Oud Nieuws | 10 augustus 1973 – Amsterdam herbergt zo’n twintigduizend zwerfdieren. Met de regelmaat van een klok wordt het probleem aan de orde gesteld, de bevolkingsexplosie onder met name de katten wordt daardoor
echter niet opgelost. In dit kader klinkt het bericht dat het dierenasyl op de Polderweg in moeiijkheden verkeert wel zeer vreemd. Toch stapelen de lasten waaronder het asyl gebukt gaat zich dermate op dat het maar de vraag is in hoeverre de dierenopvang zijn huidige werk normaal zal kunnen voortzetten.
De oorzaak van de situatie zoals die nu gegroeid is ligt vooral in de omstandigheid dat het asyl een vereniging is. Eigenlijk zou dat geen moeilijkheid moeten zijn ‘Het geval is echter,aldus de heer de Windt, propagandist van de vereniging, ‘dat zo weinig mensen weten dat we een vereniging zijn. De mensen denken dat het asyl van de gemeente is en dat die het draaiende houdt. Onze inkomsten komen echter voort uit de contributies van de leden en van donaties. Verder moeten we het met een subsidie van nog geen ƒ 8000,- doen. Voeg daarbij dat we jaarlijks zon kwart miljoen aan lonen en onkosten te dekken hebben en u zult begrijpen voor welke moeilijkheden wij staan.
Nu is er natuurlijk nog een andere inkomstenbron voor het asyl, gevormd door de gelden die binnenkomen voor de plaatsing van zwerfdieren en de vergoedingen voor het afhalen.
Op het eerste gezicht lijkt het alsof de moeilijkheden gemakkelijk opgelost zouden kunnen worden door de bijdragen te verhogen. Van een dergelijke ingreep zou echter waarschijnlijk een averechts effect het gevolg zijn. Meer mensen zouden hun dieren aan hun lot overlaten en het leger van zwerfdieren zou eerder toe- dan afnemen. Het bestuur van het dierenasyl zit met de handen in het haar want het is duidelijk dat het ledenbestand van de vereniging bestaat uit onvervalste dierenvrienden die alles in het werk stellen om de zaken een goede keer te doen nemen.
Liefdewerk
Anderzijds kan er geen beroep worden gedaan op de bereidwilligheid van het zeven man tellende personeel. Niet dat dat niet tot offers bereid zou zijn, maar het bestuur hoedt zich er wel voor het werk van het dierenasyl tot liefdewerk te laten worden. Nu reeds zit er voor het personeel nooit iets extra’s aan vast terwijl het werk dat verricht moet worden bepaald niet minimaal is. Het gebouw is verleden jaar flink opgeknapt, maar ook dat moest volledig gratis door rijwilligers worden gedaan. En een asyl in een stad als Amsterdam is nou eenmaal geen kleinigheid en kan zijn wel en wee niet laten afhangen van de medewerking die goedwillende dierenvrienden verlenen.
Om enig idee te geven van de hoeveelheden werk die het Amsterdams dierenasyl verzet, de volgende cijfers. In 1972 bedroeg het aantal tijdelijk verzorgde katten 4.572, honden waren er 3-284. Er moesten 2.384 katten pijnloos gedood worden, bij de honden was dat 249. Daarnaast figureren een groot aantal verpleegdagen; pensionhonden waren er 726 voor een periode van 6060 dagen, pensionkatten 270 voor 3879 dagen. Er is niet veel voor nodig om enigszins een voorstelling te krijgen hoeveel werk en zorg zoiets vergt.
Ledenbestand
Om de zaken enigszins recht te trekken is men alvast gestart met een steunactie die het ledenbestand, dat groeiende is en de vijfduizend heeft overschreden, moet opvijzelen. ‘Want van de leden moeten we het hebben’, benadrukt de heer De Windt nogmaals, ‘en er zijn dierenvrienden genoeg die door een lidmaatschap graag hun steun willen geven. Als ze maar weten hoe bij ons de vork in de steel zit.
Heel wat Amsterdamse dieren hebben een paradijselijk bestaan. Ook voor de zwervers zullen betere tijden moeten aanbreken. Het asyl op de Polderweg zet zich schrap om zijn honden en katten, zijn egels, cavia’s, duiven en hamsters, zijn fasanten en apen een zo goed mogelijk bestaan te verzekeren.
Bron De Waarheid
Foto Stadsarchief Amsterdam