‘Hoe werkt het?’ was dit jaar het thema van de instituten AMOLF, ARCNL, NIKHEF, CWI en UVA-FNWI in Amsterdam Science Park. Daar was ik ook wel benieuwd naar, dus op de regenachtige en winderige zaterdagmiddag ben ik maar eens gaan kijken wat er allemaal schuil gaat achter deze afkortingen.
Fokko Kuik
Ondanks het slechte weer, maar misschien ook wel dankzij het slechte weer, was het al vanaf half een behoorlijk druk. Er was een uitgebreid programma in elk afzonderlijk gebouw voor de doelgroep 6 tot 106 jaar. De 106-jarigen ben ik niet tegengekomen, maar in de leeftijd rond 6 jaar was er veel belangstelling, vooral voor de proefjes en demonstraties. Daarnaast waren er lezingen en workshops en rondleidingen door werkruimtes waar de wetenschappers dagelijks werken aan onderwerpen waar we in de toekomst hopelijk veel plezier aan kunnen beleven.
Ondanks de soms vaak abstracte onderwerpen waar de medewerkers aan werken, was ik meteen al onder de indruk. De meesten wisten voor de gewone sterveling inzichtelijke te maken waar hun instituten aan werken. Geluidsgolven die konden worden omgezet in dansende vlammetjes op een metalen buis. Lichtproefjes waarin de breking van licht werd gedemonstreerd. Het deed me erg denken aan wat je bij het Nemo Science Museum ziet en mee kunt maken. De vele kinderen die er rondliepen bleken dan ook gemakkelijk te verleiden om mee te doen en mee te knutselen aan grote tafels. Met een witte stofjas aan zagen ze er al aardig uit als wetenschappertjes in de dop.
Ik heb een paar lezingen bijgewoond. Een hoopgevende over immuuntherapie waarmee steeds effectiever gestreden kan worden tegen verschillende vormen van kanker. Een ingewikkelde over het vangen van neutrino’s, ‘de spookdeeltjes van het universum’; daar was de hoop gevestigd op een toekomstige Nobelprijs. En een voor mij begrijpelijk en ook wel hoopgevend verhaal over de ontwikkelingen in de Solar-technologie, een van de pijlers van de energietransitie.
Goed om te horen hoe zonnecellen steeds beter in andere materialen zoals gevelbeplating kunnen worden toegepast. Daardoor zullen we in de toekomst niet overal meer per se van die lelijke zonnepanelen nodig hebben. Wel is het zorgelijk dat recycling van de eerste generatie zonnepanelen, die toch maar 25 jaar mee gaan, nog maar beperkt mogelijk is. En ook in de energieopslag licht er nog een flinke uitdaging. Misschien hoort dat ook wel in het algemeen bij wetenschap: er is al veel bereikt en er zijn kansrijke nieuwe innovaties op komst. Maar er moet nog wel veel meer onderzocht en geëxperimenteerd worden. Dus we zijn er nog niet.
Erg grappig vond ik dat er in een van de zalen van het CWI-computers stonden opgesteld met daarop de eerste generatie computerspelletjes van zo’n 30 jaar geleden. Vooral de kinderen van nu speelden ze hartstochtelijk, met achter zich de ouders die daar zelf als kind ook uren mee bezig moeten zijn geweest. ‘Nog één spelletje hoor, dan gaan we weer verder’, hoorde ik een vader zeggen.
Het hele programma duurde nog tot vijf uur en die tijd had je ook wel nodig om alle gebouwen te bezoeken. Elektrische busjes reden rond om dat wat gemakkelijker te maken. Maar op een gegeven moment raakte ik zelf toch wat verzadigd met al die informatie. Mijn eigen Atheneum B opleiding is ook al weer bijna vijftig jaar geleden, dus ik kon niet overal chocola van maken. Gelukkig hadden de meeste kinderen daar geen moeite mee. Net voor mijn vertrek liep ik langs een grote tafel waar iedereen lekker met vloeibaar chocola uit spuitzakjes aan het knoeien was.
Zo’n goed georganiseerde jaarlijkse wetenschapsdag is een ideale manier om volwassenen en kinderen kennis te laten maken met wetenschap. Ook van de onderzoekers achter de demonstratiekraampjes straalde veel enthousiasme af. Als promovendus in de Bètawetenschap is het niet altijd makkelijk om vrienden en familie uit te leggen wat je nu eigen dagelijks doet in zo’n fancy onderzoekslab. Met de inventief bedachte proefjes en demonstraties lukt dat op zo’n open dag ineens veel beter.
Volgend jaar ga ik er zeker weer naartoe en als het even kan neem ik mijn kleinkinderen mee. Die willen misschien later ook wel wetenschapper worden. Freek Vonk is nu al hun grote voorbeeld. Zo werkt dat blijkbaar.










