Home IJopener Simone Slotboom | Zie ze vliegen

Simone Slotboom | Zie ze vliegen

0

Simone Slotboom

Ik zie ze vliegen. Even ging het beter. Hoopte ik. Maar ik zie ze weer vliegen. Nog steeds. Al vijf maanden lang. Eerst dacht ik: het ligt aan mij. Ik ben het probleem. Ik ben de oorzaak van alle ellende. Maar nee. Ik maak deel uit van een groter geheel. Een groter probleem. Al is mijn omgeving nog onbewust. Ik lijk een roepende in de woestijn. Een Cassandra. Een ziener die niet gezien wordt. Niet gehoord. En al helemaal niet erkend. Waarschuwend voor het paard van Troje. Hoe hard ze ook roept, het is tevergeefs. Zelfs als ik ze aanwijs: kijk daar! Daar! Daar vliegt er één! Dan nog is de interesse matig. De reacties variëren van een opgetrokken wenkbrauw tot een: ik heb nergens last van. Ook geliefd is: overal vliegt wel eens iets. Op zich klinkt dat reëel. Maar het is net als met leugens. Als je er bij toeval één ontdekt, zijn er meestal meer. Veel meer. Meer dan je lief is.

Ik zie ze dus vliegen. Gek word ik ervan. Telkens als de rust terugkeert en ik denk dat de crisis voorbij is, dan zie ik er weer één. Vliegend in de hal, de woonkamer, een slaapkamer, de keuken of de serre. En nee: geen vlieg of fruitvlieg. Ook geen mug. Ik zou een moord doen voor muggen, eerlijk gezegd. Zelfs zilvervisjes kan ik nu waarderen. Die blijven in een hoek, onder de plint. Lekker voorspel- en vindbaar. Kennen hun plek: vochtig, donker en laag bij de grond. Dit vliegt en fladdert overal heen. En dropt wel driehonderd eitjes per keer. Bommenwerpers die al rondcirkelend hun destructieve lading afgooien. En je weet niet waar. Want dat doen ze stiekem in het donker, als jij slaapt.

Ik zie ze vliegen en kan het niet meer ont-zien. Dacht ik vroeger: ach, een nachtvlindertje. Nu gaat mijn alarm keihard af: motten! En niet zomaar één. Ik heb de Indische meelmot in huis. Dat kreng is niet kapot te krijgen. Als je die eenmaal hebt, kom je er bijna niet meer vanaf. Zie je er af en toe één vliegen, dan zit je huis meestal vol. Vol larven. Ze eten alles wat los en vast zit en vreten zich overal een weg door, zelfs door plastic zakken en verpakkingen. Of nestelen zich in een leeg verstelgaatje in de keukenkast. Het valt amper op: een dichtgegroeid gaatje. Met een soort spint of web. Plakkerig. Nauwelijks weg te zuigen. Erg vasthoudend, zeg maar. Ingezoomd zie je wat met het blote oog nauwelijks waarneembaar is: het zit vol larfjes. Minstens zes. In één gaatje.

Mijn keuken is nu maanden leeg. Al het eten zit in de koelkast. In hermetisch afgesloten Tupperware. Een gevulde voorraadkast is er niet meer. Ik val wel lekker af zo. Snacken zit er niet meer in. Soms trek ik automatisch een kastje open. En zie lege planken. Brandschone lege planken. Met alleen hier en daar een zakje lavendel, kruidnagel en laurierblad. Of balletjes cederhout. Op de kasten staan mottenvallen. In alle kamers brandt etherische olie: een mix van lavendel, tea tree en eucalyptus. Bij in- en uitgangen staan rozemarijn- en tijmplantjes. Alles wat de mot niet mot, heb ik in huis gehaald. En al het voedsel weggegooid. Ook wat nog dicht zat. Dat is stap één. Stap twee is alles afnemen met azijn en bleek. Dan de stoomreiniger. Elk hoekje, kiertje en gaatje. Nadrogen met een hete föhn. Sla niets over. En check alles. Zie je ze toch weer vliegen? Dan doe je het opnieuw.

Ze ziet ze vliegen. Ik hoor het u denken. Dat had ik voorheen ook gedacht. Toen er nog geen larve uit de citruspers kroop. En er geen rupsen ongezien verpopten binnen in de lichtschakelaar. ‘Zodra er geen voedsel meer te vinden is, kruipen ze naar buiten’, legt de ongedierte-expert van de GGD mij uit. Het kan wel een half jaar duren. Dus hou vol, u bent er waarschijnlijk bijna. Behalve als u de bron niet bent of als ze in een spouwmuur zitten.’

Nu zie ik ze pas écht vliegen. Binnen en buiten. En van buiten naar binnen. Overal. In de gemeenschappelijke hal, de gangen, de boxen. De inpandige containerruimtes en zelfs op de houten kozijnen. Ze zitten overal. Verscholen. Uit het zicht. Volwassen motjes zijn één, maximaal twee centimeter groot. Dus wees gewaarschuwd. Wacht niet tot ze bij je ingetrokken zijn. Trek meteen aan de bel. Zonder meldingen doet niemand iets. En ze vermenigvuldigen zich exponentieel snel. Hoe je eraan komt, is simpel. Ze vliegen naar binnen op zoek naar een geschikte plek om zich voort te planten, liefst warm, donker en in de buurt van voedsel of dierlijk materiaal. Hoe je ervan afkomt? Moeilijk dus. Maar hoe eerder je erbij bent, hoe sneller. Onderkenning van het probleem is de eerste stap naar een oplossing. Monsters groeien in het donker. En motten dus ook. Dus begin bij het begin. Doe wat ik doe. Zie ze vliegen.