Home Groen Twee heel verschillende vogels

Twee heel verschillende vogels

0

Het waterhoen is geen hoendervogel maar maakt evenals de meerkoet deel uit van de rallenfamilie. Uit onwetendheid worden deze watervogels dikwijls met elkaar verward. Toch zijn de verschillen groot. Beide dieren zijn veelkomende verschijningen in de wateren rond de kunstmatig aangelegde Amsterdamse eilanden. Maar wat is nou wat?

Tekst Lieneke Koornstra | Foto’s Rob Baars | IJopener

Terwijl de zomerjas van het jaar langzaam verandert in een winterpels, nemen de vogels hun maatregelen. Grote groepen trekken weg naar warmere oorden, andere blijven. Zowel het waterhoen als de meerkoet is een standvogel, dus grote vliegreizen maken is er voor hen niet bij.

Toch verandert het gedrag van allebei de dieren in deze periode enorm. ‘In het broedseizoen is het waterhoen schuw en de meerkoet agressief’, vertelt Rob Baars, lid van de Vogelwerkgroep Amsterdam. ‘Maar in het winterseizoen draait het om. De meerkoet gedraagt zich dan juist vredig terwijl het waterhoen zich een brutale rakker toont.’

Meerkoeien en waterkippies
De vogelaar laat een foto zien van een waterhoen dat zich in een vogelvoederhuisje heeft gewurmd. Een ander exemplaar heeft erbovenop plaatsgenomen. ‘Dat zal je een meerkoet nooit zien doen. Die scharrelt zijn kostje bij elkaar in ondiep open en helder water. In alle rust zwemt hij in deze tijd van het jaar met zijn soortgenoten zij aan zij, terwijl hij hen tijdens het broedseizoen zelfs nog in het holst van de nacht  met korte schelle geluiden venijnig verjaagt. Keffend rent hij met een rotgang over het water op een indringer af. Soms gaat dat er zo heftig aan toe dat de vogels met vooruitgestoken en soms verstrengelde poten ruggelings aan het boksen zijn. Hun geruzie is vierentwintig uur lang hoorbaar. Mensen met een woning aan het water zullen dit meteen herkennen’, aldus Rob. ‘Waterhoentjes maken nauwelijks geluid, dat zijn rustige buren.’

Al dobberend voeden de meerkoeten zich niet alleen met de fonteinkruiden die in ondiep helder water welig tieren. Rob: ‘Ze klauteren ook de graskant op om te grazen. Meerkoeten kunnen doorgaan voor meerkoeien. Waterhoentjes komen ook op de wal. Als echte waterkippies scharrelen ze rond, parmantig en een tikkeltje zenuwachtig met hun witte onderstaart wippend.’

Rennende meerkoet

Beide vogels trekken steeds meer de bebouwde kom in. ‘Op allerlei plekken, waaronder het Oostelijk Havengebied en IJburg,  worden eco-oevers aangelegd zodat dieren makkelijker in en uit het water kunnen komen en de oevervegetatie gevarieerder wordt’, zegt Rob. ‘Het zijn meerkoeten die allerlei stadsafval verwerken in de nesten die zij bouwen. Hun broedsel kom je op de meest gekke plekken tegen. Op half gezonken bootjes. Op ronddrijvende autobanden. En ook in winkelwagentjes die in de gracht zijn beland. Het broedsel van waterhoentjes is onzichtbaar verstopt in het riet. Het zijn modderbeesten, vandaar.’

Punkers en ezelsbruggetjes
Al met al vallen meerkoeten veel meer op. Dat begint al met de jongen die er met hun sprietige oranjegele manen uitzien als punkers. Gaandeweg maakt hun punkoutfit plaats voor een stemmig tenue bestaande uit een witte snavel, een witte bles en een verder geheel zwartgrijze kop. Het aanvankelijk kale rode kopje van waterhoentjes wijkt tijdens het groot groeien voor een donkergrijs kapsel. De snavel kleurt van grijs naar rood met aan het uiteinde een gele punt. Rob: ‘Er zijn verschillende ezelsbruggetjes om de volwassen dieren van elkaar te onderscheiden. Die van mij is: een meerkoet heeft een witte snoet.’

Meerkoeten vallen veel meer op

Een dobber
Ook de onderdanen van de beide zwartgrijze vogels zijn aanmerkelijk anders. ‘Aan de poten van een meerkoet zie je meteen dat deze vogel niet alleen zwemt maar ook over drijvende vegetatie en een zeer drassige bodem loopt’, aldus Rob. ‘Hij heeft lobben aan de poten, dat wil zeggen aan iedere teen een eigen zwemvlies.  Omdat waterhoentjes modderbeesten zijn, zijn zij voorzien van heel erg lange tenen, passend bij een modderleven.’ Ineens haalt hij er een andere vogel bij, de fuut. ‘Die vogel duikt gestroomlijnd, heel mooi. Maar dan de meerkoet. Omdat in zijn verenkleed een grote hoeveelheid lucht zit moet hij veel moeite doen om onder water te komen. Hij maakt een soort sprongetje en trappelt hevig. Belletjes stijgen op. Houdt hij op met trappelen dan plopt hij weer naar boven, als een dobber. Dat blijft een mal gezicht.’

Waterhoentjes op het ijs.