Het is niet zo gek dat ik buurtgenote Myra de Rooy nooit tegen het lijf liep, want zij is veel op reis. Maandenlang verblijft ze in de bergen van Europa of in de Himalaya, haar tweede huis. In 1988 maakte ze deel uit van de eerste Nederlandse vrouwenexpeditie. Zonder sherpa’s en dragers beklommen zes vrouwen de 7.290 meter hoge oost-top van de Chamlang in Nepal. Ze doorstonden
lawines, gletsjerspleten, steenslag en hard ijs. Na banen als geoloog en milieukundige werkt Myra nu als freelancer en richt ze zich op reizen, schrijven en fotograferen.
Elisabeth van Dorp
Ik bel aan bij haar huisadres op de Hoogte Kadijk. Myra begroet mij hartelijk en gaat me voor naar haar lichte huiskamer. Aan een wand hangt haar etnische verzameling hoofddeksels die ze meenam uit Tibet en Ladakh. Op een tafeltje liggen de zes boeken die Myra in de afgelopen jaren bij elkaar schreef over haar reizen. We gaan zitten bij het raam met uitzicht op haar tuin grenzend aan de Laagte Kadijk.
Hoe is jouw passie voor de bergen ontstaan?
“Als kind kocht ik van mijn zakgeld mineralen en fossielen. Mijn belangstelling voor de aarde en vooral bergen is vermoedelijk begonnen in de buik van mijn moeder. Zij was namelijk zwanger van mij toen ze in Tirol met mijn vader de Wildspitze beklom, een top van zo’n 3.770 meter hoog. Mijn reislustige ouders namen me op jonge leeftijd al mee op tochten in de bergen waar we in het wild kampeerden. Mijn vader was leraar aardrijkskunde en deelde zo zijn passie en kennis met ons. Je kunt wel zeggen dat het er vanaf mijn prille begin gewoon in zat om geologie te gaan studeren.”
Wanneer begon je met bergbeklimmen?
“Tijdens mijn studie geologie ben ik serieus met bergbeklimmen begonnen. Net na mijn afstuderen [in 1986], viel ik tijdens een beklimming in de Alpen vierhonderd meter naar beneden in een 45 graden steile ijswand. Door een enkelbreuk kon ik op dat moment niet als geoloog aan de slag, maar met twee schroeven in mijn enkel kon ik wel als tweede chauffeur mee met een toeristenbusje naar Nepal. Toen is mijn liefde ontstaan voor de Himalaya en Tibet. Door die reis ben ik later meermaals naar Tibet gegaan om er tochten te maken en te klimmen en ben ik voor een Tibetaanse mensenrechtenorganisatie gaan werken.”
Je reist veel, hoe reis je het liefst?
“Reizen is een belangrijk onderdeel van mijn leven en dan vooral naar afgelegen berggebieden waar ik graag soloreizen maak. Zo ging ik op een 3.000 kilometer lange tocht door de Noorse bergen, te voet, op sneeuwschoenen en op ski’s, van het zuidelijkste puntje van Noorwegen naar de Noordkaap. Slapen in een tentje met temperaturen van soms min dertig graden Celsius. Wanneer je zo’n tocht maakt dan gaan je zintuigen goed werken, je gaat beter horen, ruiken en zien. Een intensiteit waar ik gelukkig van word. Als je in een groep reist dan blijf je altijd wel een beetje in een eigen bubbel. Alleenreizend heb je veel eerder contact met lokale bewoners. Ik ben nu aan mijn zevende boek bezig. Dat gaat over nomaden in de Himalaya. Dát leven is pas extreem, het hele jaar door. Ik ga na een reis weer naar mijn huis met warm water uit de kraan, verwarming en winkels om de hoek.”
Zij doorstond lawines, gletsjerspleten, steenslag en hard ijs
Jouw avonturen zijn niet zonder risico en misschien soms gevaarlijk. Ben je nooit bang?
“Bang ben ik niet snel, ik ben vooral bang geweest als het anderen betrof, medereizigers of lokale mensen die een ongeluk kregen of last hadden van hoogteziekte. Onderweg heb ik zeker wel gevaarlijke dingen meegemaakt, dan is het belangrijk rustig te blijven. Destijds bij de vrouwen-expeditie naar de ruim 7.000 meter hoge Chamlang hadden we wel op schrift gesteld wat er met onze lichamen moest gebeuren als er een ongeluk zou gebeuren. Gelukkig zijn we allemaal goed teruggekeerd. Ik kom trouwens uit een avontuurlijke familie en ben niet de enige die wel eens ‘gekke dingen’ doet.”
Klimaatverandering, hoe zie je de toekomst van de natuur en van ons mensen die er afhankelijk van zijn?
“Ik kan niet in de toekomst kijken, maar ervaar tijdens mijn reizen dat de lokale bergbevolking last heeft van de klimaatverandering. In Ladakh zijn de boeren afhankelijk van het smeltwater van gletsjers om de velden te bevloeien. Er is nu op sommige plaatsen al te weinig water. Eén van de redenen is dat het lagere deel van gletsjers wegsmelt en de gletsjers hogerop in het dal zijn komen te liggen zoals je dat ook in de Alpen kan zien. Op die hoogte smelt het ijs pas later in het voorjaar met als gevolg dat er in de zaaitijd niet voldoende smeltwater is voor de landbouw. De velden komen braak te liggen en de wind krijgt vat op de bodem. Als een gletsjer helemaal smelt is het natuurlijk einde verhaal. Geen landbouw, geen voedsel. Het is triest om te zien dat de natuurlijke omgeving door menselijk ingrijpen wordt aangetast. Maar ik ben natuurlijk als ik in het vliegtuig stap naar de Himalaya ook één van die mensen. Dus ja…”
Je gaat beter horen, ruiken en zien als solowandelaar in de bergen
In 2000 maakte je de voettocht rond de heiligste berg van Tibet, de Kailash, vanwege een spirituele reden. Ben jij religieus?
“Vier grote Aziatische rivieren ontspringen in de omgeving van de Kailash: de Indus, de Ganges, de Sutlej en de Brahmaputra. De Kailash is heilig voor vier religies: hindoeïsme, boeddhisme, jaïnisme en de bön. Volgens pelgrims en volgelingen is deze spirituele plek het centrum van de wereld. Ikzelf ben niet gelovig of spiritueel, maar ik ervaar wel een energetische kracht op sommige plekken. Het maakt me duidelijk dat we onderdeel zijn van een groter geheel.”
Hoe ervaar jij het wonen in onze buurt?
“Ik ben erg blij om hier te wonen. Alles wat je nodig hebt is er en als buren hebben we goed onderling contact. Eén van de fijne mogelijkheden in dit deel van de stad is zwemmen in open water. Het hele jaar door zwem ik bij het Marineterrein, ook in de winter als het vriest. Soms vragen mensen waarom ik niet ergens in de bergen ga wonen, bijvoorbeeld in Ladakh in de Indiase Himalaya, waar ik al zo vaak naar terugkeer. Dat gebied voelt voor mij als een tweede thuis. Maar mijn basis blijft hier in ons eigen buurtje, op het Kadijkseiland. Als ik elders zou gaan wonen, dan zou ik daar toch niet echt thuis zijn, want je blijft er altijd een vreemde.”