Het was windkracht 7. Stormpje over Amsterdam-Oost. Bladeren dansten door de straten, de vlaggen stonden strak en fietsers baanden zich kromgebogen over hun stuur een weg tegen de wind in. Langs de Kattenburgergracht stonden twaalf meeuwen met hun snavel tegen de wind gelaten te wachten tot de storm zou luwen. Zo leek het tenminste. Ze zagen er tevreden en weldoorvoed uit. Stonden er relaxed bij. Zo te zien maakten ze zich geen zorgen over de vogelgriep, het aantal coronabesmettingen, de problemen bij the voice en binnen de molshoop, de toestand met Rusland en Oekraïne, of de warboel bij het nieuwe kabinet.
Straks, als de wind ging liggen kozen ze het luchtruim en vlogen ze onbekommerd naar nieuwe horizonten. Op weg naar nieuwe avonturen. Net zo makkelijk. Ze leken tegen de langskomende wandelaar te zeggen: Jullie mensen met je gedoe, lekker puh, daar vliegen we hoog boven en kijken op jullie kleinzielige gedrag neer