Home Overzicht Oom agent

Oom agent

0

| Verhalen uit de Plantage | Dick Pol |

Rond de feestdagen, als de goede voornemens weer de kop opsteken, denk ik altijd even aan Gijs. En wel hierom: de meeste zaken die een mens schijnbaar lijken te overkomen, doet hij zichzelf aan. Je beseft pas waar je roekeloos mee hebt gespeeld wanneer het te laat is, als je de controle kwijt bent over een uit de hand gelopen gewoonte die onschuldig, kabbelend, is begonnen. Zo gaat het met verslaving. Met drugs, maar ook met alcohol.

Mijn vriend Gijs kreeg op een bepaald moment te horen dat zijn lever op was en dat zijn leven voorbij zou zijn als hij niet stopte met drinken. Gijs, in aanleg een man van goede wil, had gedurende vele jaren, met name door de Jellinek kliniek, pogingen gedaan om van de drank af te komen; Refusal, Antabus, yoga, injecties en psychiatrie, het had allemaal niet mogen baten.

Ten einde raad vraagt Gijs zijn huisarts om een chip te implanteren in zijn lever. De behandeling, die in de Verenigde Staten is ontwikkeld, vormt de nieuwste methode in de strijd tegen alcoholverslaving. Hoe het precies werkt weet ik niet, maar als je zo’n chip in je lever draagt, word je ziek, zwak en misselijk als je alcohol binnen krijgt. Zonder ernstige gevolgen overigens, de schrijver Charles Bukovski werd na enkele dagen van geforceerde abstinentie zo wanhopig dat hij zichzelf met een keukenmes ging opereren, waarop hij met zware bloedingen moest worden afgevoerd naar een ziekenhuis. Daar heeft een chirurg de chip er toen maar weer uitgehaald.

Hoewel de artsen hun twijfels uitspreken, de heren en dames medici aarzelen, krijgt Gijs na lang aandringen het gevraagde implantaat.

Het grootste probleem van een alcoholist die geen drank binnen krijgt, is de ‘cold turkey’. Ontwenningsverschijnselen die zich manifesteren in angst, excessief zweten en motorische rusteloosheid. Mijn vriend krijgt de raad mee dat hij, als het hem te veel wordt, dan maar moet gaan zwemmen of hardlopen.

Dus koopt Gijs een trainingspak en sportschoenen. Hoewel hij op de eerste dag van zijn kuur ’s middags dertig baantjes zwemt, krijgt hij het ’s nachts zó te kwaad dat hij besluit om ook nog even te gaan joggen in het Oosterpark.

Ik heb het idee dat de politie – net als de cavalerie in de stripverhalen over Lucky Luke – in urgente omstandigheden meestal te laat komt. Als onze patiënt aan zijn nachtelijke work-out begint, is de Hermandad echter snel ter plekke.

Gijs is, hevig transpirerend, bezig met zijn zware rondjes in het park, als er een politieauto naast hem komt rijden. De nachtwacht steekt zijn hoofd uit het raampje en vraagt: ‘waar zijn wij hier mee bezig?’ Gijs stopt. Hijgend brengt hij uit: ‘ik ben alcoholist en ik probeer van de drank af te komen.’ Dit maakt zoveel indruk op de dienders dat de agenten een mooi gebaar maken.

De eerste meters mag onze held achter de politieauto aanlopen. Hij steekt zijn handen in de lucht. De surveillance rijdt stapvoets voor hem uit – met zwaailichten – als betreft het de ereronde van de winnaar van de Olympische Marathon.

Bij de aanpalende huizen gaan de lampen aan. In hun slaap gestoorde buurtbewoners bellen met het bureau om te vragen wat er in het park aan de hand is.

Om met J.C. Bloem te spreken: ‘Het leven houdt zijn wonderen verborgen, tot het ze opeens toont in hun hoge staat’. En dat zo dicht bij de Dapperstraat.

(De naam Gijs is verzonnen)