In Oost is IJburg hét mussenparadijs. Redacteur Goos van der Sijde ging op onderzoek uit en praatte met stadsecoloog Geert Timmermans en twee studenten van de Aeres Hogeschool Almere, Wouter van Leuven en Jerry Verhagen, die afgelopen voorjaar in heel Oost mussen hebben geteld.

Goos van der Sijde | Foto’s Edwin Butter, Goos van der Sijde en Ronald van Weeren

Eind juni is in sommige straten van IJburg het getsjilp niet van de lucht en krijg je een idee over hoe vroeger de zomers klonken in alle steden en dorpen van Nederland. Dat is tegenwoordig een stuk minder, hoewel de mus nog steeds een van de meest voorkomende soorten broedvogels is.

Je moet er wel even ‘oor’ voor hebben, maar als je ze eenmaal hoort tsjilpen, dan blijf je ze horen – je komt niet meer van dat geluid af. Bijvoorbeeld op het Theo van Goghplein en de straten daaromheen. Als je daar de blik naar boven richt, zie je waar het geluid vandaan komt. Regelmatig poppen er mussen uit gaatjes bovenin de gevels van woongebouwen. Het zijn mannetjes die met hun donkere keeltjes zo hard mogelijk tsjilpen om duidelijk te maken dat dit hun nest is. Ze zitten hier dus niet onder de pannen, maar in neststenen die tijdens de bouw van deze wijk zijn ingemetseld. Heel af en toe zie je een kuiken een blik over de rand van de neststeen werpen, alsof hij checkt wat hem of haar te wachten staat als-ie het ouderlijk nest moet verlaten. Maar hoe leven mussen eigenlijk?

Een echte huismus

Zo noemen we iemand die het liefst altijd maar thuis zit. Bij de mus klopt dat als een bus. Want inderdaad is Passer domesticus zeer honkvast. Het is misschien wel de meest standvastige vogel van alle ‘standvogels’. Zomer en winter verblijven mussen op dezelfde plek, in dezelfde kolonie. De nesten van een kolonie zijn dan ook officieel jaarrond beschermd. Mussen zijn zeer sociaal. Ze doen bijna alles samen. Van het broeden en het nemen van een (stof-)bad, tot het zoeken naar voedsel. En af en toe hebben ze even mot. Daarom vervelen deze grappige vogels nooit.

Ze houden van gevarieerde of rommelige tuinen of plantsoenen met struiken of klimop. Ze leven bij kinderboerderijen en in Artis waar ze mee-eten van de gemorste granen en zaden. Ook de terrassen van restaurants zijn favoriet. Ze pikken mee van de restjes taart of broodjes die mensen laten vallen. Mussen zijn cultuurvolgers. Ze profiteren van menselijke activiteiten. Het is eigenlijk hun specialisatie.

Mannetjes hebben een bruine mantel, een zwarte bef, grijswitte wangen en een zwarte snavel. Hoe groter de donkere bef, hoe dominanter het mannetje. Vrouwtjes zijn meer egaal vuilwit-bruin van kleur, een beetje de spreekwoordelijke ‘grijze mussen’. In het voorjaar gaan de hormonen ook bij de mussen door de aderen gieren. Meerdere mannetjes baltsen rond een vrouwtje door met flapperende vleugels om haar heen te dansen.

Mussen houden van rommelige tuintjes met dekking.

Ze beginnen in maart aan hun nest te bouwen en broeden van april tot september. In een holte, in een spleet of onder een dakpan. Ze stofferen het met dierenhaar, blaadjes en strootjes. Een legsel bestaat uit vier tot zes eieren. De broedtijd is veertien dagen. De jongen krijgen zacht eiwitrijk voedsel zoals rupsen, spinnen, vliegen en muggen. Na zo’n vijftien dagen vliegen de jongen uit. Ze krijgen dan nog tien tot veertien dagen voedsel van hun ouders, daarna moeten ze het zelf zien te rooien. Tegen die tijd eten ze hetzelfde voedsel als volwassen vogels: zaden van grassen, onkruiden, bessen, aangevuld met insecten en hun larven.

Meer dan de helft van de jongen overleeft het eerste jaar niet. Huiskat, kraaiachtigen en spechten, ransuil, kerkuil en vooral sperwer zijn een gevaar. De jachtdruk van de sperwer kan zo hoog zijn, dat huismussen zeker twee legsels per seizoen moeten maken om te zorgen dat een kolonie overeind blijft. Gelukkig komen ze meestal toe aan drie legsels. En dat is goed voor de sperwer die tegenwoordig ook in de stad broedt, vaak in parken of in rustige tuinen van grachtenpanden. Huismussen worden gemiddeld drie tot vier jaar oud. Een enkele haalt een leeftijd van zes jaar.

Tip Op maps.amsterdam.nl/vogels kun je per straat zien waar zich nesten bevinden van mussen, spreeuwen en zwaluwen. Is dat in jouw straat? Dan weet je dat je beter geen onderhoudswerkzaamheden aan je huis kunt uitvoeren in de broedtijd.

In Nederland leven nu ongeveer twee miljoen mussen. Dat lijkt veel, maar het is de helft van de populatie van 1980. Reden genoeg om de huismus in 2004 voor het eerst als ‘gevoelig’ op de Rode Lijst van Nederlandse Broedvogels te plaatsen. De oorzaken van de achteruitgang zijn niet precies bekend, maar landbouwmethoden, gebruik van pesticiden en nieuwe bouwmethoden van huizen zullen een rol hebben gespeeld. In Amsterdam is de afname zelfs 85% geweest – van ca. 40.000 broedparen naar 5.400 in 2006 (Atlas van de Noord-Hollandse Broedvogels, 2009). Recente tellingen laten zien dat de situatie daarna is verbeterd. De nieuwe Vogelatlas van Amsterdam, die begin oktober verschijnt (zie kader) schat de broedpopulatie nu op 10.000 broedparen, tegen 6400 in 2016. Er is dus sprake van enig herstel. Om te weten hoe de mussenstand zich ontwikkelt, doen vrijwillige vogelwaarnemers en stadsecologen regelmatig onderzoek. Ze krijgen daarbij hulp van studenten ecologie van de Aeres Hogeschool Almere.

Onderzoek per fiets

Van half april tot half juni fietsten ecologiestudenten Jerry Verhagen en Wouter van Leuven door heel Amsterdam-Oost om te kijken waar zich mussen bevonden. ‘Dit onderzoek doe je vooral met je oren’, vertelt Wouter. ‘Je luistert waar ze zitten, en checkt dat met de kijker.’ Jerry legt uit: ‘We vullen de gegevens direct in op een laptop of in de mobiele telefoon met de GPS-coördinaten, ook noteren we het adres van een nest of kolonie. We pakken ook de kijker om in te schatten hoe groot de kolonie is.’ Waren ze niet bang aangezien te worden voor paparazzi? Wouter: ‘Nee hoor, dat valt mee. Soms zijn mensen wel verbaasd als je voor hun huis staat en met de kijker naar boven kijkt. Maar als je het uitlegt, krijg je altijd positieve reacties. Mensen hebben vaak geen idee dat er in de gevels nesten met mussen en spreeuwen zitten.’ Jerry vult aan: ‘We kijken alleen vanaf de openbare ruimte, we gaan dus niet in privétuinen zoeken naar broedvogels. We houden zeker rekening met de privacy.’

Man huismus met z’n zwarte bef en witte wangen.

Elke mus telt maar… die wordt niet altijd geteld. De studenten gebruiken de methode die voormalig stadsecoloog Martin Melchers in 2005 ontwikkelde toen hij voor het eerst de aantallen mussen in Amsterdam onderzocht. Geert Timmermans vertelt dat Martin benieuwd was hoeveel mussen Amsterdam nou eigenlijk had, omdat de mussenstand destijds drastisch was gekelderd: ‘Martin fietste in zijn eentje in twee jaar tijd heel Amsterdam af, maar ontdekte al gauw dat het jaren zou duren voordat hij elke mus zou hebben geteld. Hij bedacht toen een methode om af te gaan op de tsjilpende mannetjes en daarna de grootte van een kolonie in te schatten. Die methode gebruiken we nog steeds.’

Mussenparadijs IJburg

Het onderzoek van Wouter en Jerry laat zien dat de mussensituatie in Oost sinds de laatste telling van 2016 behoorlijk stabiel is gebleven. Er zijn ongeveer 150 huismussenkolonies met ongeveer 540 mussenparen. Wel zie je verschillen en kleine veranderingen. Mussen hebben zo hun voorkeuren. Geert Timmermans: ‘In principe broeden mussen waar mensen wonen: onder dakpannen, in klimop en nestkasten. Maar er moet wel ‘open’ en afwisselend groen in de buurt zijn, zoals tuinen, plantsoenen, heggen, grasveldjes, rommelhoekjes en braakliggende terreintjes om voedsel te zoeken. Een gebied met alleen hoge bomen, of bos is niet aantrekkelijk voor de mus. In het Flevopark kom je daarom vrijwel geen mussen tegen.’

Een van oorzaken van de afname van broedgelegenheid is een bouwwijze waarbij huizen potdicht zijn afgewerkt in verband met warmte-isolatie. Ook verstening van tuinen met terrastegels en schuttingen – in plaats van struiken en heggen – speelt een rol. Geert legt uit dat Amsterdam al enige tijd een beleid voert waarbij natuurinclusief bouwen voorop staat. Zoals groene daken en het inbouwen van neststenen in gevels op IJburg. Niet alleen huismussen profiteren daarvan, ook andere holenbroeders zoals spreeuw en koolmees. Geert: ‘IJburg doet het erg goed, het is een echt mussenparadijs in Oost.’ Hij verwacht dat in gebieden met oudere beplanting de aantallen wat zullen afnemen, maar dat bij natuurinclusieve stadsuitbreidingen er juist een toename te zien zal zijn. ‘En als mensen hun tuinen nou niet te netjes maken, met veel groen en dekking voor de mus, dan stimuleer je de komst van deze gezellige vogels.’

Amsterdam is rijk aan vogels. Dankzij de grote diversiteit aan biotopen broeden of overwinteren er bijna 200 vogelsoorten! De auteurs van de net verschenen Vogelatlas Amsterdam beschrijven de veranderingen in de vogelwereld in de afgelopen vijftig jaar en analyseren grondig de oorzaken daarvan. De intensivering van agrarisch grondgebruik, stikstofdepositie, klimaatverandering en verdichting van de stad gaan ook aan Amsterdam niet voorbij. Om de vogelrijkdom te behouden en versterken doen de auteurs aanbevelingen aan beheerders van parken, lanen en grachten. Ook geven ze handige tips aan bewoners om tuin, straat of balkon vogelvriendelijk te maken.

Frank van Groen, Jip Louwe Kooijmans, Geert Timmermans, Koen Wonders, Vogelatlas Amsterdam, Uitgeverij Noordboek, 400 blz., € 34,90 (hardcover)