Home Schrijvers over oost Twee rondjes met Jasper

Twee rondjes met Jasper

0

1Jasper heeft een nieuwe riem, omdat ik de andere in de Eifel liet hangen. Hij is prachtig helderblauw, ’s avonds kleurt-ie fel op bij het licht van de blacklights die aan de onderzijde van mijn woongebouw hangen. Van lengte ook precies goed. Zelf rook Jasper er even aan, heel kort, het maakt hem niet uit wat hem inbindt.
Zondagavond laat liepen we ons eerste rondje hier in de buurt, na twee weken Eifel. Daar had Jasper zoals gewoonlijk reeën, herten, roofvogels, eekhoorns en een lynx gezien en geroken. Hier werden we aangeblaft door een groot uitgevallen Jack Russel, die Jones bleek te heten. Hij had een fietslampje op zijn rug.
Jones’ baasje zei: ‘Hé, hé, blaffen, dat doen we toch niet meer?’

Jones en Jasper vonden elkaar erg leuk. Jones bleek een chemisch gecastreerde reu te zijn (en sinds die behandeling blafte hij nauwelijks meer).
Ik zei dat Jasper een half mannetje was.
‘Heeft-ie maar één bal?’ zei de jongen.
‘Nee,’ antwoordde ik, ‘hij heeft een piemel en géén ballen.’
Op een bepaald moment ging Jones op zijn ruggetje liggen zodat Jasper goed bij zijn piemel kon. Daarna ging hij weer staan en kroop Jasper bovenop hem, hij zakte iets door zijn achterpoten en kromde begerig zijn rug. Jezus, dacht ik toen, ik heb een homohond. Nooit eerder zag ik Jasper enige aanstalten maken een teef of reu te bestijgen.
Het baasje van Jones was ook een homo. Het leek de Reguliersdwarsstraat wel, maar we stonden gewoon op de Piet Heinkade, voor een of andere dure koelkastenwinkel. Jones’ baasje zei: ‘Kom je ook weleens op het eiland?’
Even dacht ik dat hij geheimtaal sprak, zoals een rode zakdoek uit je kontzak lang geleden van alles kon betekenen, maar hij bedoelde gewoon het Java-Eiland.
Jazeker, moest ik bekennen, ik kom daar net vandaan. Daarna liepen Jones en zijn baasje weg en Jasper en ik liepen ook weg.
Kort daarop liet ik hem los op het uitrenveldje bij het SBS-gebouw. Het was donker, er waren geen kinderen in de school die daar is. Die kinderen stonden ooit allemaal voor de ramen van de tweede verdieping wild te gebaren toen ik Jasper er losliet. Een paar kinderen knepen hun neus dicht, waarmee ze denk ik bedoelden dat ze niet wilden dat Jasper er poepte, wat hij niet doet en als hij het wél doet, ruim ik alles keurig op. Nu rende en rende en rende hij, alsof hij van blijdschap niet wist wat te doen. Ja, rennen dus.

2 Jasper heeft de lente in zijn kop. Gisteren fietsten we over de Amsterdamse en de Schellingwouderbrug naar Waterland en het eerste wat hij deed, was als een paard gaan rollen in het malse gras. En het ging hem om het gras, dat vochtig was, er lag geen kadaver van een of ander dier. Iets later sprong hij in een prutsloot omdat hij dacht dat de twee eenden die er zwommen daar speciaal voor hem zwommen, en dus precies op die plek zouden blijven drijven, zodat hij ze kon grijpen. Jasper doet net of hij een zere poot heeft, vooral als hij naast me loopt als ik aan het fietsen ben. Maar als hij een andere hond ziet, of zonder fiets loopt, is daar niets van te merken. Op de terugweg – we waren al dik twee uur onderweg – remde hij me zelfs af. Ik kan dan zo verschrikkelijk kwaad worden. Dan ben ik net mijn vader, die drift, dat poestige. Ik ruk hem een paar keer naar voren, tot hij het helemaal verdomt. Dan stap ik af en vraag hem: ‘Wat is er allemaal aan de hand?’ Mijn fiets dondert daarbij natuurlijk om, brommers moeten uitwijken. Hij antwoordt niet, kijkt me aan met die caramelbruine ogen en een paar minuten later draaft hij weer alsof er niets gebeurd is, waaruit ik dan maar concludeer dat hij doet alsof hij een zere voorpoot heeft. In huis negeer ik hem geruime tijd, nog steeds nijdig. En dan kijkt hij weer naar me, met die caramelbruine ogen. Ik gaf hem een reuzenbot, een echt slagersbot, zo’n bot waarvan honden zelfs tegen hun baasjes vervaarlijk gaan grommen. Hij kreeg daar zo’n dorst van dat hij minstens een liter water dronk, en ik vanochtend een enorme plas op het vloerkleed aantrof. Vreemd genoeg word ik dan weer niet kwaad. Ik neem het kleed af met warm water en ga met hem het ochtendrondje doen. Hij speelde tien minuten lang, los, met zijn Portugese vriendinnetje Gizmo op het losloopveldje aan de Ertskade. Het veldje dat binnenkort bebouwd gaat worden, zodat alle honden elders een plek moeten zien te vinden om te rennen. Ik hield scherp zijn rechter voorpoot in de gaten. Niets. Toch vandaag maar niet fietsen.

Gerbrand Bakker is schrijver en columnist. Hij studeerde cultureel werk in Leeuwarden, Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, was ondertitelvertaler en voltooide in Alkmaar de opleiding tot vakbekwaam hovenier. Daarnaast is hij schaatsinstructeur en bijna tien jaar vaste columnist bij De Groene Amsterdammer. Van hem verschenen in 2006 de roman Boven is het stil. In 2007 kwam Perenbomen bloeien wit naar de boekhandel. In 2009 verscheen de bundel columns Ezel, schaap en tureluur en in hetzelfde jaar de roman Juni.  Een jaar later zag de roman De Omweg het licht. Onlangs verscheen Jasper en zijn knecht.

gerbrandbakker.wordpress.com