Het heeft iets geheimzinnigs, drie in de zon glinsterende bulten achter een hoge muur. Wat is dat voor een gebouw op het Marineterrein? Om er te komen moet je zelfs langs een wachtpost, wat gebeurt daar allemaal? Jeroen van der Vliet, hoofd collecties van Het Scheepvaartmuseum, vertelt er graag over.
Koos Spikker
Hij vertelt niet alleen over het museumdepot, want dat is het, maar ook over veel moois dat er is opgeslagen. Het is een ware schatkamer, niet alleen van kunstvoorwerpen, maar minstens zo zeer van verhalen over de maritieme geschiedenis en cultuur van Nederland, en van Amsterdam.
‘Ja, dankzij de Marine is het misschien zo wel het best beveiligde depot van Nederland. Vanaf de straat kun je niet zien wat de functie is. Maar ook niet vanaf het Marineterrein: geen ramen, geen bordje, je moet het weten. Zeker in het begin moesten ook de marinemensen er aan wennen: een geheimzinnig gebouw met een futuristische zilverkleurige bekleding waar ook nog eens alleen personen in burgerkledij naar binnen liepen’.
Liesbeth van der Pol is de architect van het bijzondere gebouw, dat de naam Behouden Huis draagt. Op de site van DOKarchitecten staan mooie foto’s plus een uitgebreide toelichting. Jeroen is trots op het gebouw en vertelt er graag over.
‘Belangrijk voor elk museum is het zo goed mogelijk bewaren van de collectie. Je kunt de tijd niet stopzetten, langzaam heeft die invloed op de staat van de voorwerpen. Maar met een goed conserveringsbeleid kun je het verval wel zoveel mogelijk vertragen. Daar is dit gebouw ook helemaal voor ontworpen. Over de betonnen is een vrijstaande schil van titanium getrokken. Alle klimaatbeheersing is erin verwerkt en is zo goed toegankelijk voor onderhoud, zonder dat de mensen in de ruimtes van de collecties hoeven te komen. Een constante temperatuur, luchtvochtigheid en geen continue lichte is van levensbelang voor langdurig behoud, en dat hebben we hier’.
Het Scheepvaartmuseum heeft een tweede depot in Hoogwoud. Daar zijn allerlei vaartuigen, geschut en andere stukken opgeslagen die te groot zijn voor het Behouden Huis. Hier, op de historisch belangrijke plek waar in de zeventiende en achttiende eeuw de helft van alle marineschepen werd gebouwd, hangen nu bijvoorbeeld foto’s en schilderijen. Willekeurig trekt Jeroen enkele rekken tevoorschijn, over elk schilderij heeft hij wel een verhaal te vertellen.
‘Dit schilderij uit 1698 is van de Amsterdamse schilder Abraham Storck Er lijken drie grote zeilschepen te zien, maar als je goed kijkt, zie je dat het om één schip gaat. De schilder wilde niet alleen de rijk versierde achterspiegel van het schip laten zien, maar het ook van alle kanten in beeld brengen. Het laat waarschijnlijk de tewaterlating van het VOC-schip Pieter en Paul zien. Bij zo’n feestelijke gebeurtenis werden vaak opdrachtgevers en andere belangrijke personen uitgenodigd. Bekend is dat tsaar Peter de Grote rond deze tijd in Nederland de scheepvaart bestudeerde – in onze collectie hebben we ook een transcriptie van een getuigschrift dat hij op de werf van de VOC aan dit heeft gewerkt.
Op het kleine zeiljacht is een Russische vlag te zien, dus het is niet onwaarschijnlijk dat hij hierbij aanwezig is geweest. Deze grote schepen passen bij het beeld dat de meeste mensen van de historische Amsterdams haven zullen hebben, maar minder bekend is dat hier ook de eerste plezierjachten werden gebouwd en afmeerden. Op dit schilderij van Johannis de Blaauw uit 1750 zie je de oude jachthaven met de stadsherberg aan het IJ.’

Het depot is niet open voor het publiek. Belangrijk is wel om de collectie toegankelijk te maken. Daarom wordt alles gedigitaliseerd. ‘We hebben hier bijvoorbeeld zevenenzeventigduizend bouwtechnische tekeningen. Moesten onderzoekers vroeger hierheen komen om een object te kunnen bestuderen, met alle kans op beschadiging, nu is dat veel makkelijker. Men kan het zelf online opzoeken, of ons om informatie benaderen. Zo konden we van de week nog een verzoek uit Australië beantwoorden om informatie over een scheepswrak dat daar voor de kust verging’.
‘Het is een klus waar we anderhalf jaar mee bezig waren’, vertelt fotograaf Bart Lahr. ‘We hebben hier misschien wel de beste camera ter wereld om alles goed in beeld te kunnen brengen. Ik werk hier nu zevenentwintig jaar, maar elke keer weer ontdek ik iets nieuws, iets boeiends. Nu ben ik bezig aan drie albums met foto’s uit Japan. Kijk, dit is een foto van Deshima, het eiland voor de kust van Japan waar de Hollanders lange tijd als enige mochten handel drijven. Deze foto is uit 1868, zo’n zeventig jaar na de opheffing van de VOC. Dat is toch geweldig! Dat vind ik niet alleen uit cultuurhistorisch oogpunt, maar ook als fotograaf’.
Lang niet alle scheepsmodellen kunnen worden getoond in het museum. ‘Toch hebben wij ze hier in het depot zoveel mogelijk zichtbaar opgesteld’, vertelt Jeroen. ‘Zo hou je ze goed in zicht en zie je ook een eventuele beschadiging eerder. Het blijft een prachtig gezicht om ze zo allemaal te zien. En het gaat niet alleen om historische zeilschepen, maar bijvoorbeeld ook een model van een zeiljacht dat mee deed aan de Volvo Ocean Race, of havenspeelgoed dat de firma Bruynzeel in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog maakte’.
‘Welke tentoonstelling ik nog graag zou willen maken? In 2022 hadden we een grote tentoonstelling over de zeeschilders vader en zoon Willem Van de Velde. Ik werkte hiervoor lange tijd in de archeologie, dus op dat gebied valt er nog veel te vertellen. Zo zijn we nu bezig met voorbereiden van een tentoonstelling over ‘het waterschip’. In Flevoland is het wrak van zo’n bijzonder vissersschip gevonden. Het klinkt misschien vreemd voor een schip, maar de naam verwijst naar een compartiment waardoor het zeewater vrijelijk kon stromen. Door de grote groei van Amsterdam steeg de behoefte aan verse zoetwatervis, waar op deze manier aan kon worden voldaan. Sowieso komen er mooie tentoonstellingen aan, bijvoorbeeld eentje over hoe de scheepvaart de mode heeft beïnvloed. Ook organiseren we in september een overzichtsexpositie waar modelbouwers uit het hele land de door hen gemaakte scheepsmodellen tonen in het museum. ’