Home Dwars nieuws Slikken, snijden en hulp voor de geest

Slikken, snijden en hulp voor de geest

0

Artsen/botanici die voortbouwden op middeleeuwse geneeskundige plantkunde zijn ruim vertegenwoordigd in straatvernoemingen rond OLVG en Oosterpark. De twee andere geneeskundige tradities zijn snijkunst en de zielszorg, Die worden vertegenwoordigd in de namen van de Tilanusstraat en de Mary Zeldenruststraat.

Geleerden en straatnamen rond het Oosterpark – deel 10
Robert van Andel | Beeld Henk Pouw

Parallel aan de Ruyschstraat benoorden het OLVG-Oost loopt de smalle Tilanusstraat met middenin een fraaie bomenrij. Beiderzijds staan grotendeels nog oorspronkelijke laat 19de-eeuws gestapelde woningen in vier lagen. De portieken en enkele voormalige winkelpuien hebben leuke hardstenen jugendstil details. De neogotische gevelwand van de voormalige Kweekschool voor Vroedvrouwen siert de kruising met de Camperstraat. In 1900 werd dit gebouw opgeleverd naar ontwerp van Rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst. Tegen de Wibautstraat is sprake van vernieuwbouw en hoogbouw voor de Hogeschool van Amsterdam. Weinig bewoners zullen weten dat hun straatnaam het oudste lid eert van een chirurgendynastie die van de vroege 19de tot in de vroege 20ste eeuw een grote naam had in de heelkunde; het oude Nederlands woord ‘heelkunde’ voor chirurgie geeft prachtig weer dat het over genezing van letsel gaat.

Vader en zoon

Christiaan Bernhard Tilanus (1796-1883) studeerde geneeskunde te Utrecht. Hij was 32 toen hij op de leerstoel in de heel- en verloskunde aan de Amsterdamse Clinische School benoemd werd. Zijn colleges gaf hij in de Oudemanhuispoort. Hij was de eerste academisch opgeleide hoogleraar/arts die de heelkunde beoefende in het Binnen Gasthuis. Ambachtelijke chirurgijns verrichtten daar tot ruim in de 19de eeuw de  heelkundige ingrepen. Narcose met lachgas, handen wassen en steriel werken waren nog niet algemeen gebruik. De oprichting in 1849 van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst en de regelgeving van de overheid maakten dat de barbier-chirurgijn overal definitief tot het verleden ging behoren.

Vele tientallen jaren verzorgde deze professor Tilanus het onderwijs aan de Clinische School tot die overging in de medische opleiding aan het Athenaeum Illustre. Vanuit zijn taak in de verloskunde initieerde hij in 1861 de oprichting van de Rijkskweekschool voor Vroedvrouwen. Hij steunde ter verbetering van de ziekenzorg de Vereeniging voor Ziekenverpleging van 1848, waaruit het voormalige Prinsengracht Ziekenhuis voortgekomen is.

Zijn zoon Jan Willem Reinier Tilanus (1823-1914) was hoogleraar chirurgie van 1867 tot 1893 aan het Athenaeum Illustre en aan de daaruit in 1877 voortgekomen medische faculteit van de Universiteit van Amsterdam.

Kleinzoon

De derde Tilanus was Christiaan Bernhard Tilanus junior (1856-1942). Deze studeerde geneeskunde in Amsterdam en Leiden en specialiseerde zich in de chirurgie bij zijn vader. Zijn professionele belangstelling richtte zich in het bijzonder op de orthopedie. Hij verbond zich als chirurg aan de Gereformeerde Vereniging voor Ziekenverpleging te Amsterdam, opgericht in 1891. Dit was de protestantse evenknie van de Roomsch-Katholieke Ziekenverpleging, die vanaf 1878 aan de Keizersgracht, en vanaf 1898 als Onze Lieve Vrouwe Gasthuis aan het Oosterpark gevestigd is.

C.B.Tilanus junior was daarnaast chirurg aan de Kinderkliniek, het latere Emma Kinder Ziekenhuis aan de Sarphatistraat, waar nu het Hyatt Regency Hotel staat. Maar hij gaf ook les aan de universiteit als privaatdocent in de orthopedie. Hij was de stuwende kracht bij de oprichting van de Vereniging Eerste Hulp Bij Ongelukken, de oprichting van Het Oranje Kruis voor EHBO-opleiding en -certificering, en ook de Koninklijke Nationale Bond voor Reddingswezen. Daarnaast was de beroepsvereniging voor orthopedie zijn initiatief. Hij verzorgde een indrukwekkende lijst aan publicaties.

De Tilanus-dynastie laat zien hoe heelkunde/chirurgie zich vanuit louter ambachtelijkheid ontwikkelde. De barbier-chirurgijn was tot voorbij de Napoleontische tijd actief als kiezentrekker, aderlater, abcesopener, amputeerder, steensnijder, botbreukspalker enzovoort. In honderd jaar en drie generaties Tilanus kon men operatieve ingrepen planmatig gaan uitvoeren omdat nieuwe inzichten betreffende narcose en steriel werken toegepast. Opleidingen kregen structuur, de verpleegkunde verbeterde en er kwamen beroepsverenigingen om de kwaliteit te borgen.

Van plantkunde tot anatomie

Een groot aantal artsen/botanici, hoogleraren geneeskunde en/of plantkunde kwamen met hun straatvernoeming rond OLVG-Oost en Oosterpark eerder aan de orde. Van de zeventiende tot in de negentiende eeuw zijn dat chronologisch geordend Jan Swammerdam, Frederick Ruysch, Herman Boerhaave, Caspar Commelin junior, Johannes Burman, Carolus Linnaeus en Gerardus Vrolik.

Hun middeleeuwse voorgangers waren veelal vrouwen, die op basis van kennis van kruiden dranken bereidden om zieken verlichting van kwalen te bieden. In de loop van de 19de eeuw verzelfstandigden de biologie en de geneeskunde en gingen ieder hun eigen weg. De artsen/botanici die in de oeroude traditie vanaf zo’n 400 jaar geleden universitaire geneeskunde en plantkunde beoefenden, bestaan nu al bijna 200 jaar niet meer, maar in de farmacie is de geneeskrachtige werking van plantaardige stoffen onverminderd van betekenis.

Ruysch en Vrolik waren ook hoogleraar anatomie, en andere artsen/anatomen kregen een straatnaam: Nicolaas Tulp, Jan Deijman, Gerardus Leonardus Blasius, Petrus Camper, Andreas Bonn en Willen Vrolik. Maar ingrepen in een levend lichaam waarbij bloed vloeit, maakten geen deel uit van hun medisch handelen.

Geestelijke gezondheidszorg

GGZ is de derde van de drie geneeskundige tradities.  Eerst in de loop van de 19de eeuw kreeg de geneeskunde oog voor geestelijke nood en afwijkend gedrag. Eeuwenlang werden deze uitingen religieus geduid en daarna zocht men in het dolhuis een oplossing. Maar toen verdween het dolhuis uit de stad en werden psychiatrische ziekenhuizen in buitengebieden gesticht. Het voormalige Provinciaal Ziekenhuis Santpoort was daar een voorbeeld van. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw raakten grote psychiatrische instituten in het buitengebied door nieuwe inzichten in onbruik en maakte Mary Zeldenrust-Noordanus naam in de geestelijke gezondheidszorg. Zij kreeg laat in de vorige eeuw een straatnaam rond OLVG en Oosterpark bij stadsvernieuwing naast de Mauritskade.

Verleden jaar schreef ik in Dwars over de Mary Zeldenrust-Noordanus: ‘Zij leefde van 1928 tot 1984 en haar naam is voor een hele generatie Nederlanders gekoppeld aan de seksuele revolutie van de jaren zestig van de vorige eeuw. Deze voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming was een gerespecteerd bestuurder, organisator en commentator op de maatschappelijke ontwikkeling die volgde op het beschikbaar komen van de anticonceptiepil. Zij maakte ruimte voor een persoonlijke seksuele moraal. Mary Noordanus was geen arts, maar psycholoog-psychotherapeut. Later in haar leven werd zij ziek en publiceerde zij over de invloed van de psyche op kwaadaardige ziekten. Haar eigen ziektegeschiedenis en vroege overlijden gaf dit werk dramatische zeggingskracht.’
[Einde Apart kader]

Dit was de tiende en laatste aflevering van Geleerden en Straatnamen rond het Oosterpark.