun lolligst. Doordat weilanden verdwijnen en het grasland verdroogt als gevolg van bodembeheer, neemt helaas het aantal van deze vogelsoort af.