In de Dapperbuurt zijn zes straten vernoemd naar kroniekschrijvers die inspiratie ontleenden aan Amsterdam. Pontanus schreef als eerste een wetenschappelijke geschiedenis van de stad. Navolgers verzorgden meerdelige stadsgeschiedenissen en glorieuze beschrijvingen over stad, bouwwerken en stadsuitbreidingen.

Geleerden en straatnamen rond het Oosterpark – deel 7
Robert van Andel | Beeld Henk Pouw

Amsterdam in zijn vele aspecten is al eeuwenlang een populair thema voor steeds nieuwe drukwerken. Dat is te zien in boekhandels, het Stads Archief Amsterdam (SAA), de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) en de Universiteitsbibliotheek. Tussen 1875 en 1880 besloot de gemeenteraad stadskroniekschrijvers uit vervlogen tijden te vrijwaren van de vergetelheid door hen te vernoemen in het stadsuitbreidingsgebied dat nu de Dapperbuurt vormt.

Pontanus

De Pontanusstraat kromt zich tegen de spoordijk die de Dapperbuurt scheidt van de Indische buurt; vooral vervangende nieuwbouw bepaalt nu de gevels die uitkijken over het spoor. Pontanus verwierf bekendheid als geschiedschrijver in de toenmalige taal van de wetenschap, het Latijn. Eerst schreef hij over Amsterdam (1611): Rerum et urbis Amstelodamensium historia, en later onder meer over Denemarken (1631) en over Gelderland (1639). Tientallen jaren woonde hij in Harderwijk als hoogleraar aan de Latijnse school, de voorloper van de Universiteit van Harderwijk.

Johannes Isacus Pontanus (1571-1639) ontwikkelde zich tot historicus, maar was een echte vertegenwoordiger van de natuurwetenschap op de grens van de 16de naar de 17de eeuw. Tijdens zijn opleiding aan de universiteiten van Leiden en Franeker in de natuurfilosofie richtte hij zich zowel op de geneeskunde alsook op de sterrenkunde. Als jongeman werkte hij enkele jaren voor de Deense astronoom Tycho Brahe. Hij nam deel aan diens nachtelijke astronomische metingen aan de hemelpositie van de planeten, die bepaald werden met een voor die tijd verbluffende nauwkeurigheid. De schat aan gegevens die Brahe meenam naar Praag, waar hij hoofdastronoom werd aan het hof, hielp Johannes Kepler aldaar concluderen dat de planeten niet in een cirkel- maar in een ellipsbaan door ons zonnestelsel bewegen.

De Latijnse school van Harderwijk van 1599, waar professor Pontanus een van de toonaangevende docenten was, werd vanaf 1648 door de staten van Gelre en Zutphen overgenomen om zo Gelderland een eigen universiteit te bezorgen. In 1811 sloot Lodewijk Napoleon deze universiteit tegelijk met die van Franeker en Utrecht. Alleen Utrecht werd na de Franse tijd duurzaam heropgericht. Terzijde: Hermanus Boerhaave en Carolus Linnaeus behoren tot de promovendi van de Universiteit van Harderwijk.

Dapper

De Dappermarkt geniet grote bekendheid en roept bij Amsterdammers allerlei associaties op. Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat de naam Olfert Dapper (1636-1689) bij hen opkomt. Dapper was een 17de-eeuwse Amsterdammer. Ook hij studeerde geneeskunde, maar zijn plaats in de geschiedenis verkreeg hij met uitgebreide beschrijvingen van verre streken aan de hand van in Amsterdam verzamelde gegevens van zeevaarders en reizigers; zelf bezocht hij deze streken niet. Zijn teksten werden ook uitgegeven in het Engels, Frans en Duits. Zijn handelsmerk luidde ‘Naukeurige beschryvinge van …’. De puntjes vermeldden steeds de naam van de streek die het onderwerp was, bijvoorbeeld ‘Afrikaensche gewesten, Afrikaensche eylanden, Syrië, Palestijn, Asie, Persie, Indien, Sina, Morea / Peloponnesos en Mediterrane eylanden’.

Het is veelzeggend dat hij met de titel van zijn boekwerk in vijf delen over Amsterdam afweek van zijn handelsmerk ‘Naukeurige beschryvinge…’ en koos voor: Historische beschryving der Stadt Amsterdam (1663). ‘Naukeurig’ betekende kennelijk zijn inzet om alles wat hem ter beschikking kwam, impressies, gegevens van logboeken, schetsen, enz. samen te brengen in één verhaal terwijl  ‘historische beschryving’ de feitelijke geschiedenis moest betreffen.

Dappers panorama’s over verre streken ‘uit de tweede of derde hand’ zijn een uiting van de centrale plaats die het 17de-eeuwse Amsterdam innam in de wereldhandel en de kennis over die wereld. De schitterende vloer, Universum van Amsterdam, van de Burgerzaal in het Stadspaleis aan de Dam met drie enorme cirkelvormige land- en sterrenkaarten in marmer, verschaft het perspectief waarin Dappers publicaties staan.

Binnen de etnografie geldt Dapper als een pionier. Er was in Parijs een klein particulier Musée Dapper (geopend 1986, gesloten 2017) met een collectie Afrikaanse etnografica. De Fondation Dapper zoekt nu nieuwe wegen om bij te dragen aan de kennis van de Afrikaanse kunst sinds er in Parijs een nieuw, groot etnografisch museum geopend is, het Musée du Quai Branly.
Domselaer

Gebruikmakend van gegevens uit de werken van Pontanus en Dapper publiceerde de dichter en prozaschrijver Tobias van Domselaer (1611-1685) in 1665 zijn Beschryvinge van Amsterdam. Hij geeft daarin informatie over de stad middenin de 17de eeuw aan de hand van gebeurtenissen, markten, gebouwen en stadsuitbreidingsplannen. In 1682 verschijnt Alle de voornaamste gebouwen der vermaarde koopstad Amsterdam. Het rampjaar 1672 beschrijft Domselaer ‘als liefhebber der waarheyt, uyt eenige authentijke Stukken’. De Domselaerstraat vormt de afsluiting van de Dapperbuurt tegen het terrein van het voormalige Burgerziekenhuis.

Von Zesen

Bij de Mauritskade aan de noordzijde van de Dapperbuurt ligt de Von Zesenstraat, vernoemd naar de Duitse prozaschrijver Philipp von Zesen (1619-1689). Von Zesen was romancier en taal- en literatuurwetenschapper, die in zijn vaderland groot aanzien genoot en in de adelstand verheven werd. Enige tijd woonde hij in Amsterdam. Het kosmopolitische karakter van de stad maakte indruk op hem en hij schreef een wandelgids ten dienste van toekomstige bezoekers: Beschreibung der Stadt Amsterdam.

Wagenaar

De Wagenaarstraat eert Jan Wagenaar (1709-1773), die in 1758 in stedelijke dienst kwam als stadshistorieschrijver. Aanvankelijk was hij amateur historicus naast houthandelaar. Al schrijvende ontwikkelde hij zich tot beroepsgeschiedkundige met een hang naar volledigheid, wat leidde tot zijn 23-delige De Vaderlandsche Historie vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden. Eenmaal in stedelijke dienst had Wagenaar toegang tot het Amsterdamse stadsarchief en tussen 1762 en 1768 verscheen in dertien delen Amsterdam, in zyne opkomst, aanwas, geschiedenissen, voorregten, koophandel, gebouwen, kerkenstaat, schutterye, gilden en regeeringe, rijkelijk geïllustreerd met kopergravures door Jacobus Houbraken en Hendrik Pothoven. Een facsimile heruitgave uit 1971 is te vinden in de hal van het Stadsarchief.

Commelin

De stadskroniekschrijver Caspar Commelin (1636-1693) wordt gememoreerd met de Commelinstraat. Hij was een telg uit een protestantse familie die in de tweede helft van de 16de eeuw vanuit de Spaanse Nederlanden naar Holland trok. De familie Commelin is gekenmerkt door generaties boekhandelaren, uitgevers en historici, en daarna door generaties plantkundigen / botanici. Caspar verzorgde in 1691 een herbewerking van Beschryvinge van Amsterdam” van Tobias van Domselaer terwijl Caspars vader Isaac ook al betrokken was geweest bij de eerste uitgave van dit werk in 1665. Omdat de Commelinstraat een zijstraat van de Linnaeusstraat is, is het een leuk weetje dat Jan Commelin, broer van Caspar, een van de initiatiefnemers van de Amsterdamse Hortus Botanicus was. Caspar (junior) (1668-1731) trad in de voetsporen van zijn oom als botanicus met publicaties en een hoogleraarschap aan het Atheneum Illustre. Van Linnaeus is bekend dat hij met zijn indeling van het plantenrijk gebruik gemaakt heeft van gegevens van Jan en Caspar (junior).

Alle genoemde stadskronieken zijn beschikbaar bij de Universiteits Bibliotheek.